Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Minister, mijn vraag om uitleg gaat over het volwassenenonderwijs en heel specifiek over de knelpunten die de Vormingsleergangen voor Sociaal en Pedagogisch Werk (VSPW’s) in Vlaanderen ervaren. Een hele tijd geleden heb ik een overlegmoment gehad met de VSPW’s. Zij vonden het heel belangrijk om een aantal bekommernissen, maar ook een aantal moeilijkheden waarmee zij kampen, op tafel te leggen. Ze verwachtten dat ik dit met u zou bekijken. Ze vinden het nodig dat we ons buigen over een aantal punten. Ik zal ze nu aan bod brengen, met de vraag op welke manier we daarmee vanuit het beleid kunnen omgaan.
Een eerste probleem dat ze ervaren, is dat ze heel veel administratieve taken moeten vervullen in hun studiegebied. Ze bereiken cursisten uit heel verschillende sociaal-economische situaties die instromen en vanuit hun vooropleiding en het projecttraject dat ze verder willen afleggen, vragen of ze in aanmerking komen voor vrijstellingen. Daarbij moeten heel wat documenten worden ingevuld, in verband met kinderbijslag, RVA, VDAB, betaald educatief verlof enzovoort. In vergelijking met andere opleidingen binnen de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) moeten de VSPW’s, vanwege de kenmerken van de cursisten, een pak meer administratieve taken vervullen. Ze doen dat met veel plezier, maar het is toch heel moeilijk om dat rond te krijgen met de omkadering die er momenteel is. Vooral voor het geven van vrijstellingen is het een opgave. Het vraagt heel wat tijd en middelen. En als ze vrijstellingen geven, genereren ze natuurlijk geen omkadering, wat het des te moeilijker maakt.
Ze stellen ook dat er in andere studiegebieden bijkomende punten worden gegeven in de enveloppe. Zij hebben dat niet. Verder maken ze ook de vergelijking met de financiële middelen die ter beschikking worden gesteld van de VDAB voor een gelijkaardige opdracht. Er is een groot verschil vast te stellen. Vanwaar die verschillen? Moet dit zo worden aangehouden?
Een tweede element gaat over de begeleiding van de cursisten zelf. Ze hebben een heel divers publiek. Er zijn oudere cursisten. Er zijn mensen die in kansarmoede leven en inspanningen doen om bijkomende opleidingen te volgen opdat ze werk vinden om zo uit de kansarmoede te geraken. Er is ook een toenemende groep jongeren die er na hun secundair onderwijs voor kiezen om bij de VSPW’s een opleiding te volgen. Het gaat ook heel vaak over mensen, cursisten die extra zorg nodig hebben, extra begeleiding. Ook binnen de VSPW’s heeft men te maken met leerproblemen en met mensen die op psychosociaal vlak extra aandacht en extra begeleiding nodig hebben.
Ze stellen vast dat er binnen het leerplichtonderwijs wel aandacht voor is, dat er expertise aanwezig is en een zekere omkadering. Zij hebben dit niet, maar ze hebben wel de mensen die deze zorgen en noden hebben. Ze vragen of er in de toekomst vanuit de overheid een gepast antwoord kan komen op hun vraag.
Wat betreft de taalontwikkeling, stellen ze dat ze ook heel veel anderstaligen bereiken die een opleiding willen volgen. Ze willen ook werk maken van het leren van het Nederlands, ze willen daarom graag parallel aan hun andere opleiding ook geletterdheidsmodules volgen binnen een VSPW. Hier blijkt duidelijk het onderscheid met de centra voor basiseducatie (CBE). Daar wordt de opleiding gratis aangeboden, terwijl binnen de VSPW aan de cursisten een vergoeding moet worden gevraagd. Ze vragen zich af waarom dit verschil bestaat, en of er een mogelijkheid is om de verschillen weg te werken zodat er geen bijkomende drempels moeten worden ingebouwd voor de cursisten die extra inspanningen wil leveren, inspanningen die ook wij belangrijk vinden.
Een volgende punt dat ze aankaarten, is de problematiek van de opleidingsprofielen. Elke wijziging eraan brengt heel wat administratief werk met zich mee. Ze vragen in welke mate daaraan tegemoetgekomen kan worden. Verder stellen ze ook dat bepaalde opleidingsprofielen binnen het secundair volwassenenonderwijs echt wel toe zijn aan een aanpassing, vernieuwing of herstructurering. De opmaak van de Vlaamse Kwalificatiestructuur vormt hier op dit moment een belemmering voor. Ze moeten een beroep doen op oudere profielen in afwachting van die beroepenstructuur. Ze zijn vragende partij om snel stappen vooruit te zetten. Ze willen deze problematiek graag aankaarten.
