Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in aanloop naar een nieuw Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) lanceerde de vorige regering al de begrippen ‘robuuste open ruimte’ en ‘groenblauwe netwerken’. Het begrip ‘groenblauwe netwerken’ uit het groenboek is dus niet nieuw. Als ecologische infrastructuur is dat duidelijk een te onderscheiden onderdeel van een meer uitgestrekte open ruimte, zowel in landelijke als in stedelijke context. We kennen allemaal wel, denk ik, mooie voorbeelden uit Europa, maar ook daarbuiten, van hoe men met het begrip groenblauwe netwerken aan de slag is gegaan. Dat succes is niet verwonderlijk: groenblauwe netwerken verfraaien niet alleen onze omgeving, ze dragen ook bij aan het behoud van biodiversiteit, beschermen ons tegen de grillen van het klimaat en komen tegemoet aan de toenemende vraag naar groene ruimtes dicht bij huis. Bouwen mét de natuur blijkt trouwens ook een goedkope oplossing om de veelheid van die maatschappelijke problemen coherent aan te pakken.
Het begrip spreekt ook bijna iedereen aan, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de burgerbevraging die de vorige minister bevoegd voor de ruimtelijke ordening nog organiseerde. Als meerderheidspartijen hebben we dan ook niet geaarzeld om het begrip en de realisatie ervan te steunen: dit is opgenomen in het Vlaamse regeerakkoord en eveneens in Visie 2050. Minister, omgekeerd moeten we echter vaststellen dat het begrip op zich veeleer summier aanwezig is in uw beleidsnota.
Tot daar deze inleiding, als achtergrond voor de volgende vragen. Minister, zult u verder invulling geven aan het begrip ‘groenblauwe netwerken’, als een onderscheiden onderdeel van een meer uitgestrekte open ruimte, zoals onder meer vooropgesteld in het groenboek voor het BRV, het regeerakkoord en Visie 2050? Welke reeds bestaande beleidsconcepten of projecten kunnen volgens u als bouwstenen dienen in de realisatie van zulke groenblauwe netwerken in diverse bestemmingsgebieden in Vlaanderen? Welke bouwstenen of instrumenten ontbreken volgens u vandaag om een aaneengesloten groenblauw netwerk van ecologische infrastructuur mogelijk te maken? In welke timing of fasering voorziet u voor de realisatie van groenblauwe netwerken op Vlaams niveau? Op welke manier hebben de diverse werkgroepen die in het kader van de relance van het BRV aan de slag zijn gegaan, invulling gegeven aan dit principe? Hebben de diverse werkgroepen in hun eindnota specifieke quickwins naar voren geschoven voor de uitwerking van groenblauwe netwerken of ‘veerkrachtige ruimte’? Afsluitend toch even proberen: kunt u al een blik vooruit werpen? Op welke manier zal het concept van de groenblauwe netwerken worden vertaald in het witboek met betrekking tot het BRV?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer de Bruyn, we zijn op dit moment bezig met een consultatieproces in het kader van het BRV. Dat weet u. Het is natuurlijk de bedoeling daarmee naar de regering te gaan. Dan kunnen we dat hier ook verder bespreken. Ik kan u meedelen dat Ruimte Vlaanderen ook werd betrokken bij de beleidsvoorbereiding voor Visie 2050. We kunnen ons daar natuurlijk ook helemaal in vinden. In die nota voorziet men daar ook uitdrukkelijk in: “Vlaanderen stimuleert het duurzame en zorgvuldige gebruik van de ruimte die veel verschillende functies dient. We hebben in 2050 een robuuste open ruimte. De kwaliteit van de omgeving is voortreffelijk. De ruimte in Vlaanderen is groenblauw dooraderd: een netwerk van groene (half)natuurlijke elementen en waterpartijen.” Op pagina 54 staat: “Ze putten kwaliteit uit een stevige ruimtelijke structuur van groen en water, ze zijn veerkrachtig, duurzaam, inclusief en bestand tegen de gevolgen van klimaatverandering.”
Het is bijna poëzie, maar het klinkt wel heel mooi, en dat is wat we in de praktijk willen uitvoeren. We doen dat via de GRUP’s, als onderdeel van de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur (AGNAS). We maken daar de realisatie van de Europese instandhoudingsdoelstellingen mogelijk, maar ook het Sigmaplan is een voorbeeld van hoe we daarop inzetten. In die plannen maken we systematisch werk van het schrappen van een aantal slecht gelegen harde bestemmingen, omdat ze bijvoorbeeld zijn gelegen in overstromingsgevoelig gebied – ik denk aan signaalgebieden – of omdat er maatschappelijk of ecologisch waardevol bos op staat. Dat is ook bekend, onze zonevreemde bossen. Die herbestemmingen zijn essentieel in het beleid dat we voeren, en dat doen we ook consequent.
Een belangrijke opgave voor het realiseren van fijnmazige groenblauwe aders zit bij de lokale besturen. Wij doen dat bij de afbakeningen, maar ook de lokale besturen moeten dat meenemen in wat ze doen voor ruimtelijke ordening, en ook in de publieke groene ruimte, in wijkgroen, goed bruikbare parken, goed bereikbare groengebieden, groendaken, waterlopen enzovoort. Die groenblauwe verbindingen zorgen niet alleen voor een verhoging van de ruimtelijke kwaliteit en beleving van de woonomgeving, ze zijn ook nodig voor waterberging, klimaatregeling en luchtzuivering. Zo worden de groenblauwe structuren gerealiseerd. We stimuleren hen daar ook in.
