Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de ondersteuning van mantelzorgers
Vraag om uitleg over de aanbevelingen van Kom op tegen Kanker voor een geïntegreerd mantelzorgbeleid
Vraag om uitleg over de verhoogde kans op depressie bij mantelzorgers
Verslag
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, al enkele jaren erkennen we samen, u in het bijzonder, de centrale rol van de mantelzorg in de gezondheidszorg. Er zijn voorbeelden in de ouderenzorg, mantelzorg bij personen met een beperking, bij personen met psychische problemen, chronisch zieken enzovoort.
Naar aanleiding hiervan kondigde u eerder aan dat u een enquête zou houden bij 4000 geregistreerde mantelzorgers. Maar ondanks de gezamenlijke erkenning blijft er een roep naar meer erkenning en ondersteuning van de mantelzorgers. Het gaat over ondersteuning in alle mogelijke betekenissen van het woord: zowel financieel als inzake sociale bescherming en psychosociale ondersteuning.
Recent, begin oktober, kwam de stichting Kom op tegen Kanker met een nieuw rapport inzake mantelzorgers bij kankerpatiënten. De conclusie van dit rapport was duidelijk: er zijn vandaag nog te veel knelpunten voor de mantelzorgers. Het rapport geeft veertien concrete aanbevelingen met betrekking tot mantelzorgers. Daarbij is er wel samenwerking nodig met andere beleidsniveaus in ons complex landje.
Minister, naar aanleiding van dit rapport en die vaststelling heb ik enkele vragen voor u. Hebt u kennis kunnen nemen van de aanbevelingen, en wat bent u van plan ermee te doen binnen het huidige Vlaamse beleid?
De vergrijzing van de bevolking, het chronischer worden van vele problematieken en de vermaatschappelijking van de zorg zijn allemaal evoluties die we linken aan mantelzorg. Verschillende knelpunten hebben, zoals gezegd, raakvlakken met andere beleidsdomeinen. Bent u van plan om een overleg te organiseren met die andere beleidsdomeinen, zowel op regionaal als op federaal niveau, om zo tot een verdere uitwerking te komen van een echt mantelzorgbeleid? Welke concrete acties hebt u hiervoor al ondernomen? Welke zijn eventueel nog gepland?
Uit het rapport blijkt bovendien dat mantelzorgers met veel problemen en noden te kampen hebben, zoals een gebrek aan participatie en informatie, onzekerheid en een gevoel van machteloosheid. Hoe wilt u die noden en problemen in de toekomst herkennen, signaleren en aanpakken?
De aangekondigde enquête van 4000 mantelzorgers van personen met een tegemoetkoming uit de zorgverzekering is intussen afgerond. Welke mogelijke beleidsmaatregelen hebt u uit die rondvraag kunnen destilleren?
Ik heb inmiddels kennis genomen van de beleidsbrief. Ik heb gelezen dat de restitutie van die studie is aangekondigd voor het voorjaar 2016.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van de evoluties van kanker, de toenemende kankerdiagnoses, het toenemen van het chronische karakter van kankertypes en de trend om de kankerbehandeling en -zorg meer ambulant en zelfs thuis te organiseren, heeft Kom op tegen Kanker twee weken geleden een onderzoeksrapport uitgebracht. Daarin werden veertien aanbevelingen gedaan om het mantelzorgbeleid verder vorm te geven. De voorgaande spreker heeft het al gezegd: sommige aanbevelingen zijn puur federale materie, andere zijn een gedeelde verantwoordelijkheid en nog andere puur Vlaamse materie.
In uw beleidsnota hecht u veel belang aan mantelzorg. Er is de bevraging van de 4000 mantelzorgers, er is respijtzorg enzovoort. Een goede maand geleden stelde u in een antwoord in de commissie: “Eind september hebben we een overleg gepland met de Studiedienst om de cijfers verder te analyseren en te vergelijken met het cijfermateriaal van de Vlaamse zorgverzekering. Om te komen tot een duurzaam mantelzorgbeleid wordt momenteel een globaal plan ontwikkeld. We zullen proberen om dit plan in de loop van 2016 – ongeveer midden 2016 – te finaliseren. Relevante kengetallen zullen tot de inhoud van dit plan behoren. In dit plan worden ook de gegevens en beleidsaanbevelingen verwerkt van het grootschalige onderzoek ‘Duurzame mantelzorg in Vlaanderen’, waarvan het methodologisch rapport reeds is vrijgegeven en de cijfers momenteel worden verwerkt.”
Hoewel niet alle voornoemde aanbevelingen betrekking hebben op het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, lijkt het mij opportuun om in het kader van de opmaak van dit Vlaams mantelzorgplan een aantal aanbevelingen in overweging te nemen en te bespreken gedurende het traject van de verdere uitwerking van het mantelzorgplan.