Een volgend probleem is de beperking in hun groei, maar tegelijk hebben ze ook een heel grote vraag van mensen die de opleiding bij hen willen volgen. Ze stellen dat er ook nood is aan mensen die willen kiezen voor zorgberoepen. Die mensen zijn er, maar de VSPW’s moeten werken met wachtlijsten. Die zijn bovendien niet transparant en de communicatie erover is heel vaag. Ze stellen zich de vraag of het echt nodig is om de beperking aan te houden, of er een mogelijkheid is om dit te herbekijken.
Ze melden ook dat de samenwerking met de VDAB met betrekking tot de invoering van gegevens in de databank ‘Mijn Loopbaan’ moeilijk blijft. Ze vragen of kan worden bekeken hoe het vlotter kan. De algemene samenwerking met VDAB verloopt heel vlot, maar dit is een moeilijk punt.
Minister, weegt er inderdaad een extra administratieve opdracht op deze centra in vergelijking met de andere?
Wat betreft de financiële kant: kan er in de toekomst bij het vormgeven van de hervorming van het volwassenenonderwijs rekening worden gehouden met de verschillende knelpunten die worden ingebracht?
Zijn er in verband met de groei die nu beperkt wordt, mogelijkheden om daar een wijziging in aan te brengen?
Zijn er wat de punten van de VDAB betreft, mogelijkheden om verbeteringen aan te brengen?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Helsen, ik dank u voor de uitgebreide vraagstelling. Het studiegebied personenzorg in het secundair volwassenenonderwijs telt op dit ogenblik negen opleidingen. Voor die opleidingen vormt de stage een belangrijk onderdeel. U weet dat voor stages rekening moet worden gehouden met de welzijnswetgeving en de arbeidswetgeving, wat inderdaad extra administratie met zich kan veroorzaken. Dit geldt ook voor een aantal andere opleidingen van het volwassenenonderwijs, het leerplichtonderwijs en het hoger onderwijs.
Wat de algemene klachten over administratieve rompslomp betreft, verwijs ik naar de operatie Tarra die is opgebouwd met focus op het leerplichtonderwijs. Maar de suggesties die gedaan worden, onder meer in verband met onderwijsvreemde regelgeving, curriculum en kwaliteitsbewaking, zijn zeker ook relevant voor het volwassenenonderwijs. De operatie Tarra en de resultaten ervan kunnen hier worden toegelicht zodra de commissie er klaar voor is – ik heb dat trouwens al eerder gesuggereerd.
Voor de opleidingen van het studiegebied personenzorg werden een aantal uitbreidingsmodules toegevoegd aan de bestaande opleidingsprofielen. Er zijn ook inspanningen geleverd om de transparantie te verhogen en de rompslomp te beperken. Zo is het voor mijn administratie al een stuk eenvoudiger geworden om bij een kleine aanpassing van het opleidingsprofiel, bijvoorbeeld de toevoeging van een uitbreidingsmodule, de databank DAVINCI minimaal aan te passen. Enkel bij nieuwe opleidingen of een grondige actualisering van opleidingen worden nog nieuwe administratieve codes aangemaakt in de databank.
Wat betreft de financiering voorziet het decreet betreffende het volwassenenonderwijs in bijkomende puntenenveloppen, enkel voor nijverheidstechnische studiegebieden, namelijk auto, boekbinden, bouw, decoratieve technieken, diamantbewerking, grafische technieken, hout, juwelen, koeling en warmte, lederbewerking, mechanica-elektriciteit, mode, smeden, textiel en voeding. Deze punten kan men aanwenden voor onder andere aanstellingen in het ambt van technisch adviseur. In het nieuwe financieringssysteem, waar we op dit ogenblik nog aan werken, zullen we aandacht besteden aan de mogelijkheden voor de uitbouw van een middenkader voor de centra. In de visietekst die nog moet worden goedgekeurd, zullen we bijzondere aandacht besteden aan het knelpunt van de meest kwetsbare doelgroepen die veel te weinig de weg naar het volwassenenonderwijs vinden. Ik ga daar nu niet verder op in. We moeten eerst een consensus bereiken over een visietekst binnen de Vlaamse Regering. Daar wordt nog aan gewerkt.
