Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, in de vorige commissievergadering hebt u uitdrukkelijk gezegd dat u de samenwerking graag wil stimuleren en dat u zich als coördinerend minister wil profileren op het Brusselbeleid en iedereen wil doen samenwerken.
Groot was mijn verbazing toen Vlaams minister-president Bourgeois de Visienota 2050 bekendmaakte en bleek dat er in de volledige nota geen woord werd besteed aan Brussel. Nul resultaten voor zowel de zoekterm ‘Brussel’ als de zoekterm ‘hoofdstad’. De nota 2050 rept met geen woord over Brussel, noch over haar Vlaamse bewoners en instellingen. Brussel heeft als hoofdstad blijkbaar geen betekenis voor Vlaams minister-president Bourgeois.
Nochtans benadrukt de minister-president het economisch belang van de Vlaamse grootstad: “Verstedelijking hoort bij economische ontwikkeling. Grote stedelijke complexen zijn broedplaatsen voor innovatie. Kwaliteit van opleiding, infrastructuur, woon-, leef- en innovatieklimaat en flexibele arbeidsmarkt worden de troeven voor investeringen.”
De specifieke rol van Brussel in dit opzicht wordt echter genegeerd. Over de specifieke betekenis, functie en werking van Brussel als hoofdstad of als grootstad wordt met geen woord gerept in de langetermijnstrategie voor Vlaanderen.
Minister, hebt u deelgenomen aan het tot stand komen van deze nota? Wat was uw bijdrage? Hebt u geprobeerd uw coördinerende rol ten volle te laten spelen om Brussel in de Visienota te krijgen? Wat is uw langetermijnvisie voor Brussel? Welke conclusies moeten we trekken uit het feit dat er niks over de hoofdstad in staat? Minister, u begrijpt dat ik sta te popelen om uw antwoord te horen.
Minister Gatz heeft het woord.
Het regeerakkoord bepaalde dat de Vlaamse Regering een visienota zou opstellen. Ter voorbereiding van deze langetermijnvisie van de Vlaamse Regering heeft de administratie tijdens het begin van dit jaar een trendverkenning uitgevoerd. Ze heeft onderzocht wat de zogenaamde megatrends in de wereld zijn en hoe Vlaanderen zich daartoe verhoudt.
Megatrends zijn nu al zichtbare veranderingsprocessen met een brede reikwijdte en ingrijpende, verstrekkende implicaties. Megatrends verschillen van andere trends door hun tijdshorizon – het zijn veranderingen die zich over meerdere decennia voltrekken –, door hun omvang – ze hebben sociale, technologische, economische, milieu- en politieke dimensies – en door de intensiteit van hun impact. Met dat laatste bedoelen we dat ze ingrijpende, directe en indirecte gevolgen hebben voor onze samenleving en onze economie.
Ze zijn echter ook omgeven met onzekerheden: ze beïnvloeden elkaar; er bestaan tegenstromingen en innovatieve niches die de impact van de megatrend verzwakken of versterken; disruptieve doorbraken en het tijdstip waarop ze zich zullen voordoen, zijn daarnaast nog meer onvoorspelbaar.
De keuze en de beschrijving van de megatrends gebeurde op basis van literatuurstudie, in hoofdzaak van rapporten van internationale publieke instellingen, zoals de Verenigde Naties (VN), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Europese Commissie, maar ook aan de hand van enkele visionaire studies.
De Vlaamse Regering keurde op 27 februari de inhoud van deze trendverkenning goed en ging akkoord met het verdere traject voor de opmaak van de visienota. Vervolgens heeft een schrijversgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van verschillende beleidsdomeinen zoals aangeduid in de conceptnota, gewerkt aan een visienota voor Vlaanderen met als horizon 2050. Stakeholdersoverleg heeft eveneens plaatsgevonden op 27 mei en 3 juni 2015, waarbij de eerste keer de adviesraden, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP), de Verenigde Verenigingen en de sociale partners in dialoog konden gaan en de tweede keer de zogenaamde relevante partners en pioniers in het veld hun mening konden geven. De uitgeschreven nota met als titel ‘Visie 2050, een langetermijnstrategie voor Vlaanderen’ werd dan, zoals u kon merken, goedgekeurd op 18 september 2015.
