Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Mijn vraag over redactionele vrijheden is ingegeven door een aantal incidenten, dat weet u ook collega’s, en ook door een aantal beslissingen, bijvoorbeeld in deze hoofdstad. Ik combineer in deze vraag enkele dingen.
In een democratie gaat de trias politica uit van een sterke scheiding van de machten. Maar de geschiedenis toont natuurlijk aan, dat weten we allemaal, dat de verhoudingen tussen die machten evolueert. Sommige elementen leiden daar soms zinvol toe, maar kunnen soms ook ten kwade zijn.
Naast de drie machten is er in de loop van de geschiedenis, gelukkig maar, een vierde macht ontstaan, met name de pers, als de vrije waakhond, als vertolker van dissidente meningen of als stem van klokkenluiders of wat dan ook. We hebben deze ochtend al verschillende voorbeelden besproken van het belang van die vrije stem.
Het beangstigt mij wel dat de journalistieke en redactionele vrijheden plots niet meer als evident worden beschouwd. Dat is zeker het geval als er publieke financiering aan de orde is. Als er gedeeltelijk of volledig publieke financiering is, wordt dat plotseling wel weer een voorbeeld van de strijd tussen in dit geval de eerste en de vierde macht, vaak tussen parlementsleden of politici, ook van de uitvoerende macht, en de pers. We hebben een aantal voorbeelden gehad, collega’s, van ministers die vonden dat x of y niet kon. Minister Schauvliege heeft een opmerking gemaakt, staatssecretaris Francken vond ook deze week dat een kop op deredactie.be niet kon. Het ging over de Poolse verkiezingen. Er is het verhaal van ‘De afspraak’. Het deint wat verder uit. Ik wil nog een leuke tweet citeren: “De programmatie en visie @canvastv is een miskleun. Als @Luc_Rademakers en co geen conclusies trekken dan politiek #dotaties @de_NVA” Voor wie de bron wil kennen, zal ik die wel eens buiten deze vergadering vertellen.
Ik kom ook graag, of eerder met pijn in het hart, nog eens terug op de Vlaams-Brusselse Media enkele maanden terug. Een van de laatste beleidsdaden van de toenmalige CEO was het ontslaan van de hoofdredacteur van Brussel Deze Week. Het is merkwaardig dat in de hele commotie rond de Brusselse nieuwsmedia, dat ene facet de laatste maanden langzaam maar zeker uit het beeld is verdwenen, met name de positie van een hoofdredacteur die voor de journalistieke inhoud voor Brussel Deze Week verantwoordelijk was. Dit ontslag was vooral in journalistieke kringen een punt waar heel veel over gesproken wordt. De Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) had het in dit kader trouwens over een “trieste illustratie van hoe louter commercieel denken het in de media overneemt van maatschappelijke relevantie en verantwoordelijkheid”. Minister, een aantal vooraanstaande journalisten en publicisten ging in een open brief nog een stuk verder en riep u, uw collega-ministers en de raad van bestuur op om het ontslag ongedaan te maken. Ik citeer uit hun oproep: “We zouden graag zien, geachte heren ministers, dames en heren bestuurders, dat u het wijdverbreide vermoeden ontkracht dat hier politieke en/of commerciële motieven de doorslag hebben gegeven.”
Ik moet nu, enkele maanden later, vaststellen dat er van deze oproepen eigenlijk niets gekomen is, integendeel, het wordt bewust wat stiller. Ik kan u wel zeggen dat mijn mailbox en mijn Facebook Messenger nog altijd niet helemaal stilgevallen zijn. De incidenten op de VRT, die niet alleen staan, onderlijnen nog eens die spanning die in de samenleving toeneemt.
