Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, Sensoa pakte onlangs uit met een nieuwe campagne die aandacht vraagt voor het voorkomen van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s). Dat gebeurt onder de noemer ‘Share love, geen soa’. De campagne bestaat eveneens uit een viertal affiches met daarop onder meer de slogans ‘Je hoeft geen slet te zijn om een soa te krijgen’ en ‘Je hoeft geen player te zijn om een soa te krijgen’. Hiermee bereikt de campagne allicht zijn doel om spraakmakend en enigszins provocatief te zijn, en wordt zo de doelgroep bereikt. Bovendien beantwoorden die slogans aan wat er maatschappelijk leeft: veel mensen zijn inderdaad van mening dat vooral mensen met veel wisselende contacten een soa oplopen. Daarnaast wordt vaak onvoldoende rekenschap gegeven van het feit dat seriële monogamie niet betekent dat de kust veilig is. Zeker in het begin van een nieuwe relatie is veilig vrijen de boodschap en een test op soa’s bij de dokter aangewezen. Over de grond van de zaak zijn we het roerend eens: ik ben erg tevreden met de campagne.
Er is wel een maar. Opmerkelijk is dat de eerste slogan, waarin het woord ‘slet’ wordt gebruikt, zowel op het T-shirt van een meisje als op dat van een jongen voorkomt, terwijl enkel jongens het T-shirt met de term ‘player’ dragen. In het holebi-milieu wordt de term ‘slet’ trouwens ook al eens gebruikt. U las misschien mijn column: het naast elkaar gebruiken van de termen ‘slet’ en ‘player’ roept enkele bedenkingen op. Daarvan was Sensoa zich blijkbaar ook op voorhand bewust, aangezien het campagneopzet vooraf werd afgetoetst bij de doelgroep van 18- tot 35-jarigen. Er werd een bevraging van de slogans en het campagneconcept uitgevoerd bij 175 respondenten. Een evaluatie-onderzoek staat ingepland voor eind 2015. Volgens die bevraging roepen de termen geen bezwaren op.
Toch is er volgens mij een verschil van aanvoelen: terwijl de term ‘slet’ ronduit negatief wordt gepercipieerd, klinkt de term ‘player’ vrijblijvender en wordt die zelfs als een geuzennaam door mannelijke versierders gebruikt. In deze optiek kan worden gesproken van enige stereotypering, waarbij een vrouw met meerdere seksuele contacten bestempeld wordt als een slet – een synoniem voor ‘hoer’ of ‘snol’ –, terwijl een man die meerdere sekspartners ‘scoort’ minder negatief, want als een player wordt gezien. Een ‘player’ of ‘teamplayer’ is immers eerder positief. In het campagnefilmpje geldt dan weer het omgekeerde: daar is het de vrouw die de man bij de les brengt vooraleer hij met haar begint te vrijen. Ook dit kan een stereotyperende indruk creëren – alsof mannen minder met voorbehoedsmaatregelen bezig zijn. Voorts is er nog de problematiek dat mannen die seks hebben met mannen een grote risicogroep voor soa’s vormen.
Ik wil u daarover een reeks vragen voorleggen. Het zijn er veel, want de commissievoorzitter was van oordeel dat mijn eerste poging te weinig vragen bevatte. Ik heb er dus enkele aan toegevoegd, om ervoor te zorgen dat mijn vraag ontvankelijk werd verklaard. Welke financiële bijdrage leverde het Departement Welzijn aan de totstandkoming van deze nieuwe Sensoacampagne? Is dit de totale som van de campagne, of zijn er nog andere instanties die een bijdrage leveren? Welke inspraak had het departement bij het opzet van de campagne? Hoe beoordeelt u het concept en de uitvoering van de nieuwe campagne ‘Share love, geen soa’? Werd op voorhand voldoende afgetoetst of het gebruik van de termen ‘player’ en ‘slet’ niet te stereotyperend kunnen overkomen? Kreeg u inspraak in de samenstelling van de groep respondenten voor de voorbereiding en aftoetsing van deze campagne?