Met het goedkeuren van de nota werd ook het voorzitterscollege van de Vlaamse administratie gelast een uitgewerkt governancemodel voor de transitieprioriteiten voor te stellen aan de Vlaamse Regering tegen 1 december 2015. Bovendien werd de minister-president gelast om over de visienota het advies in te winnen van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, de Strategische Adviesraad voor Ruimtelijke Ordening, de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, de Mobiliteitsraad, de Strategische Adviesraad Welzijn, Gezondheid en Gezin, de Vlaamse Woonraad, de Strategische Adviesraad Landbouw en Visserij, de Strategische Adviesraad Cultuur, de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie en de Strategische Adviesraad voor Onderwijs en Vorming tegen 1 december 2015. Na het ontvangen van deze adviezen zal de visienota geagendeerd worden op het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) en het Overlegforum met de Verenigde Verenigingen.
De visienota vertrekt vanuit de omgevingsanalyse van de internationale tendensen en megatrends. In het tweede deel van de nota wordt de toekomstvisie voor Vlaanderen beschreven. Die visie toont het Vlaanderen dat we wensen in 2050. Die toekomstvisie is gericht op Vlaanderen, maar houdt rekening met de evoluties die zich wereldwijd en Europees aftekenen. Vlaanderen draagt internationaal zijn steentje bij door in te zetten op de duurzame ontwikkelingsdoelen voor 2030 van de Verenigde Naties. Duurzaamheid loopt als een rode draad door de toekomstvisie. Deze toekomstvisie geldt dan ook als langetermijnvisie voor duurzame ontwikkeling, zoals bepaald in het decreet Duurzame Ontwikkeling.
De ambitie voor Vlaanderen naar 2050 toe richt zich op het creëren van welvaart en welzijn op een slimme, innovatieve en duurzame manier in een sociaal, open, veerkrachtig en internationaal Vlaanderen, waarin iedereen meetelt. De toekomstvisie wordt gebouwd op drie pijlers: via een nieuwe economie, voor een inclusieve samenleving en binnen de ecologische grenzen van onze planeet.
Daarnaast worden ook verschillende thema’s besproken die in grote mate overeenkomen met de behoeften van onze maatschappij: kennisontwikkeling als drijvende kracht; slimme omgang met materialen; een koolstofarme samenleving; een robuust watersysteem; een duurzame voedselketen; een vlot en veilig mobiliteitssysteem; wonen in een aantrekkelijke samenleving; toegankelijke en hoogwaardige zorg en een wendbare overheid.
In het derde deel zijn er zeven transitieprioriteiten gekozen, waarop de Vlaamse Regering bij uitstek wil inzetten. We zien die prioriteiten als noodzakelijke factoren om een omslag richting 2050 te maken. Die transities zijn structurele veranderingen met een grote impact op de samenleving. Ze zijn het resultaat van ontwikkelingen die elkaar versterken op economisch, cultureel, ethisch, technologisch, ecologisch, sociaal en institutioneel vlak.
Om die transities te realiseren, hebben we een aangepaste mentaliteit en aanpak nodig die gericht is op vernieuwing en het vermijden van hokjesdenken. Overheden, bedrijven, kennisinstellingen, socioculturele organisaties, milieuverenigingen en individuele burgers spelen elk hun rol. Om de transities te bevorderen, is innovatie nodig.
De volgende zeven transitieprioriteiten werden door de Vlaamse Regering vastgelegd: ten eerste, omgaan met en klaar zijn voor disruptie; ten tweede, de sprong maken naar de industrie 4.0; ten derde, levenslang leren en iedereen aan de slag helpen; ten vierde, demografiestrategie, de sprong maken van zorg en welzijn 4.0; ten vijfde, de transitie naar de circulaire economie doorzetten; ten zesde, werken aan een vlot en veilig mobiliteitssysteem; ten zevende, zorgen voor een energietransitie. Voor elk van de prioriteiten zal een transitieaanpak worden uitgewerkt.
