Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, nadat de oppositiepartij Groen enkele maanden geleden al het voorstel lanceerde, blijkt dat nu ook de Brusselse meerderheidspartijen sp.a en Open Vld het merkwaardige voorstel lanceren om over te gaan tot een naamswijziging van ons lokale en plaatsvervangende bestuur in Brussel: men wil de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) wijzigen in de Nederlandse of Nederlandstalige Gemeenschapscommissie.
Ik hoop dat u in uw antwoord niet zult verwijzen naar het verleden, want ik weet ook dat de voorganger van de Vlaamse Gemeenschapscommissie de Nederlandstalige Cultuurcommissie was en dat er dan op een bepaald moment een naamswijziging is doorgevoerd naar de Vlaamse Gemeenschapscommissie.
Het voorstel wordt mede gelanceerd door enkele partijgenoten van u. René Coppens en Stefan Cornelis van Open Vld en Elke Roex en Jef Van Damme van sp.a stellen de naamsverandering voor in een discussienota, die binnenkort in de Raad van de VGC ter discussie wordt gebracht. De initiatiefnemers lieten onder meer het volgende optekenen: “We nemen geen afstand van de ‘V’ (Vlaams), maar verkiezen het gebruik van de ‘N’ (Nederlands), om op die manier te verruimen en het bereik van onze instellingen en diensten te vergroten.”
Nochtans is de Vlaamse Gemeenschapscommissie een lokaal bestuur sui generis, en ook een plaatsvervangend bestuur in Brussel, omdat bepaalde gemeenten niet altijd de taken vervullen die door de Vlaamse overheid van hen verwacht worden. Tegelijk is de VGC een belangrijke pijler van het Vlaamse beleid in Brussel. De VGC is ook onlosmakelijk verbonden met de Vlaamse Gemeenschap en is, zoals we dat dan noemen, de ‘Brusselpoot’ van Vlaanderen in de hoofdstad.
Minister, het zal u niet verbazen dat ik als Brusselse Vlaming erg gesteld ben op die toegevoegde waarde die we vanuit Vlaanderen in Brussel bieden. Ik ben ervan overtuigd dat u daar ook erg op gesteld bent, zoals de meeste van onze Brussels-Vlaamse collega’s. Maar de schrik, en soms zelfs de schaamte, die bij sommigen leeft om die link met Vlaanderen aan te tonen, verbaast mij keer op keer.
Minister, was u persoonlijk, als lid van de Vlaamse Regering en als lid van het College van de VGC, op de hoogte van het voorstel dat nu in een discussienota circuleert? Hoe staat u als Vlaams minister, bevoegd voor Brussel, tegenover het voorstel? Hebt u al contact gehad met uw collega’s in het VGC-College over dit voorstel? Ik hoop dat u dit voorstel duidelijk zult afwijzen.
Minister Gatz heeft het woord.
Graag neem ik de tijd om dieper in te gaan op uw vraag om uitleg met betrekking tot de discussienota tot naamswijziging van de Vlaamse Gemeenschapscommissie naar Nederlandse of Nederlandstalige Gemeenschapscommissie. Laat me beginnen met een persoonlijke bedenking, vervolgens zal ik even stilstaan bij de discussienota zelf en in laatste instantie antwoorden op uw concrete vragen.
Ik wil om te beginnen kwijt dat ik toch met enige afgunst naar bijvoorbeeld mijn collega Liesbeth Homans kijk, in de Vlaamse Regering bevoegd voor het toezicht op de lokale besturen. Haar wordt bij mijn weten nooit de vraag gesteld of pakweg het stadsbestuur van Gent, Mechelen of Antwerpen zich voldoende Vlaams profileert. Ook in Vlaanderen zijn er bestuurscoalities die samengesteld zijn uit partijen die zich meer of minder Vlaams profileren. Toch is er nooit de vraag aan het toezicht om zich te moeien in dossiers als huisstijl en stads- of provincielogo’s of discussienota’s met betrekking tot de profilering van de lokale instellingen ten aanzien van de bevolking.
Uiteraard weet ik dat Brussel een apart geval is, omdat hier meerdere overheden actief zijn en de Vlaamse instellingen traditioneel moeten opboksen tegen de andere overheden, waarin de Franstalige politici overheersten. Toch wil ik onderstrepen dat het principe van een toezichthoudende overheid er een moet zijn van vertrouwen in de lokale bestuurders en respect voor de lokale autonomie. De toezichthouder moet beleidsdaden uiteraard aftoetsen, maar enkel aan de wettelijkheid, en houdt zich buiten het lokale debat.
