Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, net voor het zomerreces werd in de commissie een hoorzitting gehouden waar de heer Tim Raats van de VUB toelichting kwam geven bij het vergelijkend onderzoek dat hij samen met zijn collega’s maakte over openbare omroepen in Europa. Ik verwijs dan naar Stuk 457, 2014-2015. Dit onderzoek kwam er in uitvoering van het regeerakkoord, waarin het volgende staat: “Alvorens een nieuwe beheersovereenkomst te sluiten zullen we met een benchmarking de publieke opdracht van de VRT in het gewijzigde medialandschap evalueren.” In antwoord op een vraag van de heer Wilfried Vandaele, in de commissievergadering van 5 maart 2015, kregen we van u een uitgebreide toelichting over het opzet en de methodiek van dit onderzoek. U zei toen: “Ik ben het ermee eens dat de studie op een relevante manier moet kunnen worden ingebracht in het debat dat we de komende maanden zullen voeren.”
Deze studie had tot doel de Vlaamse publieke omroep VRT te vergelijken met tien vergelijkbare Europese publieke omroepen. Aanvullend vroeg de opdrachtgever een tweeledige thematische studie over de markt- en bedrijfseconomische situatie van het ecosysteem van de VRT en de Vlaamse mediasector enerzijds en de technologische trends en evoluties die een impact hebben op dat Vlaamse ecosysteem in het algemeen en de publieke omroep in het bijzonder anderzijds. De opdracht voor het onderzoek komt van de Vlaamse Regering en het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Sinds de toelichting in de Mediacommissie is er niets meer over vernomen. Het onderzoek is raadpleegbaar op de website van het departement, onder de rubriek ‘Onderzoek en publicaties’, maar dus niet bij de andere onderzoeken die in het kader van de voorbereiding van de nieuwe beheersovereenkomst zijn verricht.
Uw reactie op dit omvangrijke onderzoek kennen we niet. Logisch, want het is niet de gewoonte dat u aan hoorzittingen deelneemt. Toch is het belangrijk uw mening te kennen. Ik vermeld enkele conclusies: conclusies die toch enigszins ingaan tegen het gangbare beeld dat men soms heeft van de VRT. Wat het totaalaanbod betreft, scoort de VRT zeer goed, met 58,9 procent eigen Vlaamse producties, aangevuld met 25,7 procent Europese producties. Slechts 11 procent is Amerikaanse content, wat toch een meerwaarde kan worden genoemd. Voorts is de VRT koploper wat betreft externe bestellingen. Alleen de BBC en de RTBF hebben zoals de VRT previews. De VRT heeft als enige geen online audiovisueel archief.
Hier is al veel gediscussieerd over de vraag of we beperkingen aan het online aanbod van de VRT zullen opleggen. Wel, de studie plaatst daar vraagtekens bij, want dat zou niet per se gepaard gaan met een betere situatie van de krantensector, ondanks wat de mensen van de sector hier zijn komen zeggen. Bovendien zouden verregaande beperkingen zorgen voor verminderd gebruiksgemak en verminderde informatievoorziening van het publiek. Ook blijkt uit de studie dat de VRT in vergelijking met andere omroepen een eerder klein personeelsbestand heeft. De VRT doet het ook bovengemiddeld goed wanneer we de kostprijs per inwoner en de uitgaven uitgedrukt in een percentage van het bnp in ogenschouw nemen. Dat zijn toch allemaal zaken waarover ik uw reactie zou willen kennen.