Minister, ervaart u ook dat de redactionele vrijheden steeds vaker in vraag worden gesteld, hetzij uit commerciële, hetzij uit politieke hoek? Hoe staat u tegenover de commerciële en politieke druk op redacties? In welke mate kunnen en mogen de politiek, of de politiek benoemde bestuurders van bepaalde media, invloed uitoefenen op de berichtgeving op en programmering van deze media? Welke initiatieven zult u nemen om de redactionele vrijheden te vrijwaren? Hoe reageerde u op de open brief waarin u werd opgeroepen om het ontslag van de hoofdredacteur van Brussel Deze Week te herroepen? Had u hierover overleg met de journalisten en hun vereniging? Wat was daarvan het resultaat?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Caron, de mediatisering en vooral de digitalisering van de media – u weet wat ik bedoel met mediatisering van de media – via het internet hebben geleid tot verscherpte concurrentie tussen de verschillende mediagroepen, met als gevolg dat berichtgeving sneller moet worden gemaakt en dat dus ook meer druk, ook commercieel, op journalisten komt te liggen. Ik stel ook vast dat in een maatschappij waarbij vragen gesteld worden over alles en iedereen, de pers zelf ter verantwoording wordt geroepen. Dit is ook niet onlogisch: de pers is de waakhond in de samenleving, maar ook de waakhond wordt nu het voorwerp van maatschappelijk debat.
Dat neemt niet weg dat artikel 25 van de Grondwet, “de drukpers is vrij”, een grondrecht is en blijft. Redactionele autonomie is met andere woorden een basisvoorwaarde voor het journalistieke beroep. Redacties moeten vrij en onafhankelijk kunnen bepalen welke nieuws ze brengen en hoe, uiteraard met respect voor alle wettelijke en deontologische beperkingen. De diverse redactiestatuten moeten dan ook solide genoeg worden opgebouwd om in de nodige garanties te voorzien om de journalistieke onafhankelijkheid van politieke en andere druk te vrijwaren.
U vroeg in welke mate de politiek, of de politiek benoemde bestuurders van bepaalde media, invloed kunnen en mogen uitoefenen op de berichtgeving op en programmering van deze media. De journalistieke code van de Raad voor de Journalistiek is het vertrekpunt. Ze bepaalt dat “de verantwoordelijkheid van de journalist tegenover het publiek een maximale vrijheid veronderstelt en dat deze voorrang heeft op zijn verantwoordelijkheid tegenover zijn werkgever en die tegenover de overheid. De journalist legt zich daarbij evenwel normen op, die volgen uit het respect voor andere fundamentele mensenrechten. Die normen vloeien voort uit zijn plicht om waarheidsgetrouw te berichten, onafhankelijk informatie te garen en te verstrekken, fair op te treden en respect te betonen voor het privéleven en de menselijke waardigheid.” Ik sta onverkort achter die bepaling.
Wat de VRT betref, kan ik dit zeggen. Zoals u weet, is de overheid de enige aandeelhouder van de publieke omroep en wordt de raad van bestuur conform de bepalingen van het Mediadecreet samengesteld, wat betekent dat twaalf leden worden aangewezen door de Vlaamse Regering met inachtneming van de evenredige vertegenwoordiging van de politieke fracties in het Vlaams Parlement. Artikel 6 van het Mediadecreet bepaalt dan weer de opdrachten van de VRT, die verder worden uitgewerkt via een vijfjaarlijkse beheersovereenkomst.
In de huidige beheersovereenkomst wordt in de strategische doelstellingen 16 en 17 in ruime mate aandacht besteed aan de nieuwsopdracht van de publieke omroep. Daarin lezen we duidelijk onder meer dat betrouwbaarheid, onpartijdigheid en geloofwaardigheid kernwaarden zijn van VRT Nieuws, dat de VRT haar opdracht op een deontologisch verantwoorde manier dient in te vullen, dat er evenwichtige aandacht moet zijn voor buitenlandberichtgeving en internationale duiding, en dat onderzoeksjournalistiek een structurele plaats moet krijgen. Men zou hieruit kunnen afleiden dat tot op zekere hoogte de politiek of het beleid op die manier de journalistieke opdracht van de VRT beïnvloedt. Dat ligt in volledige balans met de code van de Raad voor de Journalistiek.
