Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dit is een thema dat hier zeker niet voor de eerste keer aan bod komt. Ons onderwijs staat of valt met de dagelijkse inzet van onze leerkrachten en directieleden. De Vlaamse Regering kiest er dan ook terecht voor om de leerkracht weer centraal te stellen en om werk te maken van een vernieuwd en aantrekkelijk loopbaanbeleid. Eerder dit jaar konden we in het jaarrapport Ziekteverzuim Vlaams Onderwijspersoneel vaststellen dat een groot deel van de opgenomen ziektedagen in het onderwijs te wijten is aan psychische problemen, zoals een burn-out, een depressie of werkstress.
Zoals dat in alle sectoren het geval is, hebben ook deze personeelsleden nood aan tijd en ruimte wanneer ze aangeven dat het even niet meer lukt. Belangrijk is dat er voor deze mensen een zorgzaam kader bestaat om te herstellen en om de nodige ondersteuning te krijgen. Dit geldt ook voor personeelsleden die nog niet erkennen dat ze die ondersteuning nodig hebben.
Het is belangrijk dat schoolbesturen de nodige instrumenten in handen hebben om wanneer dat noodzakelijk is de getroffen leerkrachten en directieleden voor onbepaalde tijd uit hun werkomgeving te halen en om hen de gepaste begeleiding aan te bieden, ook wanneer het personeelslid aanvankelijk niet bereid is. Cruciaal hierbij is uiteraard dat dit kan buiten de procedures van tucht en sanctie. Immers, een problematiek van een psychische aandoening kan niet beschouwd worden als een ‘fout’ van het betrokken personeelslid. Een formule zonder sanctionerend karakter is daarom noodzakelijk. Op dit moment geven scholen aan dat ze in veel situaties een alternatief voor tucht en evaluatie missen voor personeelsleden die wegens de bovenbeschreven problematiek niet meer kunnen functioneren in hun werkomgeving.
In het verleden is deze kwestie meermaals aan bod gekomen binnen de werkgroep Geïntegreerd Welzijnsbeleid, waarin zowel de administratie, het kabinet Onderwijs als de sociale partners vertegenwoordigd zijn om samen afspraken te maken met betrekking tot het gezondheidsbeleid van leerkrachten.
Minister, wat is de stand van zaken van de werking van de werkgroep Geïntegreerd Welzijnsbeleid? Hoe groot is het percentage leerkrachten met psychische en/of psychiatrische problemen binnen het totale percentage van leerkrachten en/of binnen het percentage van leerkrachten met ziekteverzuim?
Over welke mogelijkheden beschikken directies momenteel om deze leerkrachten, die tekortschieten in hun functioneren of die een aantal plichten schenden, te begeleiden?
Vindt u het nodig om wijzigingen aan te brengen in het decreet Rechtspositie om deze personeelsleden op te vangen aangezien de procedures van tucht en evaluatie hier echt niet geschikt voor zijn?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Celis, in de marge van uw vraag hebben de voorzitter en ik het over de psychosociale belasting van de vraagstellers en antwoordgevers …
Ik dank u in elk geval voor deze heel interessante vraag. De werkgroep Geïntegreerd Welzijnsbeleid is in de schoot van de formele onderhandelingscomités ontstaan. Een aantal thema’s die daar behandeld werden, draaiden onder meer om werkbaar werk. Toch bleef het onderwijsveld met heel wat vragen zitten met betrekking tot de toepassing van die federale welzijnswetgeving in ons onderwijs.
De nieuwe federale wetgeving rond de preventie van psychosociale risico’s is van kracht sinds september 2014, maar binnen het onderwijs blijft men dus met vragen zitten. Daarom heb ik beslist om in de schoot van begeleidingscommissie die al bestaat sinds 2010, een ad-hocwerkgroep op te richten voor de preventie van psychosociale risico’s in onderwijsinstellingen. In die werkgroep zitten dezelfde instanties als die van de begeleidingscommissie, namelijk het GO! en de onderwijskoepels, de onderwijsinspectie, de federale overheid Werk, Arbeid en Sociaal Overleg en ons ministerie van Onderwijs en Vorming. De vakorganisaties zijn ook uitgenodigd. De werkgroep ging van start op 27 oktober, dat is dus heel erg recent. Mijn administratie zal daar met de sociale partners overleggen hoe die federale wetgeving op een goede manier kan worden uitgerold in ons onderwijs.