Collega, het gaat inderdaad over een zeer specifieke financiële tegemoetkoming van 30 euro die centra per cursist ontvangen van de VDAB indien de cursist is ingeschreven in een beroepsopleiding die erkend is door de VDAB en voldoet aan de voorwaarden van het VDAB-contract. Voor deze cursisten moeten de centra verschillende gegevens invoeren in de databank ‘Mijn loopbaan’ van de VDAB. Er zijn ondertussen al principiële afspraken gemaakt over de automatische uitwisseling van de participatiegegevens. De reden is dat er ook gegevens moeten worden ingevoerd over de kosten voor kinderopvang en de berekening van de vervoerkosten. Dat kan veel automatischer dan het nu gebeurt, maar daar moeten afspraken over worden gemaakt. De uitvoering daarvan heeft wat vertraging opgelopen maar men meldt mij dat zeer binnenkort, onverwijld, de dubbele registratie overbodig zou moeten worden waardoor de administratieve last voor de centra een stuk beperkter zou zijn.
De opdracht van de VDAB en die van onderwijs zijn niet helemaal dezelfde, dat weet u uiteraard. Onderwijs wil mensen, ongeacht hun leeftijd, de kans geven om competenties en vaardigheden aan te leren, om zich als persoon te versterken. Dat kan zijn in functie van sociale integratie of om professionele redenen. De VDAB is regisseur op de arbeidsmarkt en moet mensen toeleiden naar de arbeidsmarkt. Het is in een aantal gevallen noodzakelijk dat iemand zijn competenties bijspijkert om op de best mogelijke manier de band met de arbeidsmarkt opnieuw te kunnen aanknopen.
Ik heb in mijn beleidsbrief aangegeven dat het voor mij van belang is om ook in het kader van de nota over de centra voor volwassenenonderwijs en de centra voor basiseducatie hen ook verder aan te zetten tot nog meer samenwerking, onder andere met de VDAB of met onderwijskwalificerende opleidingstrajecten (OKOT).
De vraag om in vrijstelling van het inschrijvingsgeld te voorzien voor de geletterdheidsmodules is niet nieuw. Deze kwam in het advies van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) aan bod, en ook bij de onderhandelingen over vorige onderwijsdecreten. We zijn daar niet op ingegaan vanwege budgettaire redenen. Op dit ogenblik geniet al bijna een op twee cursisten binnen het volwassenonderwijs een volledige of gedeeltelijke vrijstelling van inschrijvingsgeld. Een evaluatie van de vrijstellingscategorieën moet zeker worden meegenomen in het nieuwe financieringssysteem. Ik heb er eerder al op gewezen dat dat een enorm ingewikkelde zaak is wie voor wat vrijstelling geniet.
Voor het toekennen van gratis dyslexiesoftware aan scholen werd in het verleden een beroep gedaan op de vzw Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB). Voor de volgende twee schooljaren is dit toevertrouwd aan het Katholiek Onderwijs Vlaanderen, weliswaar met de opdracht dit netoverschrijdend te behandelen. Het budget waarin jaarlijks in de begroting voorzien wordt voor dyslexiesoftware, is 50.000 euro. Aangezien er heel veel scholen uit het leerplichtonderwijs uit de boot vallen, kunnen we niet zo gemakkelijk die uitbreiding in het volwassenenonderwijs realiseren, maar het is een terecht punt dat we zeker in de toekomst moeten proberen op te lossen. We zijn nu een piste aan het verkennen of het mogelijk zou zijn om in een spreiding over alle onderwijsinstellingen in Vlaanderen te voorzien. Daar zit nog een licentiekwestie tussen. Dat is niet zo evident.
Ook voor het volwassenenonderwijs bestaan er specifieke onderwijsleermiddelen, met name voor het inschakelen van tolken Vlaamse Gebarentaal of schrijftolken, het terugbetalen van kopieën notities medecursisten en het aanpassen van lesmateriaal, zoals het omzetten in braille, kopieën die groter zijn, digitale omzettingen en grootletterdruk op maat. Die speciale onderwijsleermiddelen kunnen in het volwassenenonderwijs echter niet worden aangewend voor de aankoop of herstelling van technische hulpmiddelen zoals computerapparatuur, tafels en stoelen.