Ook voor de VRT ligt de redactionele autonomie, onder meer in het redactiestatuut, vast en die moet gegarandeerd worden en blijven. Die onafhankelijkheid betekent ook dat wij als politici, in het licht van onze verhouding tegenover journalisten van openbare media, die journalisten niet mogen beïnvloeden of intimideren. De redactie en de journalisten van de VRT moeten hun opdracht in alle onafhankelijkheid kunnen vervullen, maar wel binnen de contouren van de beheersovereenkomst en het Mediadecreet. De manier waarop de VRT programma’s samenstelt, behoort tot de redactionele autonomie van de omroep.
De journalistieke code van de Raad voor de Journalistiek blijft ontegensprekelijk de leidraad voor journalisten en redacties. Redactionele onafhankelijkheid is een van de vier basispijlers van deze code. In deze context is artikel 9 van de code zeker te vermelden: “De journalist en zijn redactie bewaren hun onafhankelijkheid en weren elke druk. De journalist aanvaardt slechts redactionele richtlijnen van de redactieverantwoordelijken. De journalist heeft het recht om opdrachten die niet stroken met de journalistieke ethiek te weigeren.”
Ik zal de code blijven promoten als maatstaf en als toetssteen. Er is niets veranderd ten opzichte van wat ik in deze commissie begin maart van dit jaar aangaf. Ik ondersteun ten volle het principe van zelfregulering en de aanpak van de raad. Ondersteunen betekent niet ingrijpen. Dat zou strijdig zijn met het principe van zelfregulering en uiteindelijk ook met de persvrijheid.
U stelde nog een precieze vraag over het ontslag van de hoofdredacteur van Brussel Deze Week. De open brief kwam er in een moeilijke en gecontesteerde periode. Minister Smet en ikzelf hadden de Vlaams-Brusselse Media (VBM) eerder gevraagd om de noodzakelijke hervormingsoefening opnieuw te doen en hierbij uitdrukkelijk het personeel te betrekken. De raad van bestuur heeft in diezelfde periode aan het management van de VBM een duidelijk kader gegeven met de vraag dit vervolgens voor 15 oktober te concretiseren. Dat is ook gelukt. Zoals we weten, lagen de verhoudingen in die periode tussen de raad van bestuur, het management en de personeelsgroep zeer gevoelig. Ook omdat de Vlaams-Brusselse Media me zelf hebben bevestigd dat er aan het ontslag geen politieke redenen of redenen die te maken hadden met de redactionele standpunten van de hoofdredacteur van BDW ten grondslag lagen, maakte ik de keuze om niet te reageren op de open brief. Ik wilde enige rust brengen en geen olie op het vuur gieten. Het intern overleg en besprekingen over het nieuwe toekomsttraject moesten in alle sereniteit kunnen verlopen.
In de vergadering van de commissie Brussel van 24 juni heb ik mijn standpunt in dezen gegeven. Het past niet dat de politieke overheid zich mengt in de discussie rond de persoon van een hoofdredacteur. Ik heb dat niet gedaan, niet in de positieve zin wie het moest worden en ook niet in de negatieve zin wie het niet meer is. Het mes snijdt aan twee kanten. Het is zeer delicaat. Dus optreden in de ene of andere richting, was niet aan de orde.
Ik wil er verder op wijzen dat in het verleden elk medium zijn eigen redactiestatuut had binnen de Vlaams-Brusselse Media en dat wij de VBM in het najaar 2014 gevraagd hebben om één redactiestatuut uit te werken waarin de redactionele onafhankelijkheid gevrijwaard zou blijven van commerciële, politieke, particuliere en groepsbelangen. Dit is er tot op vandaag niet. Ik weet dat eraan gewerkt wordt. Dat is ook uitsluitend de verantwoordelijkheid van de redactie zelf. Ik heb alleen vrijblijvend gesuggereerd dat men het redactiestatuut van de VRT kan en mag overnemen of als basis gebruiken. De relatie overheid-media is vergelijkbaar.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik vind het goed dat u de code van de Raad voor de Journalistiek nog eens beklemtoont als leidraad. De hoofdredactie is de baas van een journalist en niet de politiek of andere krachten.
We maken ons – ik zal het collectief zeggen – daar misschien allemaal wel eens schuldig aan. Ik wil echter ook zeggen dat journalisten zich daar ook niet meteen door mogen laten sturen of beïnvloeden.