Op dit moment hebben vier raadsleden van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een voorstel tot naamswijziging gelanceerd. Als Brusselaar en Vlaams-Brussels politicus zal ik dat debat uiteraard met veel interesse volgen. Als minister van Brusselse Aangelegenheden, bevoegd voor het toezicht op de VGC, ben ik niet gealarmeerd. Ik ken uiteraard de initiatiefnemers, heb er vertrouwen in en vermoed achter het inbrengen van de discussienota helemaal geen elementen die zouden kunnen wijzen op het zich afkeren van de Vlaamse Gemeenschap. Integendeel, voor zover ik ingelicht ben en naar mijn aanvoelen, komt de intentie van de initiatiefnemers veeleer voort uit de vraag hoe de Vlaamse Gemeenschapscommissie zich het best profileert om het bereik van het Nederlandstalige netwerk van Vlaamse Gemeenschap en VGC in Brussel net te vergroten.
Op basis van de analyse van de tekst van de discussienota en op basis van gesprekken die ik hierover had met Brusselse politici, geef ik graag het volgende mee. Waarom deze discussienota? De kernvraag van de discussienota is schijnbaar of de vlag de lading nog steeds dekt. In de inleiding wordt, op basis van wetenschappelijke gegevens van onder meer het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA) en de Taalbarometer van BRIO (Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum), gewezen op enkele belangrijke sociale tendensen in Brussel, zoals de demografische evolutie en de stijgende status van het Nederlands in Brussel. Het vertrekpunt van de nota is hoe de Vlaamse Gemeenschapscommissie zich daarbij het best dient te positioneren.
Wie de tekst van de discussienota leest, constateert dat het document genuanceerd en goed onderbouwd werd. Het voorstel is niet bedoeld om Vlaanderen de rug toe te keren. Die conclusie kan ik daar in elk geval niet uit trekken. De redenering is veeleer omgekeerd: hoe kunnen de instellingen en de positie van de Vlaamse Gemeenschap en VGC in Brussel versterkt worden? In dat perspectief is het nuttig te wijzen op de Brusselnormen in het Vlaamse Regeerakkoord. Uiteraard is geen 30 procent van de Brusselaars Vlaming, dat weten we. Om de ambitie van Vlaanderen in Brussel waar te maken, moeten de Vlaamse Gemeenschap en de VGC hun beste troeven uitspelen. De Taalbarometer van BRIO toont aan dat het Nederlands een sterker argument is dan de Vlaamse identiteit om bijvoorbeeld allochtonen aan te trekken naar het Vlaamse welzijns- en gezondheidsaanbod.
Wat is nu het statuut van dit initiatief? In de persmededeling lezen we: “De nota is bedoeld om in de schoot van de Raad en op het publieke forum een inhoudelijk debat op gang te brengen.” Het is al langer bekend dat Open Vld en sp.a enerzijds en N-VA anderzijds Brussel anders aanvoelen. Daarbij oproepen tot een open en transparant debat, moet mijns inziens kunnen. De raad van de VGC is daarvoor het meest aangewezen forum. De titel van de discussienota luidt nota bene: ‘Onderzoek naar de opportuniteit van een mogelijke naamsverandering van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.’ Dat zijn dus drie hypotheses, die elk een antwoord moeten krijgen, alvorens men tot bepaalde verdere acties zou kunnen overgaan.
Het gaat dus om een discussienota en geen voorstel van resolutie waarover gestemd moet worden. Het is trouwens geen voorstel van de meerderheid. Uit de eerste reacties kan opgemaakt worden dat Open Vld, sp.a en Groen voor zijn en N-VA tegen, en dat CD&V zich op een voorzichtige middenpositie positioneert. Het is dus zeker niet de bedoeling een naamswijziging te forceren. De nota is geen voorstel dat te nemen of te laten is.
Is een eventuele naamswijziging wettelijk? De Vlaamse Gemeenschapscommissie is een overheid die verankerd is in de Belgische Grondwet. Haar werking wordt geregeld door de Brusselwet, de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen. Een voorstel van naamswijziging kan dus niet het onderwerp uitmaken van een institutionele of officiële benaming, tenzij men de Grondwet of de Brusselwet zou aanpassen, wat geen sinecure is.