Uiteraard is het voor de centra van groot belang om tijdige en duidelijke communicatie te ontvangen over de toegekende groei voor hun opleidingen. De groeinorm moet jaarlijks worden vastgelegd door de Vlaamse Regering. Het opstellen van een gefundeerd dossier kan maar als er zicht is op de huidige evolutie in het aantal lesurencursist en er op basis daarvan een inschatting kan worden gemaakt met betrekking tot de te verwachten groei. Dankzij de elektronische databank DAVINCI is nu wel al veel sneller info ter beschikking. Maar er moet rekening worden gehouden met het feit dat de referteperiode loopt tot 31 maart. Daarna loopt een verificatieperiode tot 31 mei en mogelijkheid voor de centra voor een eventueel beroep. Tot 31 mei kunnen ook overhevelingen, fusies en overdrachten worden gemeld en moet de administratie deze gegevens nog kunnen verwerken.
Ten slotte is er ook nog de beoordeling van de aanvragen gecombineerd onderwijs door inspectie en de commissie Hoger Onderwijs tegen 15 juni. Heel die cascade aan mogelijkheden maakt dat het definitieve pakket lesurencursist pas op 17 juni beschikbaar is voor de berekening van de omkadering. Ik besef dat dit laat is, we hebben er al over gepraat, maar het is de meest scherpe timing binnen de huidige regelgeving.
In de huidige regelgeving geldt er een groeinorm voor de basiseducatie, het secundair volwassenenonderwijs, hbo5 en de specifieke lerarenopleiding. Voor de basiseducatie is in 2,59 procent voorzien en voor de andere opleidingen 0,8 procent. Een hogere groeinorm invoeren voor het studiegebied personenzorg zou niet alleen een decreetsaanpassing vragen, maar om dit budgettair neutraal te houden, zouden we andere studiegebieden van het secundair volwassenenonderwijs een lagere groeinorm moeten geven. We moeten dit globaal bekijken, zowel de toekomst van ons volwassenenonderwijs als de manier van financieren.
Zoals gezegd hebben de onderwijsinstellingen en de VDAB elk een eigen focus. Ze moeten zo efficiënt mogelijk samenwerken. Dat zal maximaal in het voordeel spelen van de cursist. Zeker de werkzoekende cursisten die door de VDAB begeleid worden, hebben behoefte aan goede trajectbegeleiding. Bovendien zijn de middelen binnen de verschillende beleidsdomeinen beperkt. Daarom is communicatie en afstemming tussen de instellingen van cruciaal belang.
De beleidsdomeinoverschrijdende begeleidingscommissie voor onderwijskwalificerende opleidingstrajecten zal daarom de samenwerking in OKOT blijven opvolgen en stimuleren. Door in te zetten op die doorgedreven samenwerking wil ik de instellingen aanzetten de krachten te bundelen ten voordele van zowel cursist als maatschappij.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Operatie Tarra is vooral gericht op het leerplichtonderwijs en niet zozeer op het volwassenenonderwijs. Kan daar een uitbreiding gebeuren? Op welke manier kan dat voor het volwassenenonderwijs worden georganiseerd? U wilt de administratieve planlast wegwerken. Kunt u dat zeker meenemen voor het volwassenenonderwijs zodat er ruimte komt voor andere opdrachten?
U vindt het belangrijk om die elementen mee te nemen in de hele hervorming van het volwassenenonderwijs en om de financiering te bekijken. Momenteel zitten we met een verouderde regelgeving. Wat de nijverheidsrichtingen betreft, is het belangrijk dat er een extra kader komt voor de technische begeleiding. Het is goed dat er een middenkader komt voor alle opleidingen.
Vanuit deze opleiding wordt vooral het signaal gegeven dat cursisten die binnenkomen soms, niet altijd, regelmatig extra begeleiding nodig hebben op hun traject. In het verleden was daar geen aandacht voor, ervan uitgaande dat volwassenen zelfstandig kunnen functioneren. Nu blijkt dat in de verschillende centra de situatie toch wel anders is en dat ze het best ruimte krijgen om aan die begeleiding te werken.
In het leerplichtonderwijs spreken we over leerlingbegeleiding. Ik denk dat we onder ogen moeten zien dat in het volwassenenonderwijs ook een vorm van cursistenbegeleiding nodig is. De vraag is nog niet gesteld door de VSPW’s, maar bij het uittekenen van het middenkader moet dat aan bod komen. Ze kunnen vandaag niet rekenen op steun van externe centra zoals het leerplichtonderwijs. Dat kan een beroep doen op een centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) voor vragen, problemen, advies en ondersteuning. We moeten eens bekijken hoe dit voor het volwassenenonderwijs kan worden georganiseerd. Het zal niet in alle opleidingen even nodig zijn, maar de expertise die aanwezig is, moet ter beschikking worden gesteld van de centra die de cursistenbegeleiding doen.