Minister, welke aanbevelingen van voornoemd onderzoeksrapport zult u meenemen in de uitwerking van het mantelzorgplan? Plant u een overleg met uw betrokken collega-ministers, zowel op Vlaams als op federaal niveau, met betrekking tot een aantal gedeelde verantwoordelijkheden inzake de aanbevelingen die Kom op tegen Kanker doet?
Ziet u dit overleg in het kader van de interministeriële conferentie Volksgezondheid? Werd het thema chronisch zieken reeds besproken op een eerdere interministeriële conferentie Volksgezondheid? Zo ja, wat waren de resultaten daarvan?
Vaak wordt mantelzorg gelinkt met de zorg voor een bejaarde zorgbehoevende partner of voor een familielid met een handicap. Heel wat beleidsmaatregelen zijn hierop afgestemd. Voor mantelzorgers van kankerpatiënten en chronisch zieken op beroepsactieve leeftijd is dit minder evident. Welke specifieke maatregelen plant u voor die doelgroep?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
De aanleiding voor mijn vraag om uitleg is duidelijk: de publicatie van het rapport van Kom op tegen Kanker, een zeer waardevol rapport, doorspekt met heel concrete aanbevelingen voor een geïntegreerd mantelzorgbeleid. We hebben inderdaad in uw beleidsbrief gezien dat u daaraan wilt werken.
Minister, ik heb nog een aantal concrete vragen. Volgens de onderzoekers is er nood aan de economische waarde van mantelzorg en de kosteneffectiviteit van investeringen in een betere begeleiding en opvang van mantelzorgers. Dat lijkt mij ongelooflijk belangrijk. We onderschatten de economische waarde van die mantelzorgers enorm. Er is onlangs nog een boek gepubliceerd dat veel media-aandacht heeft gekregen, over het feit dat we er maar niet in slagen de informele zorg mee te pakken in economische modellen, maar dat dat wel degelijk zorg is die gebeurt, die we moeten zien, erkennen en waarderen. Als we mantelzorg zouden moeten vervangen door reguliere zorg, zou dat een enorme kost met zich meebrengen. Ik denk dat het van belang is dat we dat goed in cijfers brengen, ook voor onze eigen regio.
U bent coördinerend minister. Zult u in het kader van ‘health in all policies’ bij in eerste instantie uw Vlaamse collega’s – bijvoorbeeld voor het domein werk –, maar ook bij uw federale collega’s wijzen op het belang van een mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid en beleid in het algemeen?
Ik geef kort het overzicht van de beslissingen van de federale overheid. Enerzijds is er 12 maanden extra tijd voor zorgkrediet voor werknemers. Tegelijkertijd is er 12 maanden minder voor het gewone tijdskrediet, terwijl dat heel vaak wel degelijk werd gebruikt voor mantelzorgers. Je voelt dus dat dat een nuloperatie is. De tijdsdruk op mantelzorgers is bovendien heel groot, zeker voor chronisch zieken zoals bijvoorbeeld mensen met kanker. Kanker geneest helaas vaak niet op 12 of 24 maanden. De limieten die er zijn om tijdskrediet en zorgverlof op te nemen, betekenen ook een grens op tot waar de mantelzorg kan gaan. Dat is zeer jammer.
We merken dat 43 procent van de mantelzorgers minder gaat werken. Mensen laten hun werkactiviteit vallen om die mantelzorg op te nemen, maar daar staat weinig tegenover. Ik zal niet zeggen dat er niets tegenover staat, maar wel bijna niets. Hoewel de Federale Regering heeft gezegd dat ze dat hebben rechtgezet, zijn mensen die werkloos zijn nog altijd maar maximum 48 maanden vrijgesteld in plaats van 72. Ook op dat vlak is er dus een achteruitgang. Op die kleine vormen van ondersteuning die er zijn voor mantelzorg, is er dus sterk beknibbeld. Je kunt daarvoor op Vlaams niveau dan wel een heel actieplan opstellen, maar ik denk niet dat we mogen ontkennen welke verantwoordelijkheid er is op het federale niveau en welke kansen er op federaal niveau zijn om bijvoorbeeld een ernstig statuut op poten te zetten zodat mantelzorgers ook een pensioen en tijdskrediet hebben, werklozen zonder sancties mantelzorg kunnen opnemen enzovoort. Ik denk dat het overleg met uw federale collega enorm belangrijk is. De hefboom om een echt mantelzorgbeleid te voeren ligt mijns inziens grotendeels op het federale niveau.
Hoe zult u ervoor zorgen dat het belang van informatie, vaardigheidstrainingen en psycho-educatie op maat van de mantelzorger door zorgverleners wordt opgenomen in het behandelingstraject?