Werd er overwogen om meer dan één campagnefilmpje te maken waarin ook aandacht werd gevraagd voor mannen die de vrouwen bij de les brengen met betrekking tot het voorkomen van soa’s? Werd in deze campagne bewust gekozen voor enkel een campagnefilmpje met een heterokoppel?
Hoe zal de evaluatie van de campagne precies verlopen? Wie zal die doorvoeren? Werden een werkwijze en tijdspad afgesproken? Hoe wordt het departement Welzijn betrokken in dit evaluatieproces?
Werd voor deze campagne overleg gepleegd met de Vlaamse minister bevoegd voor de gelijke kansen, mevrouw Homans? Zo ja, wat werd afgesproken? Zo nee, waarom niet?
Werden uw diensten of beleidscel reeds aangesproken op het gebruik van denigrerend woordgebruik in de campagne?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De kosten voor deze campagne vallen binnen het convenant afgesloten tussen de Vlaamse Gemeenschap en partnerorganisatie Sensoa vzw en worden geraamd op ongeveer 100.000 euro. Hieronder vallen zo goed als alle kosten, van productie- tot mediakosten. Voor deze campagne ging Sensoa in zee met een reclamebureau en mediapartners als De Lijn en MNM. Voor deze samenwerkingen kon Sensoa bodemprijzen onderhandelen. De marktwaarde van de campagne ligt dan ook een stuk hoger dan de gemaakte investering. De gedetailleerde rekening van de campagne wordt ingediend bij de jaarlijkse verantwoording van de convenantsubsidie van Sensoa vzw, voorjaar 2016.
De opvolging van het convenant met Sensoa vzw gebeurt niet binnen het departement maar binnen het agentschap Zorg en Gezondheid. Dat er een soa-campagne zou komen, werd opgenomen in het goedgekeurde jaarplan van Sensoa voor werkingsjaar 2015. Het concept en de onderbouwing van de campagne werden door Sensoa voorgesteld aan Zorg en Gezondheid in mei 2015. Zowel doelgroep, doelstellingen als thema werden toegelicht en goedgekeurd. Tevens werd met collega-organisaties samengewerkt in de ontwikkeling en implementatie van de campagne, bijvoorbeeld Domus Medica, Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, studentenartsen en Gezondheidszorg en hulpverlening aan prostituees (Ghapro). Ook het Team Infectieziektenbestrijding en Vaccinaties van Zorg en Gezondheid engageerde zich om kort voor de lancering artsen aan te spreken om testen op soa bij de gekozen doelgroep aan te moedigen, alsook om de brief voor partnernotificatie extra in de aandacht te plaatsen bij artsen.
Zorg en Gezondheid werd, zoals gebruikelijk, verder geïnformeerd over het ontwerp van de campagnebeelden, het scenario en ontwerp van het filmpje. Voor zover er opmerkingen waren, werd hiermee rekening gehouden bij het concreet uitwerken van de materialen. Het agentschap informeerde eveneens mijn kabinet over de voortgang van deze campagne.
We vinden het belangrijk dat een partnerorganisatie haar middelen gericht inzet en dat een campagne tegemoetkomt aan een reëel gezondheidsprobleem. We hebben er vertrouwen in dat de campagne geconcipieerd is om een relevante doelgroep aan te spreken en in te spelen op de juiste determinanten. De campagne houdt rekening met de gevoeligheden van de doelgroep zelf, jongvolwassenen tussen 18 en 30 jaar. Over smaak en woordgebruik kan gediscussieerd worden maar geen van de geconsulteerde of betrokken actoren namen aanstoot aan deze campagne.
We zijn hierin ook gesterkt door de resultaten uit de pretest. De campagne moet ertoe leiden dat jongvolwassenen zich beter bewust zijn van risico’s van soa’s, ook binnen opeenvolgende monogame relaties, en dat artsen actiever zullen testen op soa’s. Sensoa is hier weloverwogen te werk gegaan. Wij zijn ook opgetogen over de constructieve samenwerking met huisartsen via Domus Medica en met gynaecologen. Dit concept en uitvoering krijgen dan ook onze volle steun.
