Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer De Clercq heeft het woord.
Minister, dit is een interessante aangelegenheid. Federaal minister van Mobiliteit Galant werkt aan een wetsontwerp dat verkeersexperts meer vrijheid zal geven bij hun onderzoek naar verkeersongevallen. Dit is een belangrijk item van verkeersveiligheid. Het wordt geen echt agentschap in de eerste fase, maar een soort commissie waarin onder andere de federale en de gewestelijke overheden zullen worden vertegenwoordigd.
Bedoeling is om naast de vele kwantitatieve onderzoeken ook kwalitatief onderzoek te installeren, en het beter bestuderen van de oorzaken van verkeersongevallen. Uit parlementaire vragen in de Kamer blijkt dat het wetsontwerp in wording onder andere een procedure bevat die moet worden gevolgd om onderzoekers toelating te geven en een mandaat toe te kennen dat omvang en bevoegdheden afbakent. Het initiatief van minister Galant is dus een belangrijke stap om meer te weten te komen over de oorzaken van ongevallen op de Belgische wegen.
Minister, u hebt het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid op poten gezet. Dat is een goede zaak en een zeer belangrijke maatschappelijke uitdaging. Dat nieuwe Vlaams Huis doet eveneens aan onderzoek, maar moet ook instaan voor de coördinatie van de opmaak van het nieuwe Vlaams Verkeersveiligheidsplan dat op komst is. Het is wenselijk dat de taken van de verschillende verkeersveiligheidsinstituten complementair zijn aan elkaar.
Minister, hoe staat u tegenover dit initiatief? U werd ongetwijfeld geconsulteerd in de voorbereidende fase. Wat was uw inzicht? Kan het complementair zijn werk doen? Welke rol zullen de gewesten erin spelen? Op welke manier wilt u deze belangrijke onderzoeksbevoegdheden integreren in de bestaande procedures voor een vlotte afhandeling van incidenten? Verwacht u daar een impact?
Minister Weyts heeft het woord.
Accidentologie is een accessoire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat zowel de federale overheid als de gewesten bevoegd zijn, omdat het gaat over kennis, studie en onderzoeksactiviteiten. Ik sta natuurlijk positief tegenover alle initiatieven die gericht zijn op diepgaander onderzoek naar de oorzaken van ongevallen. Ik werd niet geconsulteerd over dat initiatief. Ik heb dat via de pers vernomen. Ik heb wel de federale kabinetten van Mobiliteit en van Binnenlandse Zaken uitgenodigd om te participeren in het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid, meer bepaald in de kamer evaluatie.
U weet dat we binnen het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid vier kamers hebben opgericht. In het Engels gaat het om de vier e’s. Een daarvan is de e van evaluatie. Ongevallenregistratie en -evaluatie is daarmee gerelateerd. Vroeger bestond er een taskforce. Die hebben we nu ingekanteld in dat Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid, meer bepaald in die kamer evaluatie. In dat kader heb ik de kabinetten van Binnenlandse Zaken en Mobiliteit uitgenodigd en die zijn op die uitnodiging ingegaan.
Het is van belang dat diepteonderzoek een toegevoegde waarde kan bieden voor uitdagingen en problemen inzake verkeersveiligheid waarmee wij worden geconfronteerd. Ik verwacht dat ook rekening wordt gehouden met onze onderzoeksagenda en -noden. Dat spreekt eigenlijk voor zich.
Me baserend op de persberichten zag ik dat men verwijst naar het Instituut voor Accidentologie. Dat past in een diepgaande ongevallenanalyse en beoogt om zowel de voertuigen, het rijgedrag als de weginfrastructuur veiliger te maken. Voertuigen veiliger maken is grosso modo een federale bevoegdheid, het rijgedrag is een gemengde bevoegdheid, en de weginfrastructuur is een zuiver Vlaamse bevoegdheid. We komen elkaar sowieso tegen. Het is dus niet meer dan logisch dat de gewesten bij dat initiatief worden betrokken.
Mijn kabinetsmedewerkers hebben dan ook wat mensen aangesproken om uit te zoeken welke vorm dat zal aannemen, en welke rol en uitwerking, maar dat is nog voorwerp van uitklaring en discussie. Op de Taskforce Ongevallenregistratie en -analyse hebben we geïnformeerd naar de stand van zaken bij een vertegenwoordiger van het kabinet van federaal minister Galant. Die gaf ons te kennen dat de voorbereidingen nog lopen en dat de gewesten te gepasten tijde zullen worden ingelicht en uitgenodigd om te participeren. Over modaliteiten en timing bestaat nog geen duidelijkheid.
De impact van het diepteonderzoek op de huidige procedures inzake incidentmanagement hangt af van de concrete operationalisering. Inzake een vlotte afhandeling van verkeersincidenten en vooral het tijdig kunnen vrijmaken van de rijbaan steken we zeer graag een en ander op. Die beide initiatieven moeten zo veel mogelijk complementair zijn.
De heer De Clercq heeft het woord.
Minister, ik kan me volledig vinden in uw antwoord. Keer op keer ben ik positief over uw antwoord. Het is zeer duidelijk dat u zich inschrijft in een goede samenwerking en een goede afstemming met elkaar. Dit is een thema dat u bindt, met name verkeersveiligheid, diepteonderzoek, betere infrastructuur, meer veiligheid. Dat is zeer positief.
We zullen dat blijven opvolgen, want incidentmanagement is eigenlijk een van onze stokpaardjes. Ik meen dat we daar, naar analogie met Nederland, echt wel vooruitgang kunnen boeken. Ik weet dat u het engagement al bent aangegaan. U zult dit wellicht ook voor een stuk met minister Jambon moeten bespreken, dit is politiegewijs immers ook heel belangrijk. Ik meen dat we toch heel wat meer efficiëntie bij en een vlottere afhandeling van een incident op onze wegen kunnen bereiken. Dit verhaal kan er zeker toe bijdragen.