Vraag is of de VGC in fine al dan niet haar wettelijke benaming wil veranderen. Het kan ook gaan over een roepnaam of merknaam. Er zijn nog instellingen die een andere naam gebruiken dan de officiële wettelijke naam. In Brussel heet Actiris bijvoorbeeld nog altijd officieel Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, Citydev is officieel de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij Brussel, Impulse is het Brussels Agentschap Ondernemen, Leefmilieu Brussel is het Brussels Instituut voor Leefmilieu.
Maar ook bijvoorbeeld de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie noemt zichzelf ‘het parlement van de Vlamingen in Brussel’. Op zich is dat geen grondwettelijke benaming, maar het kan een nuttige benaming zijn om de instelling naar het publiek toe te situeren.
Is dit een symbolisch debat, een debat waar de Brusselaar van wakker ligt? Zoals wel vaker het geval is bij dergelijke debatten zal de kwaliteit van het debat de graadmeter zijn voor de opportuniteit van het debat. Een slecht debat is natuurlijk altijd tijdverlies. Een goed inhoudelijk debat kan versterkend werken voor de visie, missie en strategie van de VGC. Het is mijn aanvoelen – maar dat bindt enkel mezelf – dat met de discussienota het debat inhoudelijk alvast op een serene en kwalitatieve manier werd aangezet en kan worden gevoerd. Het zal uiteraard van de fracties en raadsleden in de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie afhangen in welke mate dit debat inhoudelijk zal worden gevoerd.
Was ik op de hoogte van dit voorstel? Hoe sta ik als Vlaams minister bevoegd voor Brussel tegenover dit voorstel? Ik ben als minister niet ‘gevat’ – om het met een gallicisme te zeggen, mijnheer Vanlouwe – vanwege het voorstel zelf. Uiteraard spreek ik met mijn partijgenoten. Ik was de facto dus wel op de hoogte. Vanuit mijn functie als minister bevoegd voor Brussel zie ik geen graten in deze discussienota. Vanuit het toezicht kijk ik naar beleidsdaden en meng ik me niet in het inhoudelijke debat.
Heb ik reeds contact gehad met mijn Brusselse collega’s over dit voorstel? De discussienota is nooit besproken geweest in het College van de VGC. Dat hoeft ook niet, want het is een initiatief op het niveau van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Er is hierover met andere woorden geen enkel ander formeel contact geweest. Ik denk ook niet dat dit nodig is.
Ik meen te mogen zeggen dat dit een intellectueel debat is dat kan worden gevoerd. We zullen wel zien of en waar het ons ergens brengt. Ik denk niet dat we per definitie bij voorbaat schrik moeten hebben van intellectuele debatten die goed zijn voorbereid.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, voorzitter, collega’s, het is inderdaad nuttig om daarover na te denken en het debat te voeren. Ik denk niet dat dat debat alleen moet worden gevoerd in de Raad van de VGC. U hebt het inderdaad al gezegd: wettelijk zal het debat op een nog ander niveau, namelijk het federale niveau, moeten worden gevoerd. We zullen ons daartegen in ieder geval verzetten.
Het is goed dat daarover een debat wordt gevoerd. U verwijst naar minister Homans en zegt dat u met enige afgunst naar haar kijkt wanneer zij moet overleggen met lokale besturen en er inderdaad een andere afspiegeling is van meerderheden, coalities in andere steden en gemeenten in dit land. U weet natuurlijk ook wel dat de VGC een heel specifieke rol heeft en een lokaal bestuur sui generis is. Hier zijn er namelijk andere lokale overheden die u als overheid amper of niet willen erkennen en ook de decreetgeving desbetreffend amper of niet willen toepassen.
We hebben dan ook wettelijke initiatieven genomen om hier een plaatsvervangend lokaal bestuur op te richten dat inderdaad plaatsvervangend zal optreden ten aanzien van de negentien gemeenten en een heel specifieke rol vervult bij de uitvoering van dat Vlaams beleid in Brussel. Dat is natuurlijk het fundamenteel verschil ten aanzien van steden zoals Antwerpen, Gent of de vele lokale overheden die er in de rest van Vlaanderen zijn.
De vraag is inderdaad gesteld of we schrik moeten hebben van bepaalde naamswijzigingen, omdat de Brusselaar er misschien niet echt van wakker ligt. Daarover kunnen we inderdaad discussiëren: ligt de Brusselaar wakker van een bepaalde naamswijziging? Achter die naamswijziging zit altijd een bepaalde symboliek. Als u zegt dat Actiris officieel als naam nog steeds de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling heeft, dan zou ik zeggen dat Actiris een goede naam is, omdat daarin een activeringsbeleid tot uiting komt.