De affiches werden, net als voor andere campagnes, op voorhand getest, met als doel na te gaan of het campagnemateriaal de primaire doelgroep – van 18 tot 30 jaar – aanspreekt en of de boodschap juist begrepen wordt. Het agentschap mengt zich niet in die pretest, dat wordt overgelaten aan de partnerorganisatie Sensoa, die de vragenlijsten samenstelde binnen een interne Werkgroep Kwaliteitsborging. De pretest werd afgenomen op 28 augustus 2015. Een totaal van 175 respondenten werd gerekruteerd op straat. Per respondent werd één affiche met de afbeelding van meisje of jongen getoond. De antwoordformulieren werden schriftelijk ingevuld door 4 interviewers. Elke interviewer toonde afwisselend zowel de vrouwelijke als de mannelijke affiche, om bias vanwege gender te vermijden. De respondenten werden at random gerekruteerd: 67 procent behoorde tot de primaire doelgroep van de campagne, van 19 tot 30 jaar. Iets meer dan de helft waren vrouwen, dat was 54 procent.
Voor de meerderheid van de bevraagde respondenten spraken de affiches aan. Redenen waarom de affiche niet aansprak, waren zaken die ondervangen werden tijdens de fotoshoot, bijvoorbeeld de manier van kijken en looks van de jongen en het meisje. Niemand haalde als reden het gebruik van het woord ‘player’ en ‘slet’ aan. Er werd expliciet gevraagd naar de duidelijkheid en de betekenis van de gebruikte slogans ‘je hoeft geen player/slet te zijn…’. Voor het overgrote deel – 90 procent – waren de slogans duidelijk en ook het overgrote deel van de respondenten interpreteerde die correct.
Daarnaast voerden we nog een extra check in bij de jongeren die deel uitmaken van de jongerengroep van Sensoa. Bij hen polsten we of ‘player’ en ‘slet’ op zijn minst in elkaars buurt kwamen qua waardeoordeel, en dat bleek het geval te zijn. Beide termen worden door deze groep jongeren niet als negatief of discriminerend ten opzichte van één sekse ervaren. Merk ook op dat het etiket ‘je hoeft geen slet te zijn om…’ op de affiches ook op een man gekleefd werd, en dat op die manier dat etiket niet enkel gebonden wordt aan een vrouw.
Sensoa streeft steeds naar een zo divers mogelijke beeldvorming in alle campagnes. Budgettair was het voor deze campagne echter niet mogelijk om meerdere versies van het Facebookfilmpje te maken. Sensoa heeft er dan ook voor gekozen om in het Facebookfilmpje de actieve seksuele ‘rol’ aan de vrouw toe te vertrouwen. In het YouTubefilmpje is het de man die naar de knop ‘soa overslaan’ wijst en dus de preventieboodschap overbrengt. Het is onmogelijk om uiteenlopende doelstellingen – het veranderen van percepties, het aankaarten van rolpatronen en genderaspecten, het aanzetten tot testen op soa – allemaal in één enkele campagne aan bod te laten komen.
Op uw zesde vraag: ja, Sensoa baseert zich hiervoor op de meest recente wetenschappelijke gegevens. In deze doelgroep, de heteroseksuele jongvolwassenen, worden immers de meeste chlamydiadiagnoses vastgesteld. U stelt terecht dat mannen die seks hebben met mannen een risicogroep vormen voor soa’s. Naar deze doelgroep wordt al jaren systematisch campagne gevoerd rond testen op soa en hiv. Een voorbeeld daarvan is ‘testen, gewoon doen’, de campagne van 2012 en 2013.