Voorzitter, minister, dit is een interessant thema. Ik had er al eens een vraag over gesteld, ten tijde van de eerste aankondiging. Toen was het nog onduidelijker dan nu wat er juist zou gebeuren. Ik vind het heel positief, net zoals de heer De Clercq, dat u erover zult waken dat er niet twee keer hetzelfde wordt gedaan, die dingen zijn inderdaad complementair. Ook positief is dat de link wordt gelegd met het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid en met de evaluatiekamer die daar is geïnstalleerd.
Mijn bijkomende vraag gaat over de ietwat vreemde manier van samenwerken van het federale niveau met het gewestelijke. Ondertussen hebben we de aankondiging gehad van federaal minister Galant over de nieuwe staten-generaal voor de verkeersveiligheid. Accidentologie zou een van de aandachtspunten zijn waar zij het over had. Is er ondertussen al wat meer duidelijkheid over de plannen van minister Galant voor de staten-generaal? Hoe kunnen ze ingepast worden in bestaande initiatieven zoals het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid?
Ik vond het heel opmerkelijk – laat ik beleefd blijven – dat de federale minister aankondigde dat de overheid ongeveer al alles had gedaan wat ze kon doen om de verkeersveiligheid te verhogen. Bent u het met die zienswijze eens, minister?
Minister, ook ik heb hierover eerder al een schriftelijke vraag aan u gesteld toen die zaken in de pers aan bod zijn gekomen. Ik heb er ook een goed antwoord op gekregen.
Ik kreeg graag nog een beetje meer verduidelijking. Mogen we verwachten dat de kennis en knowhow die nu zullen worden opgebouwd binnen Vlaanderen, verder binnen het Huis van de Verkeersveiligheid zal worden opgebouwd, evenals de inspanningen om die zaken op te volgen? Of zal er in de aanloop ernaartoe nog verder een beroep worden gedaan op de dienstverlening van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV)?
Wat dit laatste betreft, is het zo dat we dit willen inkantelen in de kamer Evaluatie van het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid. Daarbij kunnen we natuurlijk altijd een beroep doen op de diensten van het BIVV, in zijn hoedanigheid van dienstenleverancier. Het BIVV is aan het verzelfstandigen, of is de facto eigenlijk al verzelfstandigd, en biedt diverse diensten aan. Bijvoorbeeld voor BOB werken we nog met het BIVV samen.
Het initiatief om een staten-generaal te organiseren heb ik ook via de pers vernomen. Wij waren er niet bij betrokken. Elk initiatief, elk idee en elk voorstel dat kan bijdragen tot meer verkeersveiligheid, neem ik altijd in dank aan. We moeten als beleidsverantwoordelijken natuurlijk ook perspectief kunnen bieden. We moeten niet in een eerste reactie de handen in de lucht steken en zeggen dat we het niet meer weten.
Met het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid slagen we er heel duidelijk in om een draagvlak te creëren en om heel breed te mobiliseren, gaande van politie en justitie tot de transportfederaties, de automobilistenbond, de verenigingen voor verkeersslachtoffers. We moeten al die groepen samenbrengen vanuit het idee dat de verkeersveiligheid ons allemaal aanbelangt en niet louter een zaak is van ‘the usual suspects’, de klassieke verkeersveiligheidsorganisaties. Het gaat veel breder. Ook de automobilistenverenigingen en de transportfederaties willen meewerken. Er is een heel grote wil en drive aanwezig aan die tafel om heel concrete stappen vooruit te zetten om allerhande initiatieven te nemen en om dus ook te werken aan een Vlaams verkeersveiligheidsplan waarin we een en ander kunnen bundelen. Daarin kunnen we zeggen dat we de schande van vierhonderd verkeersdoden in Vlaanderen niet aanvaarden en er welbepaalde acties tegenover plaatsen. Dat is onze bedoeling en ik denk dat we daarin zullen slagen.
Mijnheer Ceyssens, er liggen al verschillende zaken op tafel in het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid, onder meer de rijopleiding. Ik ken de inhoud van uw vraag om uitleg die de agenda niet heeft gehaald niet, maar ik heb van de commissiesecretaris begrepen dat het gaat over het behoud van de vrije begeleiding. Dat ligt dus ook op tafel in het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid.
De discussies lopen er in diverse kamers. Ik hoop dat we kunnen afronden tegen het eind van dit jaar. Ik wil er niet op vooruitlopen, het is echt de bedoeling om in de schoot van het Vlaams Huis voor de Verkeersveiligheid een draagvlak te creëren voor we ermee naar de regering en vervolgens naar het parlement gaan.
De heer De Clercq heeft het woord.
Mijnheer Parys, u moet de uitspraak van minister Galant niet interpreteren in de zin dat ze het niet meer weet, dat ze alles al heeft gedaan. Ik meen dat het eerder een oproep was.
De minister wees er ook op dat het een gedeelde verantwoordelijkheid is. De overheid moet alles op alles zetten: infrastructuur, wetgeving, handhaven, sensibiliseren, rijopleiding, noem maar op. Maar anderzijds moeten we inderdaad ook naar een gedeelde verantwoordelijkheid gaan: de burgers die meer en meer de verkeersveiligheid bijzonder hoog in het vaandel dragen en tot een mentaliteitsswitch komen. Ik denk dat het veeleer zo moet worden gezien. We moeten daar geen vijandigheid of laksheid in zien. Integendeel, het is net een goede aanzet om verder een draagvlak te creëren om samen, over de partijgrenzen heen, na te denken over het fundamentele thema van de verkeersveiligheid.
De vraag om uitleg is afgehandeld.