Het gaat immers over een erg belangrijk document ter voorbereiding van de nieuwe beheersovereenkomst met de VRT, en daarom wens ik u hierover volgende vragen te stellen. Wat is uw conclusie na lezing van deze uitgebreide vergelijkende studie over openbare omroepen in Europa, waarbij de VRT voor meer dan zeventig indicatoren werd vergeleken met tien publieke omroepen? Het is dus geen kleine studie. Welke vaststellingen neemt u mee in de onderhandelingen over de nieuwe beheersovereenkomst met de VRT, meer bepaald inzake de publieke opdracht, de gemengde financiering, de online en 'ondemandactiviteiten' en de innovatie? Welke aanbevelingen inzake het Vlaamse ecosysteem zult u implementeren in het Vlaamse mediabeleid? In het besluit lezen we op bladzijde 179 het volgende: “Met het oog op een ecosysteemaanpak gebaseerd op samenwerking en met het oog op de financiële houdbaarheid van bepaalde content (denk aan fictie, documentaire en film), loont het verder analyseren van de dynamiek tussen verschillende omroepvoorzieningen binnen één land de moeite.” Is het de bedoeling dat er nog aanvullend onderzoek zal worden verricht?
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, vooraf wil ik de benchmarkstudie even situeren. De doelstelling van de passus in het regeerakkoord en dus ook van de studie zelf is om meer inzicht te verschaffen in de regimes die in diverse landen inzake hun respectieve openbare omroepen gelden. Het benchmarkonderdeel van de studie omvat bijna 140 pagina’s en de conclusies van de studie zelf zijn weergegeven op pagina 9 als samenvatting en op de pagina’s 177 tot 183 in een meer uitgewerkte vorm.
Daarbij werd gekozen om de VRT te vergelijken met 10 Europese publieke omroepen aan de hand van 53 indicatoren ondergebracht binnen 5 grote thema’s, namelijk aanbod, crossmedialiteit en digitale diensten, publieksbereik en doelgroepen, opdracht en organisatie, en financiering. Van die 10 omroepen zijn er 8 vergelijkbaar. 2 kunnen onder de categorie ‘outliers’ geplaatst worden wegens hun omvang, namelijk France Télévisions en de BBC.
U vraagt in eerste instantie naar mijn algemene conclusie. Zoals gesteld werd de VRT gebenchmarkt aan de hand van 53 indicatoren. Per thematische cluster werd een besluit geformuleerd in de studie, naast het algemeen besluit op het einde. Ik denk dat het weinig zinvol is hier per thema de conclusies en analyses weer te geven, die kunnen immers door iedereen gelezen worden.
Voor mij was dit een bijzonder interessante oefening om onze visie op de VRT in een breder perspectief te zien. Het gevaar ontstaat immers dat men in een zekere tunnelvisie terecht dreigt te komen wanneer het dossier niet tegen een ruimere achtergrond wordt bekeken. De informatie en analyses van de studie zijn belangrijk achtergrondmateriaal om de discussies met de VRT te voeren over de nieuwe beheersovereenkomst. Dit betekent echter niet dat elke conclusie tot een wijzigend beleidsstandpunt hoeft te leiden. Zoals de studie zelf aanhaalt: “Het laat toe om interessante vaststellingen te doen, maar niet om uitspraken te doen over dé publieke omroep in het algemeen.” Het blijft dus steeds aan onze beleidsmakers om te bepalen welke publieke omroep wij in Vlaanderen willen.
De vaststellingen zijn dus interessante achtergrondinformatie om de gesprekken met de VRT te voeren omdat ze een en ander in een breder perspectief plaatsen. Op de concrete deelaspecten van uw tweede vraag kan ik het volgende zeggen. Met betrekking tot de publieke opdracht ben ik van mening dat die opdracht, die in de eerste plaats natuurlijk vastgelegd is in artikel 6 van het Mediadecreet, nog steeds adequaat is en niet gewijzigd moet worden. Ik heb dit trouwens al herhaaldelijk aangegeven. Zoals ik heb laten weten, zijn de prioritaire opdrachten van de VRT voor mij informatie, cultuur en educatie, maar moet er zeker ook aandacht blijven voor sport, drama en ontspanning.
Met betrekking tot de financiering wordt het principe van gemengde financiering niet in vraag gesteld en gaan we niet – dat zult u wel begrepen hebben – naar een systeem van zuivere overheidsfinanciering, een systeem waar de Scandinavische omroepen dicht bij aanleunen.