Voor uw vraag naar de cijfers verwijs ik graag naar het jaarrapport van 2013. Daaruit blijkt dat psychosociale aandoeningen de voornaamste oorzaak van ziekteverzuim blijven. Het gaat om 33,49 procent van de ziektedagen, en het percentage bij de mannen ligt hoger dan bij de vrouwen: 39,45 procent bij de mannen en 31,64 procent bij de vrouwen. Dat is een kleine stijging in vergelijking met het vorige jaar, toen het 32,85 procent bedroeg.
Bij de psychosociale aandoeningen zijn er wel specifieke cijfers beschikbaar voor het directiepersoneel, omdat we bij die personeelsgroep relatief gezien een oververtegenwoordiging zien. Terwijl het gemiddelde percentage afwezigheden om psychosociale redenen schommelt rond 39 procent voor mannen en 31 procent voor vrouwen, loopt dat voor directies op – luister goed – tot 58 procent voor de mannen en 52 procent voor de vrouwen. Als we binnen het directiepersoneel kijken in de leeftijdsgroep van 56-65 jaar bijvoorbeeld, is 60 procent van de ziektedagen het gevolg van een psychosociale aandoening, terwijl dat voor de totaliteit van de personeelscategorieën in die leeftijdsgroep 47 procent bedraagt. Dat is een verschil van maar liefst 13 procent. Bij de leeftijdsgroep 36-45 jaar is het verschil zelfs 19 procent. De cijfers voor 2014 zullen binnenkort beschikbaar zijn.
De werkgroep is gestart. De voorbije jaren zijn een aantal alternatieve mogelijkheden onderzocht. In de eigen rechtspositieregeling geldt als enig valabel antwoord voor deze situaties een goed gehanteerde procedure van evaluatie of tucht. Maar ik vind het van belang dat we heel zorgzaam omspringen met leerkrachten die kampen met ernstige problemen.
Op dit ogenblik voert het Rekenhof een audit uit met betrekking tot het personeelsstatuut in het onderwijs, met inbegrip van de regelgeving rond tucht en evaluatie. We moeten kijken of daaruit suggesties komen tot bijsturing van het personeelsbeleid. Ik wil het zeker in overleg met de sociale partners onderzoeken.
Leraars en ook directeurs hebben bij uitstek een contactberoep. Het betekent ook dat de kans dat zij de zorgen van leerlingen en leerkrachten oppikken, groter is, dan als je de hele dag minder in contact komt met mensen. Dat geef ik maar mee. Het is een beetje eigen aan het beroep. Ik zie dat heel veel leerkrachten zeer empathische mensen zijn, die dat allemaal oppikken, en die de lat vrij hoog leggen voor zichzelf en hun prestaties. Ik wil niet de psycholoog spelen, maar de sterktes die leraars doorgaans hebben, kunnen meteen ook kwetsbaar zijn aan hun profiel.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, dat is een bijzonder interessant antwoord. Ik zat al zo lang te wachten op die werkgroep ad hoc, die is er eergisteren gelukkig gekomen. Ik ben heel benieuwd wat eruit komt. Ik wil het van nabij opvolgen. Het feit dat die werkgroep is samengesteld, stemt me hoopvol.
Ik ben enorm geschrokken van de cijfers die u geeft. Ik had verwacht dat ze hoog waren, maar niet dat ze zo explosief hoog waren. U geeft ook wel terecht enkele zeer herkenbare redenen. Leerkrachten en directeurs hebben inderdaad een contactberoep. Ik wijs op onze maatschappij, de assertiviteit van leerlingen, leerkrachten en ouders. Dat is intussen van die orde dat het niet altijd eenvoudig is om gepast te reageren. Er zijn heel wat procedures mogelijk. Mensen uit het onderwijs weten dat ook.
De cijfers van de SERV geven duidelijk aan, nog eens, dat heel wat leerkrachten te maken hebben met psychische aandoeningen. Ik vind het bedroevend dat te veel leerkrachten thuiszitten, door een procedure die niet de juiste is voor hen, en waarbij heel weinig perspectief is geboden. Uw antwoord met de werkgroep en dergelijke wijst op een grote stap in de goede richting. Dank u.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Dank u, mevrouw Celis, voor uw vraag. Het is een zeer belangrijk thema. Minister, ik ben tevreden dat het vooruitgaat met de werkgroep, dus bedankt voor uw antwoord. Het is een grote bekommernis van ons allen dat leerkrachten zich goed voelen in hun vel, graag voor de klas staan, fit zijn en gezond en dergelijke.