Ik denk dat het duidelijk is dat de visienota een heel brede toekomstvisie bevat, uitgaande van verschillende tendensen en uitdagingen, de gevolgen voor Vlaanderen en de rol die Vlaanderen kan spelen. Het lijkt me evident dat Brussel daar ook baat bij heeft. Daarvoor hoeft onze hoofdstad niet bij naam worden genoemd. Als hoofdstad van Vlaanderen maakt Brussel immers deel uit van Vlaanderen. Ik wil overigens graag nog opmerken dat bijvoorbeeld Antwerpen, Gent of Zeebrugge ook niet terug te vinden zijn in de tekst.
U kent de langetermijnvisie voor Brussel. Vlaanderen blijft resoluut kiezen voor zijn hoofdstad, wat ik ook al meegaf bij de voorstelling van de beleidsnota. We willen Brussel en de band tussen Brussel en Vlaanderen verder versterken. De Vlaamse Gemeenschap blijft investeren in infrastructuur en dienstverlening ten behoeve van de Brusselaars, gelet op de demografische projecties die zijn gemaakt. We blijven daarbij de Brusselnorm hanteren, wat betekent dat de Vlaamse Gemeenschap voor haar beleid in Brussel 30 procent van de Brusselse bevolking als haar doelgroep beschouwt en dat 5 procent van de middelen die besteed worden voor gemeenschapsbevoegdheden aangewend worden voor beleid in en voor Brussel. In het bijzonder hebben we oog voor voorzieningen voor kinderopvang, gezondheidszorg, thuiszorg en woonzorg.
Jaarlijks bekijken we, aan de hand van een rapport van de bestaande ambtelijke Task Force Brussel, met de hele Vlaamse Regering hoe het staat met de toepassing van de Brusselnorm en welke maatregelen we desgevallend nemen om bij te sturen waar nodig.
U mag met betrekking tot Brussel dezelfde conclusies trekken als inwoners van bijvoorbeeld Antwerpen, Gent of Zeebrugge, namelijk dat deze visienota een brede toekomstvisie is die gericht is op het creëren van welvaart en welzijn op een slimme, innovatieve en duurzame manier in een sociaal, open, veerkrachtig en internationaal Vlaanderen, waarin iedereen meetelt. En daar hoort Brussel bij.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, u verstaat de kunst om heel uitgebreid te antwoorden en eigenlijk heel weinig te antwoorden. Het had kunnen volstaan als u met ‘ja’ of ‘nee’ had geantwoord op mijn vraag of u hebt deelgenomen aan de totstandkoming van deze nota. Ik begrijp uit uw antwoord dat het ‘nee’ is.
Verder vroeg ik u hoe u hebt geprobeerd om Brussel in de visienota te krijgen. Ik begrijp uit wat u zegt – maar ik kan mij vergissen, dus ik hoop dat u mij verduidelijking geeft – dat uw antwoord is ‘nee, ik heb het niet geprobeerd’. U bent iets uitgebreider ingegaan op de vraag over uw langetermijnvisie. Als antwoord op mijn laatste vraag zegt u dat Brussel er niet bekaaider van af komt dan Antwerpen op Gent. Nu, Brussel is ook de enige stad die een minister heeft. Er is een Vlaamse minister van Brussel. De Vlaamse overheid heeft heel specifiek bepaald dat er een minister van Brussel is, met een heel specifieke taak en rol. Uit uw antwoord begrijp ik dat u die taak in deze nota niet hebt uitgeoefend.
Betekent het dat Brussel geen megatrends – zoals u zegt: internationaal, in de wereld – heeft? Wat met de bevolkingsgroei en de uitdagingen op dat vlak? Ik denk dat dat wel als megatrend kan worden opgenomen. Wat met de superdiversiteit in Brussel? Meertaligheid?
Ik vind het jammer om het te zeggen, maar ik blijf echt wel op mijn honger zitten. U antwoordt niet op mijn vragen. U geeft heel uitgebreid antwoord op hoe de nota tot stand is gekomen, maar zegt niet welke rol u vanuit uw Brusselse bevoegdheid hebt gespeeld.