Wat betreft het onlineverhaal bevestigt de studie mijn aanvoelen dat de VRT het op online en digitaal vlak nog veel beter kan doen en dat er dus marge is voor een innovatieve en creatieve invulling van het online aanbod. Zoals u weet is dit voor mij een belangrijk aandachtspunt. Dat geldt evenzeer voor de online ‘ondemandactiviteiten’.
Wat innovatie betreft, zijn de resultaten niet zo eenduidig. Innovatie is immers een vlag die vele ladingen dekt, zoals inhoud, creativiteit, technologie en dergelijk meer. Ik heb zopas gesteld dat er marge is voor een innovatieve invulling van het online aanbod. Daarnaast stel ik ook vast dat de studie aangeeft dat technologische innovatie voor veel publieke omroepen prioritair blijft en niet enkel vertaald wordt als ‘mee zijn met de technologische ontwikkelingen’. Ook dat ligt in lijn met mijn visie op de VRT. Ik wil dat de VRT investeert in onderzoek dat de VRT en de sector op korte en middellange termijn kan versterken, zowel op vlak van aanbod en contentformats, als van toegankelijkheid en technologie. Samenwerking op dat vlak is dus heel belangrijk, ook over de grenzen van de openbare omroep heen.
Tot slot pleziert het mij te lezen dat de VRT goed scoort op het aandeel bestellingen bij onafhankelijke producenten. Niettemin vraag ik dat de VRT daar nog een tandje bij steekt, onder meer in het kader van een billijke rechtenverdeling en een optimale valorisatie. De gesprekken hierover zijn lopende.
Uw derde vraag betreft de aanbevelingen met betrekking tot het Vlaamse ecosysteem. In het onderdeel over de techno-economische evoluties in het Vlaamse media-ecosysteem stellen de onderzoekers een viertal trends vast waaraan dan uitdagingen voor de VRT en aandachtspunten voor het beleid worden gekoppeld.
De eerste trend is de hybridisering van de posities van de onderscheiden spelers waarbij ze op elkaars speelveld terechtkomen. De studie stelt dat de overheid moet werken aan een platformonafhankelijke en uniforme regelgeving.
De tweede trend is de explosie van info en de veelheid aan keuzes voor het publiek. Als aandachtspunt voor het beleid wordt gewezen op een meetinstrument voor een completer inzicht in het crossplatform mediagedrag van het publiek, weliswaar met respect voor privacy.
De derde trend gaat over de technologische evolutie naar nieuwe standaarden en distributiewijzen. De onderzoekers stellen zich de vraag of regulering hierbij nodig is. De overheid moet volgens de onderzoekers het kader scheppen rond een rechtvaardig ecosysteem en ook inzetten op nieuwe distributie, zoals bijvoorbeeld ‘digital audio broadcasting’ (DAB).
De vierde trend volgt uit de bovenvermelde trends en is de impact ervan op de financiering van de content en de informatiestromen, waarbij de VRT via ‘over-the-top’ (OTT) de beschikbare content kan verspreiden en valoriseren en waarbij we moeten komen tot flexibelere systemen voor ‘windowing’.
De trends zijn niet zo onvoorzien. Ik zal nagaan of, wanneer en op welke wijze een aantal aanbevelingen kunnen worden geïmplementeerd. Een en ander is reeds terug te vinden in mijn beleidsbrief. Punctueel kan ik volgende meegeven.
Inzake de mate van platformneutrale regelgeving, zullen de gesprekken hierover gevoerd worden op Europees niveau, onder meer in het kader van de herziening van de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten (AVMD).
Het ontwikkelen van relevante meetinstrumenten is zeker belangrijk. Ik reken daarvoor ook op de sector zelf. Ook de VRT kan daar een belangrijke rol in spelen. Tot slot is daar ook een rol weggelegd voor de onderzoekers van de participatiesurvey.
Wat de nieuwe distributiewijzen betreft, weet u dat ik heb aangegeven dat de VRT op alle mogelijke relevante platformen actief moet zijn. In mijn beleidsbrief zult u lezen dat ik de komende maanden zal werken aan een basis om de uitrol van digitale radio via diverse platformen te faciliteren.