Anderzijds weet ik dat Franse Gemeenschap in Brussel zich niet langer zo noemt, maar zichzelf de naam Fédération Wallonie-Bruxelles heeft toegeëigend. Daar zit natuurlijk een bepaalde strategie achter. Men wil aantonen dat er een bevoorrechte band is tussen enerzijds Wallonië en anderzijds Brussel, waarbij men dan geen rekening houdt met de aanwezigheid van een Vlaamse Gemeenschap hier in Brussel. De facto bestaat er ook geen Fédération Wallonie-Bruxelles. Er bestaat geen bevoorrechte band tussen twee gewesten enkel en alleen omdat zij overwegend dezelfde taal spreken. Het is een debat waar de Brusselaar inderdaad niet wakker van zal liggen. Er zit echter wel een bepaalde symboliek en een bepaalde strategie achter.
U hebt inderdaad verwezen naar bepaalde studies – studies die men af en toe wel eens in vraag mag stellen – die stellen dat het Nederlands sterker zou staan of meer verruimend is dan de Vlaamse aanwezigheid in Brussel. Ik denk dat het de taak is van ons als overheid, als Vlaamse Gemeenschap, om die symboliek, die Vlaamse aanwezigheid, die Vlaamse meerwaarde, sterker in de verf te zetten en niet echt mee te gaan in een bepaalde trend indien die al dan niet zou moeten bestaan.
U weet dat er door ons is gereageerd op dat voorstel. Dat debat zal in de Raad van de VGC worden gevoerd, ook hier, mogelijk zelfs op het federale niveau, als het ooit op tafel wordt gelegd.
Ik wens iets te benadrukken. Wanneer Brussel de Vlaamse Gemeenschap de rug toekeert, zou het ook wel eens kunnen – en ik hoop dat het niet zo zal zijn – dat Vlaanderen Brussel de rug toekeert. Het zou kunnen zeggen dat Vlaanderen zegt dat het ook bepaalde problemen heeft in groot- en centrumsteden zoals Antwerpen, Gent, Mechelen, Hasselt, Leuven, Diest, Brugge en Kortrijk. Laat ons eraan werken om die band tussen Brussel en Vlaanderen te versterken. Als Brussel Vlaanderen blijft afwijzen en er zou een wederzijdse afwijzing ontstaan, dan zullen wij als Brusselse Vlamingen er alleszins niet versterkt uit komen. Dat heeft ook te maken met bepaalde – misschien kleine – details zoals nu, maar het gaat over die band tussen Vlaanderen en Brussel die we moeten versterken.
De heer Poschet heeft het woord.
Zoals gezegd, heeft onze partij zoals steeds de gulden middenweg, de weg van het gezond verstand gekozen. We staan open voor het debat.
De afgelopen decennia hebben we gezien dat het doelpubliek van de VGC stelselmatig verruimd is, van Brusselse Vlamingen naar Nederlandstalige, Nederlandskundige Brusselaars. Die worden inderdaad verbonden door het Nederlands. Het blijft ook belangrijk dat Brussel integraal deel blijft uitmaken van de Vlaamse Gemeenschap. Daarom vinden we het essentieel dat er over dit voorstel overleg is bij de beleidsniveaus.
Als u het mij toestaat, lees ik nu een iets langer citaat: “Als Nederlandstalige Brusselaars de belangen van hun stad verdedigen, mag dat in Vlaanderen geen achterdocht opwekken. Dergelijk engagement doet allerminst afbreuk aan onze gehechtheid aan de Nederlandse gemeenschap, wel integendeel! Onze inzet voor Brussel vormt precies de concrete verwerkelijking van de verbondenheid met die Nederlandse cultuur. Er bestaat geen tegenstrijdigheid tussen het belang van Brussel en dat van de Nederlandse Gemeenschap en het Nederlandse Gewest, zolang beide gewesten de beginselen van het goede nabuurschap eerbiedigen. Als dat gebeurt, kan er op een constructieve manier worden samengewerkt. Wij, Nederlandstalige Brusselaars” – ik herhaal: Nederlandstalige Brusselaars – “kunnen daarbij een brugfunctie vervullen. We zullen daar des te beter toe in staat zijn naarmate wij daarbij kunnen rekenen op de steun van heel de Nederlandse gemeenschap. Heel de Nederlandse gemeenschap moet haar verantwoordelijkheid voor Brussel opnemen.”