Sensoa werkte op voorhand een evaluatieplan met indicatoren uit en zal zowel een product- als een procesevaluatie verrichten. Dit is opgenomen in hun jaarplan, het agentschap mengt zich niet in de uitvoering hiervan. Een gecontroleerde studie naar de effectiviteit is voor deze publiekscampagne budgettair niet mogelijk. De campagne zal steekproefsgewijs worden geëvalueerd op tevredenheid, herinnering van boodschap en zelf-gerapporteerde impact. De productevaluatie zal gebeuren twee maanden na de lancering van de campagne. Ze zal bestaan uit een bevraging van de primaire doelgroep, de zorgverstrekkers en een analyse van het bereik van de campagne: bezoekersstatistieken website, aantal clicks van het filmpje,….
Zodra het soa surveillance rapport 2015 van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid (WIV) beschikbaar zal zijn, zal Sensoa bovendien de gerapporteerde soa-diagnoses voor, tijdens en na de campagne analyseren, en dat zowel qua aantal als qua rapportagebron zoals huisarts of gynaecoloog. Dat gebeurt in samenspraak met het WIV.
Er werd voor die campagne geen overleg gepleegd met minister Homans. Er gebeuren geen systematische checks van de campagnes rond gezondheidspromotie bij de minister voor Gelijke Kansen. Als partnerorganisatie van de Vlaamse overheid en als organisatie die veel belang hecht aan gendergelijkheid en diversiteit, is Sensoa overigens voldoende vertrouwd met de uitgangspunten binnen het gelijkekansenbeleid en draagt zij waar mogelijk zelfs bij aan de realisatie van de krachtlijnen in dit beleid.
Wij ontvingen, naast uw vraag om uitleg, nog één kritische reactie per mail. Sensoa las uw opiniestuk in De Morgen en behandelt momenteel ook uw klacht over deze campagne bij de Jury voor Eerlijke Praktijken. Wij vernamen dat Sensoa op korte termijn een gesprek met u zal aangaan.
Verder zijn er geen klachten over het denigrerend woordgebruik. Sensoa kreeg daarentegen heel wat positieve reacties, onder meer van de koepel van Vlaamse jeugdhuizen, die de affiches mee willen verspreiden. Ook het feit dat in het filmpje de vrouw het initiatief nam, kon op bijval rekenen. Met deze discussie dreigen we misschien de aandacht af te leiden van de doelstelling van deze campagne, namelijk jongvolwassenen sensibiliseren over het risico van soa’s binnen opeenvolgende monogame relaties enerzijds en artsen sensibiliseren over gepast testen en behandelen van soa’s anderzijds. Wij gaan ervan uit dat deze doelgroep het concept van de campagne begrijpt en dat reacties over denigrerend woordgebruik verder uitblijven.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord, minister.
Wat dat laatste betreft, ben ik het niet helemaal met u eens, integendeel. Er duiken wel vaker discussies op in de media over woordgebruik. Denk maar aan de burgemeester van Antwerpen die het had over het ‘regenboogtruitje’. Dan ontstaat er een polemiek en dan is er plots heel veel aandacht voor dat thema. Ik denk dus niet dat een discussie over het woordgebruik Sensoa in de schaduw zet. Dat is om te beginnen al niet mijn bedoeling. Integendeel, want net als u ben ik ervan overtuigd dat Sensoa zeer belangrijk en zeer degelijk werk verricht.
Het is niet omdat ik een instelling en haar werk van harte steun dat ik niet kritisch mag zijn over het woordgebruik. Het woordgebruik is stereotyperend. Het houdt een sterk waardeoordeel in en het is nadelig voor vrouwen. Het is geen compliment voor vrouwen. Het is altijd hetzelfde, daarom heb ik die column geschreven. Veel vrouwen zijn dat spuugzat, die dubbele moraal. Als een vrouw een tijd meerdere partners heeft gehad, of de indruk heeft gegeven van meerdere partners te hebben, krijgt ze een waanzinnig, wansmakelijk etiket opgeplakt. Mannen krijgen dat niet. Daarover viel ik.