De financiële verschuivingen ten gevolge van de digitalisering en de impact op de ‘windows’ wil ik evalueren door na te gaan of we de valorisatie en de verdeling van de contentrechten en de andere rechten voor audiovisuele producties, flexibeler en vooral nog rendabeler kunnen maken. Voor de VRT houdt dit in dat ze blijft investeren in de externe productiesector en dat onderzocht wordt hoe we nieuwe ‘windows’ kunnen aanbieden, maar ook dat een billijke verdeling van de rechten gerespecteerd moet blijven.
In verband met uw laatste vraag ben ik niet van plan om op korte termijn nog verdere aanvullende studies te laten uitvoeren in het kader van de beheersovereenkomst omdat de tijdspanne om dit nog te laten uitvoeren eenvoudigweg te kort is. In de toekomst daarentegen, met de herziening van de verschillende overeenkomsten met het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) en het bredere debat over het Filmfonds en het Mediafonds, sluit ik dergelijk onderzoek niet uit.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Het is duidelijk dat de VRT, dat blijkt ook uit de studie, op het vlak van het digitale nog een tandje bij moet steken. Uit de studie blijkt aan de andere kant ook dat we voor een aantal zaken al voldoende tandjes bij hebben gestoken.
Maar ik heb het gevoel dat we zullen proberen om de allerbeste van de klas te zijn, dat blijkt toch uit uw antwoord. U wilt nog verder gaan, u wilt nog meer externe producties kansen geven enzovoort. Ik koppel dat natuurlijk meteen aan de billijke regeling van de rechten. Dit verhaal moeten we natuurlijk ook in de ruimere context zien. De studie staat soms wat alleen, de lessen eruit, moeten we in die ruimere context trekken.
Ik heb begrepen dat u de belangrijke conclusies wel wilt meenemen, andere misschien wat minder. We zullen daar zeker niet verder op aandringen. Ik vond het vooral belangrijk om te weten dat u de studie ook gelezen hebt en dat u ze meeneemt bij de beheersovereenkomst. De plaats van de studie op de website van het departement, was toch wat bizar. Ook het feit dat u er nadien nooit meer iets publiekelijk over hebt gezegd, was wat vreemd. We hebben er wel een interessante hoorzitting over gehad, maar het is altijd nuttig om de mening van de regering te kennen, het gaat immers over een studie die u zelf hebt besteld.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik ben mevrouw Brouwers heel dankbaar dat ze de vraag heeft gesteld. De studie was heel revelerend voor ons allemaal. Ze toont inderdaad het bredere plaatje, zo vermijden we inderdaad de tunnelvisie. We merken dat we best fier mogen zijn op de performantie en de kwaliteit van onze openbare omroep, want die zit bij de beste leerlingen.
In het licht van de besparingsoefening en de transformatienota moeten we echt bezorgd blijven over het feit dat de VRT nu de meest performante is en de beste kwaliteit aflevert. We moeten dat zo kunnen houden! Naar mijn gevoel hebben we een ondergrens bereikt. Ik ben heel pessimistisch, ik vrees dat we nu bergaf gaan. Dat willen we absoluut niet zien gebeuren. Ik kan dus alleen maar toejuichen dat u de studie zult meenemen en dat u in de discussie over de transformatie van de VRT de hele tijd voor ogen zult houden dat we van een van onze meest performante overheidsbedrijven die we hebben in Vlaanderen, een bedrijf dat van wezenlijk belang is voor onze democratie, de vleugels niet verder mogen knippen.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, ik ben vooral blij dat het onderzoek nergens stellingen die we met deze meerderheid hebben geponeerd of klemtonen die we willen leggen voor de toekomst, ondergraaft. Integendeel. We willen een brede openbare omroep behouden met als kernopdrachten nieuws, informatie en cultuur, en daarnaast ook sport en ontspanning.
Idealiter zou het goed zijn als dat alleen door de overheid wordt gefinancierd. Maar we kunnen niet anders dan dat gemengd te financieren. Terughoudendheid in de advertentiemarkt, nieuws en informatie online en dat gratis houden, zijn heel belangrijk. We zien dat niet onderuitgehaald worden in deze studie. Publieke omroep, sectorversterkend enzovoort. We voelen ons bijna gesterkt door deze studie.