Ik dank u.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik had nooit gedacht dat ik het woord zou moeten voeren om aan de minister van Brussel uit te leggen waarom Brussel op een andere positie staat dan Antwerpen, Gent of Zeebrugge. Ik dacht dat we die stap hadden gezet, dat we daarover al herhaaldelijk debat hadden gevoerd en dat er zelfs politieke consensus was over het feit dat Brussel, aangezien het een apart gewest is, iets anders is dan Antwerpen, Gent of Zeebrugge die in het gewest Vlaanderen liggen.
We zijn in Brussel enkel bevoegd voor de gemeenschapsbevoegdheden en niet voor de gewestbevoegdheden. Dat is toch een andere situatie. Het feit dat het een tweetalig grondgebied is en dat er enorme uitdagingen zijn op vlak van armoede en superdiversiteit, toont aan dat Brussel niet zomaar is als al de rest. Ik wil daarmee niet zeggen dat Antwerpen, Gent of Zeebrugge niet belangrijk zijn.
Wat is de visie over de verhouding tussen Brussel en Vlaanderen, over de positie van Brussel in Vlaanderen, over hoe wordt omgegaan met de verstedelijking, ook in de Rand en over hoe wordt omgegaan met een regio die een economische zone is die verder gaat dan Brussel zelf en zo een impact heeft? Er zit een hele context achter die aandacht vraagt en verdient. Ik vind het iets te gemakkelijk om te zeggen dat ook Gent en Antwerpen niet in de visietekst staan. Dat is een te beperkt antwoord van een minister van Brussel.
Brussel is een megatrend, zei mevrouw Idrissi. Dat is absoluut waar. Het gaat over de impact, over hoe het verandert en wat er aan de hand is. Dat is ongezien en we moeten daar veel meer aandacht voor hebben dan wat er in deze tekst staat. Ik kan alleen maar vaststellen dat we een minister van Brussel hebben die niet meer overtuigd is van het verschil tussen een aparte positie voor Brussel tegenover Gent en Antwerpen, en dat baart me zorgen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister, de volgende vraag om uitleg op de agenda gaat over de naamgeving van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). Het is interessant dat deze vragen op hetzelfde moment zijn geagendeerd omdat het toch gaat over de zichtbaarheid. Hier wordt blijkbaar aangeklaagd dat Brussel niet aan bod komt in de Visienota 2050 over Vlaanderen. In de volgende vraag wordt aangeklaagd dat de VGC inspanningen doet om de naam te wijzigen en de Vlaamse aanwezigheid in de benaming probeert weg te duwen. Daar komen we straks op terug.
De vraag van mevrouw Idrissi is bijna een copy/paste van het opiniestuk van mevrouw Van den Brandt. Ik zou bijna denken dat er een rood-groenkartel in de maak is in Brussel, maar we weten beter. Als ik de verslagen bekijk van de Raad van de VGC of van het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement, dan zie ik fundamentele verschillen. Soms zie ik ook de spreidstand die bepaalde partijen moeten doen die hier in de oppositie zitten en daar in de meerderheid.
De minister zei al dat Brussel als stad niet in de visietekst staat. Brussel heeft een specifieke positie, maar ook Antwerpen heeft dat met het belang van de haven, net zoals Brugge met de haven als toeristische aantrekkingspool. Ook andere steden in dit land hebben uiteraard een bijzonder belang in deze toekomstvisie. Ook de namen van die steden staan niet expliciet vermeld in de visienota.
De minister zegt dat er rekening wordt gehouden met internationale trends en verwijst naar de innovatie die van belang is voor Vlaanderen. Hij verwijst naar de duurzaamheid, een begrip dat toch ook voor de dames Idrissi en Van den Brandt van belang is. Ik vind het interessant dat de minister zegt dat een bepaalde manier van hokjesdenken is ontstaan over hoe men van Brussel een eiland kan maken binnen deze federale structuur. Voor ons moet er een sterke band zijn tussen Vlaanderen en Brussel. Dat heeft te maken met de Vlaamse aanwezigheid en de meerwaarde van Vlaanderen in de hoofdstad. Het hokjesdenken van de Brusselse stadsgemeenschap die men zo graag wil creëren, moet men proberen te overstijgen. Er moet een sterke band zijn met Vlaanderen en ook met de Franse Gemeenschap. Het mag niet zo zijn dat de ene gemeenschap de andere domineert.