Ik ben blij dat Sensoa aangemoedigd wordt door heel veel mensen. Het zou kunnen dat ik de enige ben met een negatieve reactie. Ik kan u wel garanderen – ik kan u dat ook tonen – dat ik ontzettend veel positieve reacties heb gekregen op mijn column. Misschien was het wel zo, minister, dat voordat iemand erop wees, de vinger op dat woord legde, dat de mensen dat gewoon normaal vonden. Net zoals de testgroep. Ik geloof u als u zegt dat meer dan de helft van de respondenten vrouwen waren. Ik geloof u als u zegt dat 90 procent die boodschap duidelijk vond. Dat geeft juist te kennen dat dat vooroordeel ten aanzien van vrouwen zeer hardnekkig is! Dat iedereen dat normaal vindt dat meisjes heel gemakkelijk een slet worden genoemd. U wilt niet weten hoeveel meisjes dat label meekrijgen op school. Misschien omdat ze twee vriendjes gehad hebben in één schooljaar of om andere redenen of omdat hun rok 5 centimeter te kort is. Door zelfverklaarde moraalridders krijgen zij dat etiket opgeplakt en ik ben het daar niet mee eens!
U zegt heel terecht: over smaak en woordgebruik kan gediscussieerd worden. Wel, ik zal dat blijven doen zolang in onze maatschappij ‘slet’ en ‘player’ in elkaars buurt liggen qua waardeoordeel. Dat was blijkbaar de conclusie van die bevraging van de respondenten. Voor mij ligt dat heel ver uiteen qua waardeoordeel. Het ene is nog niet eens neutraal, het is zelfs redelijk positief, een ‘player’, en het andere, een ‘slet’ is negatief. U hebt gelijk: een campagne kan geen ontelbaar aantal boodschappen bevatten, maar wat voor mij buiten kijf staat, is dat deze campagne toch wel een beetje te lijden heeft onder wat typisch is in de reclamewereld, namelijk stereotypen gebruiken om de boodschap gemakkelijker te kunnen verkopen, om ze gemakkelijker te laten slikken door de mensen.
Ik zoek in u een bondgenoot, minister, om daar heel waakzaam voor te zijn. Het heeft geen zin om met overheidsmiddelen campagnes te gaan financieren voor gendergelijkheid en met dezelfde overheidsmiddelen campagnes te financieren die het niet zo nauw nemen met een aantal vooroordelen. Dat is voor mij een belangrijk punt.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, er is gelijk aan beide kanten. Wat u zegt, klopt ongetwijfeld. Voor de doelgroep die u wilt bereiken met die campagne, zijn die termen min of meer gelijkwaardig. Ik heb dat naar aanleiding van deze vraag rondgevraagd. Ik heb een tienerdochter met veel tienervrienden. Voor hen is die lading ongeveer gelijk. Voor mij is ze dat niet, en ik denk voor de meesten van onze generatie of ouder, is ze dat niet. Als ik zou zeggen 'minister, u bent toch wel een player', dan zou u daar waarschijnlijk een beetje om lachen. Als ik zou zeggen 'mevrouw Brusseel, wat een slet bent u', dan is dat allicht niet zo prettig om te horen. Dat heeft te maken met het feit dat in onze generatie en ouder die woorden heel anders klinken.
U hebt allebei gelijk. Voor de doelgroep is het wellicht een geslaagde campagne. Ik vind ze ook goed. Maar het is altijd zaak om buiten die doelgroep te kijken. Ook andere mensen zullen die campagne zien en lezen. Voor die mensen is er natuurlijk wel misschien een probleem, namelijk het bevestigen van een cliché. Voor ons is het een heel kwalijk cliché als het om vrouwen gaat. Ik erken meteen dat de lading in andere generaties weer anders kan zijn. Misschien is het niet gek om, wanneer er focusgroepen worden georganiseerd, na te gaan of een campagne werkt voor een specifieke doelgroep en wat ze doet met mensen die niet tot de doelgroep behoren, maar evengoed met de campagne worden geconfronteerd.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Vooreerst, alle respect voor meningen en alle verontwaardiging en het feit dat daar debat over is. Het siert u alleen maar dat u opkomt voor uw overtuiging en dat u een groot engagement hebt.