Mijnheer Vandaele, het is fijn als u zich gesterkt voelt door die studie.
Mevrouw Brouwers, ik wil u een beetje ontnuchteren. We doen het als omroep goed. In de kwaliteit, de beoordeling en het bereik staan we aan de Europese top. De heer Vandaele denkt dan dat er wat vanaf kan. We kunnen een stapje achteruit zetten, en dan zijn we nog goed bezig. Misschien bedoelt u dat niet helemaal zo.
Wat ik wil zeggen, gaat over de centen en de verhouding tot de publieke middelen. Ik heb de riedel over de verhouding ten opzichte van het bruto nationaal product (bnp) ook al gehoord, maar u moet het wel volledig zeggen. We besteden aan onze omroep 0,2 procent van het bnp. Eerste nuancering: dat is samen met Wallonië. Als je dat diepgaander analyseert, zitten we uiteraard iets hoger. Is dat veel of weinig? Dat is de hele vraag die je moet nuanceren. In een rijk of arm land wonen, speelt al een rol.
Er zijn maar drie van de onderzochte landen met een lager percentage dan het onze. Dus zijn we goed bezig. Maar als je het gemiddelde neemt, kom je boven het cijfer van België uit. We zitten dus in ieder geval onder het Europese gemiddelde van de onderzochte gebieden.
Die relativering wordt nog versterkt door het cijfer van de financiële middelen per inwoner te bekijken. Het gaat niet alleen over de dotatie. Dat is het vervelende van dit onderzoek. Er zijn ook enkele eigen inkomsten aan toegevoegd. En daar zitten we aan de staart van het peloton. Dat wil ik toch even onderstrepen, want in de buitenwereld wordt altijd de indruk gewekt dat er wordt gemorst met centen van de Vlaamse overheid aan de VRT. Dat is niet zo.
We zijn bij de zwakste leerlingen van de klas in Europa. De onderzochte gebieden zijn niet de Oostbloklanden. Het zijn gebieden en regio’s die vergelijkbaar zijn met Vlaanderen, zoals Oostenrijk, Denemarken, Noorwegen, maar ook Frankrijk, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk is het voorbeeld van Europa inzake de openbare omroep.
Achter ons komen Nederland en Frankrijk, met een sterk commercieel net. Die grote landen zouden in principe een schaalvoordeel moeten hebben voor het maken van radio en televisie. Een programma dat je maakt voor 6 miljoen of voor 60 miljoen kijkers, zou in principe hetzelfde moeten kosten, maar kost veel minder per inwoner. Met vergelijkbare landen scoren we daarin niet al te denderend.
Mevrouw Brouwers, ik wil dit toch even zeggen, niet omdat ik u wil bekritiseren, maar omdat ik van de gelegenheid gebruik wil maken om aan de heer Vandaele te zeggen: in West-Vlaanderen kan het altijd met iets minder, dat weet ik, maar hier zitten we aan de onderkant van de mogelijkheden. (Opmerkingen van Wilfried Vandaele)
De meerderheid voelt zich gesterkt door de resultaten van deze benchmarkstudie. Daarom geef ik u twee cijfers waaruit blijkt dat u zich niet al te gesterkt moet voelen. Dat bedoel ik.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
De financiering is in al die landen verschillend. Bij de ene is het gemengd, bij de ander niet. We zijn een van de weinige landen die geen kijk- en luistergeld meer hebben. Ik heb niet willen zeggen dat de VRT met geld zou morsen, integendeel. We doen het met weinig middelen zeer goed. Dat heb ik willen zeggen, en dat blijkt ook uit de studie. Ik ben niet zo pessimistisch als mevrouw Segers. Het kan natuurlijk nog altijd beter en dat is wat u beoogt, minister. Ik ben ervan overtuigd dat ook de VRT die studie zal gebruiken tijdens de onderhandelingen want er staat veel interessante informatie in. Het zal aan twee kanten goed gebruikt kunnen worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.