De opdracht van de VDAB is anders en vraagt een zekere trajectbegeleiding. De centra van de VSPW hebben toch vragen of die trajectbegeleiding van de VDAB zoveel meer inspanningen vraagt naar de cursisten dan de vrij intensieve begeleiding die zij moeten uitbouwen. Ze hebben de indruk dat die opdracht niet zo erg verschillend is. Het lijkt me interessant om dit verder te bekijken, en om de omkadering bij de VDAB en bij de CVO’s te vergelijken en na te gaan of ze tegemoetkomen aan die noden.
Het is inderdaad een andere begeleiding waarin wordt voorzien, maar de CVO’s zeggen vooral dat ze ook heel veel werk hebben met het goed ondersteunen van de cursisten. We mogen er niet zomaar van uitgaan dat het om mensen gaat die zonder ondersteuning hun studies kunnen afmaken. Het is een totaal andere doelgroep die we steeds meer bereiken. Het is net die doelgroep, waarvan we nog maar pas, bij de bespreking van de beleidsbrief, gezegd hebben dat we ze nog beter willen bereiken binnen het volwassenenonderwijs. We zullen er aandacht moeten aan schenken dat deze mensen meer ondersteuning nodig hebben dan hen enkel en alleen die stap te doen zetten. Ik wil dit zeker ook meenemen in de verdere bespreking van heel dit dossier.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ben het met de meeste van uw opmerkingen eens. Wat Tarra betreft, heb ik daarnet al gezegd dat de voorstellen die binnen Tarra worden gedaan voor een groot stuk ook naar het volwassenonderwijs kunnen worden getransponeerd. Het is evident dat we die meenemen in de oefening. Tarra was in eerste instantie toegespitst op het leerplichtonderwijs, maar als er vereenvoudigingen mogelijk zijn, nemen we die zeker mee. Het antwoord op uw vraag hierover is dus ja.
Ik ben wat aarzelend over uw vraag in verband met de CLB’s, zeker als we kijken naar de toekomstige rol van de CLB’s. Ik hoed me ervoor om te zeggen dat de CLB’s ondersteuning zullen bieden aan alle centra voor volwassenenonderwijs. We moeten daar voorzichtig mee zijn. Ik vind het wel een terechte opmerking. De VDAB heeft track-begeleiders. Als je wilt inzetten op die meest kwetsbare groep, die we nu moeilijk bereiken, om dat diploma secundair onderwijs te behalen, is er een stukje meer begeleiding nodig. We moeten kijken op welke manier dat optimaal kan gebeuren.
Volwassenonderwijs volgen om het diploma secundair onderwijs te behalen, of in een traject zitten van de VDAB, zijn wel twee verschillende situaties. Ook de manier waarop de cursisten worden gemotiveerd en gestimuleerd, zal dan wellicht verschillend zijn. Ik ben zeker bereid om dat mee te bekijken. We kunnen bijvoorbeeld, inzake financieringsmechanismen, kwetsbare cursisten zwaarder laten doorwegen. Zo ontstaat een marge. Die instrumenten helemaal gelijkschakelen, lijkt me geen evidente keuze.
Op dit ogenblik zijn we pistes aan het verkennen, er is nog geen definitieve beslissing. Maar u hebt wel een punt dat, wanneer we willen inzetten op de meest kwetsbare groep, er meer nodig zal zijn dan het cursusgeld op 0 euro brengen.
Het belangrijkste punt dat we moeten meenemen in de hervorming is dat er bijzondere aandacht moet zijn om die doelgroep die we willen bereiken, ook aan boord te kunnen houden dankzij extra begeleiding. Het klopt dat het niet voor de hand ligt om de CLB’s zomaar die opdracht te geven. Nu hebben de CLB’s een informatieopdracht ten aanzien van volwassenen. Die begeleidingsopdracht kunnen ze er niet zomaar bijnemen. We moeten onderzoeken welke ondersteuning de centra voor volwassenenonderwijs nodig hebben om de cursisten op een professionele manier te kunnen begeleiden. Nu geven ze aan dat ze dat niet op eigen kracht kunnen. Die vraag klinkt bijvoorbeeld ook vanuit het dko. Ze hebben daar met dezelfde kinderen te maken als in het leerplichtonderwijs, die daar ook gedragsproblemen vertonen en waarvoor ze de expertise missen. We moeten globaal bekijken welke ondersteuning vanuit welke organisatie kan of moet worden aangeboden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.