Binnenkort zullen we een vernieuwde handleiding hebben voor de lokale besturen. We noemen dat lokale groenplannen. Het zijn heel concrete good practices die lokale besturen kunnen gebruiken. We werken ook aan een omzendbrief met richtlijnen voor gemeenten en provincies om beter om te gaan met de bestaande groenstructuren en bossen in niet-groene bestemmingen. Duurzaam ruimtelijk ordeningsbeleid zorgt ervoor dat bos en groen ook in niet-groene ruimtelijke bestemmingen kunnen worden verweven en dat ze daar zone-eigen zijn.
De vaststelling dat gebieden die bijvoorbeeld zijn bestemd als woongebied, nog steeds significante oppervlaktes bos bevatten, is daarom niet per definitie een probleem. Bossen in een niet-groene bestemming zijn in veel gevallen net een element dat bijdraagt aan de goede ruimtelijke en omgevingskwaliteit. Het komt erop aan goed in te schatten hoe je die zone-eigen kunt maken of er een andere oplossing kunt voor bieden. We hebben al vaak aangetoond dat er heel mooie lokale oplossingen bestaan. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling worden rol en positie van de bestaande bossen goed bekeken om na te gaan of er al dan niet een oplossing voor moet zijn.
Welke bouwstenen of instrumenten ontbreken? Er zal moeten worden ingezet op samenwerking in bestuursniveaus en sectoren, en over eigendomsgrenzen heen, wat logisch is. Vandaag ontbreekt dat nog te veel. Ik wil ook werk maken van gebiedsprojecten om te vermijden dat er naast elkaar wordt gewerkt waar Vlaamse, provinciale en lokale plannen en processen samenkomen, om zo te komen tot gebiedsdekkende bestemmingsplannen.
Er is een intentieverklaring ondertekend voor de Kleine Nete, waarbij de Vlaamse Regering op 3 april 2015 de samenwerking tussen de verschillende Vlaamse, provinciale en lokale partners heeft goedgekeurd.
Timing en fasering dan. We werken vandaag al volop aan de realisatie van talrijke gebiedsgerichte planningsprocessen en inrichtingsprojecten. Het zal ook worden opgenomen in het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV).
Ook de sociaal-economische betekenis van groenblauwe dooradering werd onderstreept. Een voorbeeld daarvan is het Kolenspoor. Dat is in het BRV opgenomen en daar is het ook van belang. Tevens wordt het belang van groenblauwe dooradering voor natuur en bos benadrukt. De Wijers is daar een mooi voorbeeld van. Het reduceren van de negatieve impact van klimaatverandering door het versterken en herstellen van natuurlijke regulerende diensten biedt voordelen voor mens en natuur.
De veerkrachtige ruimte dan. Het voorstel uit het Pajottenland om bepaalde erosiewerken vrij te stellen van vergunningsplicht, is een voorbeeld. Ik heb dat opgenomen in de voorstellen die zijn voorgelegd aan de Vlaamse Regering op 18 juli 2015. We zijn vandaag dus al effectief bezig en een aantal beslissingen zijn al genomen.
Er zijn ook voorstellen in de werkgroepen over piloot- en strategische projecten, zoals het project over het optimaliseren van de waterkwaliteit en de kwantiteit in De Wijers, de opmaak van een geïntegreerd plan voor de Markevallei in het Pajottenland, het verhogen van de waterkwaliteit van de Kraenepoel in het Meetjesland, het bosuitbreidingsproject van het Preshoekbos in de regio Kortrijk en de herinrichting van de eco-veloduct in het Meetjesland.
Hoe zal het concept van groenblauwe netwerken worden vertaald in het witboek van het BRV? De consultatie loopt nu, en we zullen dat opnemen in het BRV en hard maken.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, uit uw overzicht onthoud ik dat u de blauwgroene veradering als bouwstenen zeer genegen bent en waardevol vindt. U had het over de paar plaatsen die in de beleidsnota voorkomen, maar het blijft beperkt tot die plaatsen. Vandaar dat ik wat ongerust was, en u hebt die niet volledig weggenomen. Als de beleidsbrief wordt besproken, zullen we die opmerkingen opnieuw maken. De begripsomschrijving komt daar niet in voor, toch niet in de lezing die ik ervan heb gehouden. Mijn ongerustheid blijft dus wel wat overeind.
U verwijst ook naar de quick wins in de drie gevallen – Pajottenland, de regio luchthaven en Denderland – maar in geen enkel ander geval. Het is geruststellend dat u bevestigt dat het waardevol is en dat u de sociaal-economische aspecten benadrukt, maar anderzijds ben ik niet overtuigd dat het ook een bouwsteen is in de verdere ontwikkeling van het BRV. We zullen nog kansen krijgen om het belang dat wij eraan hechten, verder onder de aandacht te brengen. Het is vooral zaak om het te concretiseren. Daar wil ik u ondersteunen in het belang dat u hecht aan de samenwerking met de lokale besturen, want daar zitten we op dezelfde lijn. Zij zijn cruciale partners. Het is dan aan de hogere overheid om voor de brede horizontale en gebiedsdekkende aanpak te zorgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.