Laat ik een ernstige en een meer humoristische opmerking maken. Persoonlijk heb ik een hoge pet op van Sensoa. In de jaren dat ik minister van Volksgezondheid mag zijn, heb ik hierin een organisatie ontmoet die met zeer grote gedrevenheid, binnen een budgettair kader dat niet tot aan de hemel reikt, en zeer professioneel op een aantal thema’s ingaat die voor sommigen in onze samenleving misschien niet de gemakkelijkste zijn. Ze doen dat op een heel correcte manier. Het is een correcte partnerorganisatie waarmee we in Vlaanderen werken en waarover we internationaal gezien enige fierheid mogen hebben.
Als ik even mag glimlachen: ik heb nog debatten over campagnes meegemaakt in het parlement. Ik herinner me dat Mieke Vogels hier eens een campagne heeft voorgesteld. Mijn partij ging toen tegen het plafond over sommige zaken, met ongeveer hetzelfde discours of toch varianten daarop. Had ik als minister van Welzijn geïntervenieerd in een partnerorganisatie met een grote expertise die een professioneel bureau onder de arm neemt, en me gemoeid met beelden en termen, dan zou er waarschijnlijk iemand hebben gevraagd wat voor censuur ik had toegepast. Laat ik dan maar een CD&V’er zijn die opkomt voor de kwaliteit van het werk van een partnerorganisatie.
Mevrouw Van den Bossche, ik vind dat u christendemocratische trekjes begint te vertonen, want u noemt me niet alleen een ‘player’, maar zegt bovendien dat het waarschijnlijk juist is vanuit de doelgroep bekeken, maar dat er misschien een probleem is vanuit een ander standpunt. Dat klinkt nogal ‘enerzijds, anderzijds’. Ook dat is natuurlijk een aangename wind die hier waait.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Laat me duidelijk zijn, minister: ik heb alle waardering voor Sensoa. Ik trek de degelijkheid van hun werk niet in twijfel. Maar ook de besten kunnen af en toe eens een steekje laten vallen, en ik vond dit zo’n klein steekje. Ik wilde daar aandacht voor vragen omdat ik dat ontzettend belangrijk vind. Ik heb zeker begrip voor de visie van mevrouw Van den Bossche. Er kunnen zeker verschuivingen zijn binnen generaties. Mijns inziens is het wel tekenend dat een term als ‘slet’ door veel jonge mensen al niet meer beledigend wordt bevonden. Dat alarmeert mij een beetje. De eerste die later mijn dochter ‘slet’ durft te noemen, krijgt mijn sacoche tegen zijn façade. Zo simpel is het. (Opmerkingen van minister Jo Vandeurzen)
Dat is helemaal niet stereotiep, ik kan gewoon niet om met die verruwing en met het zomaar gebruiken van beledigende termen. Wat de doelgroep betreft: ik heb veel reacties gekregen, ook van jonge vrouwen van min 35. Dit boek ‘Seksisme. Wij overdrijven niet!’ werd gisteren in Gent voorgesteld. Hieraan hebben vrouwen van verschillende leeftijden meegeschreven, maar ook veel heel jonge vrouwen.
Dit is wel een leestip, want hierin staan dingen die tot nadenken stemmen. Onder andere een zaak van mevrouw Elke Jorissen. Ze heeft voor het schrijven van haar tekst een aantal vrouwen bevraagd over seksisme op hun werk. De eerste antwoorden waren altijd: “Goh, neen, het valt eigenlijk wel mee.” Toen ze doorvroeg naar precieze situaties – Is dit al eens gebeurd, valt dat al eens voor? – dan was het antwoord continu: ja. Het bestaat dus wel, maar het wordt gewoon niet altijd even goed erkend. Men is het gewoon gaan vinden, en dat vind ik niet zo goed. Want onverschilligheid is soms erger dan volmondig met iets instemmen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.