Dit is een kwestie die nog gaande is. De incidenten die er zijn geweest, hebben we in het verleden nog meegemaakt en in de toekomst zullen die blijven komen. Dat betekent niet dat we er geen aandacht voor moeten hebben, integendeel, maar ik wil het ook niet opschroeven of in negatieve zin duiden. Minister, zoals u zegt, de evenwichtsoefening bij de VRT is eigenlijk finaal, op de incidenten en problemen na die er zijn geweest met betrekking tot dat interview en die afspraken. Niemand is zonder fouten. We hebben toch wel een goed model van verhoudingen dat kan worden overgenomen. Ik hoop dat de elementen van beïnvloeding die we de voorbije weken hebben gekend, incidenteel zijn en niet van een tendens getuigen als het gaat over de openbare omroep.
Ten slotte, wat Brussel Deze Week en die open brief betreft, dat is heel delicaat. Minister, het is eigenlijk een beetje merkwaardig dat bij de commotie over het management het redactionele element eigenlijk geen aandacht heeft gekregen, omdat de spanningen tussen personeel, bestuur en management overheersten. Het is niet aan mij om te oordelen of er voldoende autonomie aan de redactie is gegeven in de loop van de voorbije jaren. Er is natuurlijk geen eenvormig redactiestatuut, zoals u zegt, wat ook op een en ander wijst. Ik wil niets zelf insinueren, maar ik zou toch willen vragen, buiten het kader van deze vraag, dat men toch nog eens apart aandacht zou hebben voor de mate van aansturing van de redacties van Brussel Deze Week in die periode. Je hebt immers twee lijnen: de problematiek van het management en de financiering enerzijds en de redactionele aspecten anderzijds. Het ene heeft het andere beïnvloed, en dat had eigenlijk niet mogen gebeuren. Ik wil u vragen om toch eens dat andere facet van naderbij te bekijken.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Mijnheer Caron, ik dank u voor het stellen van deze vraag, hoewel het incident vorige week vrijdag, denk ik, al een goed einde heeft gekregen, toen minister-president Bourgeois een heel duidelijke mededeling heeft gedaan. Minister, ik was daar echt blij mee, en die mededeling was ook nodig. Na het incident met u in de plenaire vergadering, na de uitspraken van minister Schauvliege, ook na de reeks tweets van Louis Ide, die stelde dat Canvas slecht is en dat de subsidies moeten worden afgeschaft, is de indruk immers gewekt dat deze Vlaamse Regering zich maar al te graag bemoeit met de redactioneel onafhankelijke pers. Het was belangrijk dat dat beeld werd rechtgezet, zeker ook ten aanzien van de VRT, die nu duidelijk in de hoek zit waar de klappen vallen. Ik vraag me echt af of men dat zo gemakkelijk zou doen als de VRT echt zo sterk was. Ik hoop echt dat het hiermee stopt, want de politiek geeft geen goed beeld als ze zich in de plaats van de pers wil stellen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de reactie van collega Segers. In een divers medialandschap lijkt het me van zeer groot belang dat we de redactionele onafhankelijkheid, de redactionele vrijheid in ons hart dragen. Dat is belangrijk in een democratie. Het is ook heel goed dat minister-president Bourgeois afgelopen vrijdag nog eens de puntjes op de i heeft gezet, laat me daar duidelijk over zijn.
Minister, ik maak op uit uw antwoord dat u heel sterk steunt op het principe van de zelfregulering. In dezen wil ik toch nog eens een suggestie doen. Ik denk dat ik dat hier ooit al eens heb gezegd. Ik heb die suggestie op tafel gegooid in het kader van de besprekingen van het voorstel van resolutie over de VRT, maar die heeft het niet gehaald. Ik citeer even Juvenalis: “Sed quis custodiet ipsos custodes?” Wie bewaakt de bewakers? Sinds de Romeinse tijd is dat al een vraag die men zich moet stellen. Juvenalis was wel een satirisch dichter, maar dat maakt zijn vraag toch niet satirisch. Het lijkt me een belangrijke vraag.