Ik denk dat mevrouw Van den Brandt dat citaat ook nog kent. Het is een citaat dat niet op mijn netvlies, maar wel in mijn buis van Eustachius staat gebrand. Het is een citaat van de fractieleider van de N-VA bij de beleidsverklaring van 2009.
Iedereen trekt zijn eigen conclusies naar rechtlijnigheid toe. Ik heb dit al gezegd – en mijn collega Delva ook: tenslotte zijn er voor mijn partij wel andere katten te geselen in Brussel dan te discussiëren over een N of een V.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Collega’s, wanneer het goed is, zeggen we het ook. Ik vond het antwoord van de minister correct en duidelijk. Het zette het debat in de juiste positie neer.
Ik wil zelf ook een citaat voorlezen. Onze eigen minister van Brussel heeft op een bepaald moment gezegd: “Het Nederlands is een bindmiddel.” Ik denk dat dat hier de insteek is. Dit is niet het afkeren van of het terugkeren naar Vlaanderen. Dit is de hand reiken en het Nederlands gebruiken als bindmiddel in Brussel. Ik zie daar niet zoveel dreiging in. Het lijkt me gezond om het debat in de VGC te laten plaatsvinden.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Ook ik heb heel weinig toe te voegen aan het antwoord van de minister dat heel duidelijk, helder en correct is.
De heer Vanlouwe had het daarnet over schaamte. Volgens mij vertrekt zo’n initiatief niet vanuit schaamte, maar vanuit fierheid. Ik wil toch ook een citaat aanhalen van de initiatiefnemers in de VGC: “De verdienste van de lokale Vlaamse beweging, de Vlaamse cultuurverenigingen en de VGC voor de plaats van het Nederlands in Brussel is enorm groot. Daar blijven we trots op. Ook als de VGC omgedoopt wordt naar NGC blijft het beleid naar die Vlamingen binnen Brussel ongewijzigd. We nemen dus geenszins afstand van de V van Vlaams maar verkiezen het gebruik van N van Nederlands om op die manier te verruimen en het bereik van onze instellingen en diensten te vergroten.” Het is dus geen schaamte maar fierheid.
Minister Gatz heeft het woord.
Zalig de Mechelaars, de Gentenaars en de Bruggelingen omdat hun nooit wordt gevraagd of ze Mechelse Vlaming of Vlaamse Mechelaar zijn. Zij stellen zich niet eens die vraag. Wij dragen het kruis als Brusselse Vlaming of als Nederlandstalige Brusselaar, kosmopolieten allerhande, omdat die vraag ons af en toe eens wordt gesteld. Dat is wat gebeurt in de discussienota.
Mijnheer Vanlouwe, we zullen het hier misschien nog over hebben, maar nu is de Raad van de VGC de uitgelezen plaats om het debat te voeren. We zullen wel zien waar ons dat brengt. Ik zou daar geen al te verregaande conclusies uit willen trekken. Op zich is het wel nuttig om het debat te houden. Ik sta ervoor open, maar tegelijkertijd heb ik in mijn antwoord ook wel aangegeven wat er van verwacht mag worden en wat niet. Het debat is gestart en we zullen zien hoe het in de Raad van de VGC al dan niet tot bepaalde gedragen conclusies kan leiden.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Het is nuttig dat het debat wordt gevoerd, maar niet alleen in de Raad van de VGC. Ook hier moeten we dat debat blijven voeren. De heer Poschet haalt een citaat aan. Het is duidelijk dat dit historisch gekaderd is. Ik weet ook in welke context het uiteengezet is. Het ging om het historisch kaderen van de aanwezigheid van de Vlaamse Gemeenschap als Nederlandstaligen in Brussel.
Als zo’n discussienota op de tafel wordt gelegd, stel ik me de vraag of er geen andere uitdagingen zijn die interessanter zijn. We moeten aanvaarden dat er in Brussel een Vlaamse Gemeenschap actief is en dat er een meerwaarde is van de Vlaamse aanwezigheid voor de Brusselaars, voor de Brusselse Vlamingen. Aan hen die een keuze maken om deel te nemen aan deze activiteiten, zeg ik dat het beter zou zijn om onze energie te stoppen in de echte uitdagingen voor de Brusselaars.
De vraag om uitleg is afgehandeld.