Die psychosociale klachten nemen volgens verschillende onderzoeken in het algemeen toe in de samenleving en bij bepaalde beroepsgroepen in zeer grote mate. Vorige week heb ik minister Muyters nog een vraag gesteld over het probleem van de mentale gezondheid van doctorandi of onderzoekers. Daar zijn de problemen enorm. Men is er nog niet uit of men er meteen mee aan de slag gaat. We moeten waakzaam blijven.
Minister, er zit een grote opportuniteit in het lerarenloopbaandebat voor dit probleem. Uw werkgroep kan aanbevelingen formuleren. Mensen in het onderwijs leggen inderdaad de lat hoog voor zichzelf. Ze moeten ook vaak – dat hoor ik van leerkrachten en daaraan moeten we werken – tijd besteden aan taken die ze percipiëren als nutteloos. U maakt gelukkig al werk van die planlast.
Een ander element is dat ze zich niet gesteund voelen door de directie of dat de directie hen zelfs het leven moeilijk maakt. Dat zijn frequente klachten. Het zou interessant zijn om dat in kaart te brengen. Weet u daar meer over? Hoe zit het met dat probleem van de directie die er niet in slaagt om het werken 2.0 door te voeren op school, namelijk voor heel het team een gezond evenwicht nastreven tussen het privéleven en de prestaties in arbeidscontext?
Daar ligt een grote uitdaging voor u en voor ons allen in het lerarenloopbaandebat. Mocht u vandaag al meer weten over de rol die directeurs kunnen spelen in het welbevinden van leerkrachten, dan hoor ik het graag.
De heer De Meyer heeft het woord.
Mevrouw Brusseel heeft gelijk dat heel wat elementen van dit dossier aan bod zullen komen in het lerarenloopbaandebat. Minister, als u spreekt over uw werkgroep, bestaat daarbinnen het instrument van evaluatie en tucht. Wordt er tegelijk uitdrukkelijk aandacht geschonken aan het concept van de derde weg of time-out voor leerkrachten?
Minister, wordt er binnen de werkgroep ook gekeken naar andere sectoren en naar de manier waarop men daar omgaat met die problematiek? Mevrouw Brusseel zei net dat het niet alleen een probleem is van Onderwijs, maar de onderwijssector kan misschien toch ook inspiratie opdoen bij andere sectoren over hoe die omgaan met gelijkaardige problemen en welke elementen in Onderwijs kunnen worden meegenomen.
Minister Crevits heeft het woord.
Dat laatste kunnen we zeker bekijken. De basis van de werkgroep ligt in de federale regelgeving die moet worden toegepast op Onderwijs, maar waar Onderwijs zich niet helemaal in herkent. Daarom heb ik een ad-hocwerkgroep opgericht om te bekijken hoe we daarmee kunnen omgaan. Ik zal ook nagaan hoe die cijfers zich tot elkaar verhouden.
Mevrouw Brusseel, ik onderschrijf uw stelling volledig. Deze week zijn we gestart met de gesprekken over het loopbaanpact. In dat loopbaanpact hebben we een eerste luik, namelijk hoe de carrière van de leraren er idealiter uitziet. Daarbij komen ook de mogelijkheden om te diversifiëren. Het tweede luik gaat over alle verlofstelsels – ziekte- en andere verloven – en wat er allemaal mogelijk is. Op vraag van werkgevers en werknemers is ook de positie van de directeur expliciet mee opgenomen. Dat wordt in het kader van het geheel bekeken. Dit moet de garantie bieden dat de positie van de directeur naast, boven, bij de leraar wordt erkend, maar men heeft gevraagd om dat ook apart te plannen.
Mijnheer De Meyer, die derde weg is zeer grondig onderzocht in de vorige legislatuur. We moeten dat bekijken en kunnen dat ook bespreken. Het heeft ook een kostenplaatje. Ik sluit niet uit dat dat in de loop van de gesprekken in de komende weken terugkeert.
Mevrouw Celis heeft het woord.
De collega’s hebben zeer pertinente vragen gesteld. Buiten het feit dat er nu heel wat vooruitgang kan worden geboekt, moeten we ondertussen wel verder. Het blijft belangrijk, zeker voor de directies, dat ze de aangepaste tools krijgen om een kader aan te bieden aan de mensen die moeilijk of niet kunnen functioneren binnen een onderwijsinstelling.
Minister, hebt u enig idee wanneer de audit die loopt bij het Rekenhof, wordt verwacht?
Dat moet ik nakijken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.