Als we het beleid van deze Vlaamse Regering bekijken in het regeerakkoord, in de beleidsnota en de beleidsbrief, dan gaat er enorm veel aandacht naar Brussel. Op 1 september heeft de Vlaamse minister-president voor het eerst in de geschiedenis een basisschool en een secundaire school in Brussel bezocht. In een vorige legislatuur, met een andere minister van Cultuur, was die aandacht er niet zozeer.
Minister Gatz heeft al gezegd dat we de Brusselnorm van 5 procent halen, met uitzondering van één domein. Alle Vlaamse ministers besteden 5 procent van hun gemeenschapsbudget aan Brussel. Integratie en inburgering zijn erg belangrijk. Maar liefst 10 procent van het totale budget wordt daaraan besteed. De voormalige directeur van het Huis van het Nederlands heeft onlangs een prijs gekregen voor zijn inspanningen. Brussel zal steeds de hoofdstad blijven van Vlaanderen. Brussel maakt onlosmakelijk deel uit van Vlaanderen. Ik hoop dat sommige collega’s zich niet zullen blijven storen aan het feit dat Vlaanderen zal blijven investeren in Brussel en er aanwezig zal blijven.
Minister Gatz heeft het woord.
Aan de verenigde oppositie wil ik vriendelijk het volgende kwijt: hoed u voor het volgende dat ik zeg. Brussel heeft inderdaad een apart statuut. Daar hoeft u mij niet van te overtuigen. Daarom zitten we ook samen in deze commissie. Brussel is echter niet zo apart dat het ontsnapt aan internationale megatrends en dat die een ander effect zouden hebben dan in pakweg Antwerpen. Daarin vergist u zich fundamenteel. Brussel maakt in die zin volledig deel uit van de Visienota 2050.
Mevrouw Idrissi, het is ‘eieren of jong’. Uw fractieleider heeft, toen de visienota van de minister-president nog maar net werd bekendgemaakt, gezegd dat het allemaal veel te veel over de lange termijn gaat en dat het allemaal niet belangrijk is. U moet nagaan of u die nota nu belangrijk vindt of niet. U vindt die blijkbaar belangrijk genoeg om er een detailvraag over te stellen. Uw fractieleider vindt de nota helemaal niet belangrijk. Ik vraag me af hoe u een corollaire vraag over een niet-belangrijke nota kunt stellen. Dat ontgaat me een beetje.
Minister, elke keer als u gepikeerd reageert, betekent dit dat ik de vinger op de wonde leg.
U zegt dat het gaat om een detailvraag over Brussel. We zitten in een commissie voor Brussel. Ik stel u een vraag over de afwezigheid van Brussel in de Visienota 2050. De volledige regering had zich eindelijk eens kunnen laten gaan over hoe ze die visie ziet, ook voor Brussel. U noemt dat een detailvraag? Oké, ik neem daar akte van. Daarmee holt u uw eigen functie als minister van Brussel uit. Dit was de uitgelezen kans om al uw collega’s rond de tafel te brengen en mee na te denken over wat de visie 2050 zou kunnen zijn voor Brussel.
Antwerpen verschilt niet zozeer van Brussel, zegt u. Het Vlaanderen van morgen met alle problemen inzake superdiversiteit, bevolkingsgroei en de industrie 4.0 enzovoort, zie je vandaag in Brussel. Eigenlijk lopen we voorop. De problemen die zich vandaag in Brussel voordoen, zullen morgen in Vlaanderen ook aan de orde zijn en nog veel straffer. Brussel heeft ook een laboratoriumfunctie omdat men op kleine schaal oplossingen aan het uitdokteren is voor de problemen die zich ook in Vlaanderen zullen voordoen. Alleen al daarom is het belangrijk om in een visienota over Vlaanderen Brussel mee op te nemen. Ik begrijp dat dit voor u een detail is. Wel, voor ons is het dat niet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.