Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Goedemorgen iedereen, ik ben Amaury Vanderlinden. Ik kom hier in verband met Zuiddag. Ik volg economie-moderne talen aan het college van Melle in Oost-Vlaanderen. Hierbij open ik de commissievergadering van vanmorgen.
De eerste vraag wordt al geschrapt, omdat die persoon er niet is. (Gelach)
We gaan dus meteen naar de tweede vraag.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik heb een vraag over de dienstencheques, een systeem dat ondertussen al geruime tijd bestaat, al sinds 2004. Het is een betaalmiddel dat we allemaal kennen en waarvoor de overheid ook een financiële bijdrage levert. Iedere meerderjarige privépersoon die in België is gedomicilieerd, kan ermee huishoudelijke taken in zijn of haar woning laten uitvoeren. Een dienstencheque kost 9 euro. Na belastingvermindering kost dat nog 6,30 euro. Het aantal dienstencheques die een individuele gebruiker kan gebruiken of aankopen, is afhankelijk van de situatie waarin hij of zij zich bevindt. Een gebruiker kan maximaal vijfhonderd dienstencheques per kalenderjaar bestellen: vierhonderd tegen 9 euro en honderd tegen 10 euro. Een gezin kan er maximaal duizend bestellen: achthonderd tegen 9 euro en tweehonderd tegen 10 euro.
Er zijn een aantal speciale categorieën personen die tweeduizend dienstencheques kunnen bestellen tegen 9 euro, namelijk eenoudergezinnen, gehandicapte personen, ouders van minderjarige gehandicapte kinderen en oudere personen die een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden genieten. De eenoudergezinnen moeten jaarlijks een verklaring op eer indienen ter staving van hun situatie. Een exemplaar moet naar de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) worden gestuurd, met de gevraagde bewijsstukken. Een ander exemplaar, het origineel, moet zonder bewijsstukken worden teruggestuurd naar Sodexo.
Aangezien de gezinssituatie jaarlijks kan variëren, lijkt het me ook logisch dat dit formulier jaarlijks moet worden opgevraagd en opgestuurd. Na telefonisch contact met de administratie van Sodexo blijkt echter dat gehandicapte personen en ouders van minderjarige gehandicapte kinderen tevens jaarlijks een attest van het VAPH moeten indienen bij Sodexo. Dat attest is te verkrijgen bij de provinciale afdelingen van het VAPH. Ik vraag me dan ook af wat ze hierbij dan moeten bewijzen. Dat zijzelf of die kinderen nog steeds gehandicapt zijn, lijkt me logisch, gelet op het feit dat bepaalde beperkingen jaarlijks niet verbeteren of zelfs verslechteren.
Minister, gelet op de psychologische, maar toch ook fysieke last die het hebben van een handicap of het ouderschap van kinderen met een beperking met zich meebrengt, had ik u graag de volgende vragen gesteld. Waarom precies moeten personen met een handicap of ouders van minderjarige gehandicapte kinderen jaarlijks een attest indienen om hun ernstige situatie te bevestigen? Bent u van mening dat die maatregel moet worden aangehouden? Zo neen, kan hiervoor een versoepeling worden overwogen, bijvoorbeeld naar aanleiding van de gunningsprocedure voor de uitgiftemaatschappij van dienstencheques? Bestaat er een mogelijkheid dat de uitgiftemaatschappij van de dienstencheques de bewuste informatie rechtstreeks kan verkrijgen via het VAPH? Zult u, met het oog op het nastreven van administratieve vereenvoudiging voor de consument enerzijds en het vermijden van bijkomende verwerkingskosten voor de uitgiftemaatschappij van de dienstencheques en het VAPH anderzijds, actief zoeken naar een zo eenvoudig mogelijke regeling?
Dank u, mevrouw De Vroe. Minister, kunt u daarop antwoorden?
Hallo, ik ben Sjarie. Ik ben hier ook voor Zuiddag. Ik stel voor dat ik elke keer de samenvatting zal geven, en dat mijn assistent jullie verder de uitleg zal geven. (Gelach)
Voorzitter, ik zal eerst ingaan op de jaarlijkse verplichting. Dat is een element van het reglement met betrekking tot de dienstencheques. Het koninklijk besluit bepaalt dat de gebruikers aan het uitgiftebedrijf per kalenderjaar een attest moeten bezorgen bij het overschrijden van vijfhonderd dienstencheques. Die jaarlijkse verplichting kan komen te vervallen indien er een elektronische gegevensuitwisseling tussen de administraties en de uitgiftemaatschappij tot stand wordt gebracht. Dat automatisch kunnen doorgeven van gegevens lijkt me de beste oplossing, de ideale situatie. Vandaag bestaat die datastroom nog niet. Ik kom daar straks nog op terug.
De jaarlijkse vaststelling van de aanwezigheid van een handicap kan wel noodzakelijk zijn, want er zijn gevallen waarin de handicap niet permanent is. In die gevallen kan de toestand van een persoon met een handicap evolueren. Het is echter wel zo dat een handicap vaak van onbeperkte duur is. In die gevallen is een jaarlijkse bevestiging een nodeloze administratieve last. Ik ben het met u eens dat we dat moeten versoepelen. Ik wil u wel meegeven dat die versoepeling los moet worden gezien van de gunningsprocedure voor het uitgiftebedrijf van dienstencheques. Het gaat hier niet over een verplichting vanwege dat uitgiftebedrijf, maar wel over een verplichting als gevolg van een bestaand KB, van de regelgeving dus.
U weet dat wij in eerste instantie inzetten op het vlot overnemen van de dienstencheques. U weet dat we in 2016 moeten starten met de eigen Vlaamse uitgiftemaatschappij. Ik wil daarna zeker verder inzetten op die vereenvoudiging, onder meer via een verdere digitalisering. Bij het overnemen door een Vlaamse uitgiftemaatschappij is het opnieuw aanvragen van attesten eigenlijk niet aan de orde, want voor die uitgiftemaatschappij is het dan de eerste keer dat een attest moet worden ingediend. Ik denk dus dat ik tijd heb tot 2016 om te bekijken hoe we de vereenvoudiging het best aanpakken. Ideaal zijn rechtstreekse informatiestromen.
Zoals aangegeven in de beleidsnota Werk, gaan we de werking van de dienstencheques versterken door maximaal in te zetten op automatisering en digitalisering. Dat is een element geweest voor de aanbesteding van het uitgiftebedrijf. We willen de vereenvoudiging en verminderde administratieve lasten zeker realiseren. De beste optie is dus de elektronische communicatie om de nodige gegevens te bezorgen zonder tussenkomst van de gebruiker. Hierbij moeten we wel rekening houden – en dat is de moeilijkheid, ik zal dat verder onderzoeken – met privacy en technische haalbaarheid van deze optie. Dat doe ik als we een eigen Vlaamse uitgiftemaatschappij hebben.
Conclusie: een jaarlijks attest voor personen met een handicap is nu een wettelijke verplichting die niet altijd nuttig is. De administratieve rompslomp kan voorkomen worden door rechtstreekse informatiestromen. De minister zal in elk geval het systeem van de dienstencheques vereenvoudigen.
Mevrouw De Vroe heeft het woord.
Jullie doen dat goed, zeg. Jullie zijn waardige vervangers.
Ik dank u voor uw antwoord, beide ministers. Het is belangrijk voor de ouders of de mensen met een permanente handicap om niet jaarlijks opnieuw met de neus op de feiten gedrukt te worden. Hun situatie is al ernstig genoeg. Ik ben tevreden met uw antwoord. Ik zal dit in 2016 uiteraard verder opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.