Naar aanleiding van de bespreking van het voorstel van resolutie heb ik intern binnen de meerderheid geprobeerd om een externe klankbordgroep toe te voegen aan de deontologische organen zoals die nu bestaan bij de VRT. Daarin zouden dan professoren en mediadeskundigen eventueel een toetsing kunnen geven. Dat heeft het niet gehaald. Dat hoeft ook niet, het is ook maar een idee van één fractie hier. Ik zou het echter interessant vinden, omdat de onafhankelijkheid nu toch al een paar keer ter discussie wordt gesteld, om dat debat eens verder te kunnen voeren in deze commissie, samen met de Raad voor de Journalistiek en de Vlaamse Vereniging van Journalisten. Voorzitter, nu richt ik me eigenlijk niet tot de minister, maar tot u. Dat zou hen toelaten om daar ook eens enkele beschouwingen over te maken. Dan zouden we zien of zij bereid zijn om ook externen te betrekken, om enigszins te objectiveren, in het licht van die vraag die men zich al sinds de Romeinse tijd stelt. Ik wil de zelfregulering niet ter discussie stellen, maar ik denk dat in heel erge gevallen het betrekken van externe deskundigen geen kwaad kan. Maar goed, ik wil dat ook voorleggen aan de sector. We kunnen het debat daarover misschien eens verder voeren in de commissie Media. Dat is mijn voorstel. Minister, ik heb niet echt vragen voor u.
De vraag aan de commissievoorzitter lijkt me iets dat moet worden besproken tijdens de regeling van de werkzaamheden.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Brouwers verwijst naar het Romeinse rijk, maar u weet dat dat is gevallen door de Vandalen. Die hebben dat allemaal onderuitgehaald. (Gelach)
Mevrouw Brouwers verwijst ook naar de uitspraak van de minister-president. Ik denk dat die inderdaad bijzonder belangrijk was. Mijnheer Caron, u hebt een paar keer onze partij genoemd.
Ik denk dat de verklaring van de minister-president vorige week een belangrijk signaal is. Men kan en mag kritiek hebben, maar dat mag geen enkele druk zijn op de redacties als zodanig. Een redactie moet in alle vrijheid en onpartijdigheid kunnen werken. Dat is ook onze visie. Dat is hier ook al herhaaldelijk geformuleerd. Wij moeten als politici niet ingrijpen op programma’s of de inhoud van programma’s. Iets anders is dat wij als politici wel vragen mogen stellen als we het gevoel hebben dat er iets schort aan het systeem, aan de machine. Dat is ook wat de voorbije weken is gebeurd.
Mijnheer Caron, u verwijst naar reacties op de sociale media. Ook ik merk, mijnheer Caron, dat collega’s die niets met mediadossiers te maken hebben, zich geroepen voelen om toch tweets te versturen over media. Ik zie dat in alle partijen, ook in de mijne. Als ik hier rond mij kijk, denk ik dat we ons allemaal al geërgerd hebben. Dat is natuurlijk niet plezierig. Over mediadossiers heeft blijkbaar iedereen een mening. Het officiële partijstandpunt van de N-VA, mijnheer Caron, dat hoort u hier en niet her en der op Twitter.
Minister Gatz heeft het woord.
We leven natuurlijk in een democratie die bestaat uit de verschillende ‘aandrijvers’, de vier machten. Die bestaan nog steeds. Dat is een systeem van ‘checks and balances’. Zo werkt het het best. Soms schiet er een gewichtje eens wat te veel door, met de wet van de communicerende vaten gaat een andere gewicht meer naar boven, finaal geraken we altijd weer in een goed of toch werkbaar evenwicht. Dat moeten we bewaken. In die zin heeft iedereen in die vier machten een aantal mogelijkheden maar moet men ook beseffen dat de mogelijkheden niet absoluut zijn en dat men in samenspel met anderen speelt. Ik druk het zeer algemeen uit, ik zeg daarmee niets nieuws, dat is globale achtergrond.
Verder wil ik zeker meegeven dat ik het volledig eens ben met de woorden van de minister-president van vorige vrijdag. De mijne zijn de zijne, de zijne zijn de mijne. Dit is gebeurd na een goede besluitvorming daarover binnen de Vlaamse Regering, die daar ook achter staat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.