De onderzoekers vragen om een hervorming en uitbreiding van de Vlaamse zorgverzekering te onderzoeken zodat mantelzorgers van kankerpatiënten en andere chronisch zieke patiënten snel kunnen worden geïdentificeerd en adequaat ondersteund. Ook dat lijkt mij een heel interessante piste. We zijn nu toch de hele Vlaamse sociale bescherming aan het uitwerken. We kunnen nagaan hoe we van die zorgverzekering een echt instrument kunnen maken. Laat ons eerlijk zijn: de premie die je nu kunt krijgen voor mantelzorg dekt een deel, maar is geen volwaardig antwoord op de vragen waarmee mantelzorgers vaak zitten.
Minister, ik kijk uit naar uw antwoord.
De heer Bertels heeft het woord.
Er is al uitvoerig verwezen naar de aanbevelingen en suggesties uit de studie van de Stichting Kom op tegen Kanker over mantelzorg bij kankerpatiënten, maar ook veel algemener.
Ik sluit me aan bij de aanbevelingen die aan de minister zijn gericht. Ik hoop vooral dat ze worden geïntegreerd in het globaal plan dat hopelijk snel, in 2016, het leven zal zien. We zijn allemaal voor een betere ondersteuning van de mantelzorgers en voor meer respect voor het werk van de mantelzorgers. Daarbij wil ik een topic specifiek onder de aandacht brengen. In diezelfde studie en naar aanleiding van de dag tegen kanker op 15 oktober stond dat de mantelzorgers bij kankerpatiënten een verhoogde kans op depressie hebben. De combinatie van extra engagementen en getuige zijn van het lijden van een dierbare leidt immers tot een verhoogde kans om depressieve gevoelens te ontwikkelen. Ook internationaal onderzoek toont dat aan.
Enkele dagen later verscheen er een studie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen waaruit bleek dat een op zes Vlamingen tijdens zijn leven een depressie zal doormaken en dat tijdig ingrijpen kan lonen. Een depressie wordt immers vaak met medicatie bestreden en personen die kampen met een depressie zijn gemiddeld een jaar arbeidsongeschikt, terwijl tijdig professionele hulp zoeken dit kan voorkomen. Alleen zijn er ook hier drempels. Er is de financiële kostprijs, waarvoor uw federale collega De Block bevoegd is, maar er is ook nog een zeker stigma wanneer het over depressie gaat. Dat maakt detectie en de stap naar hulp groter dan ze moeten zijn.
Minister, erkent u het verhoogd risico van mantelzorgers op depressie?
Welke maatregelen zult u nemen vanuit uw bevoegdheid inzake Welzijn, en preventief gezondheidsbeleid in het bijzonder, om depressie bij mantelzorgers, en bij uitbreiding bij alle Vlamingen, beter en sneller bespreekbaar te maken? U hoeft daarmee niet te wachten op het globaal plan met betrekking tot mantelzorg 2016. Zijn er concrete initiatieven in voorbereiding die mantelzorgers, en bij uitbreiding alle Vlamingen, kunnen ondersteunen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Heel wat antwoorden op de vragen die hier zijn gesteld, vallen onder het lopende traject tot uitwerking van een globaal mantelzorgplan. De achterliggende visie die gehanteerd wordt, is opgenomen in onze beleidsbrief Welzijn waarvan ik tot mijn tevredenheid vaststel dat een aantal onder u die zeker al hebben gelezen.
Voor de uitwerking van dit plan is het noodzakelijk een goed beeld te krijgen op de noden en leefsituatie van mantelzorgers. Naast al bestaand onderzoek worden de resultaten van de door ons gevraagde studie naar jonge mantelzorgers in Vlaanderen en van het onderzoek ‘Duurzame mantelzorg in Vlaanderen’, waar 4000 geregistreerde mantelzorgers zijn aangeschreven, mee verwerkt in het plan. De resultaten worden momenteel geanalyseerd en vertaald in beleidsaanbevelingen. We verwachten dat de gevalideerde resultaten van de onderzoeken samen met het globaal mantelzorgplan in juni volgend jaar kunnen worden voorgesteld.
De aanbevelingen uit het onderzoeksrapport van Kom op tegen Kanker, ‘Onzichtbaar maakt onmisbaar. Welke knelpunten ervaren mantelzorgers van kankerpatiënten?’ zijn ons bekend en sluiten grotendeels aan bij bevindingen uit eerder onderzoek of uit visienota’s van organisaties uit de professionele en informele zorgsector. Deze resultaten zijn ook toegevoegd aan de documenten die gebruikt worden voor de opmaak van het globaal mantelzorgplan.
Naast de eerder vernoemde onderzoeken worden ook resultaten en aanbevelingen uit ander beschikbaar onderzoek alsook visienota’s van relevante organisaties of koepelverenigingen geconsulteerd bij de ontwikkeling van een globaal Vlaams mantelzorgplan.
Het globale plan zal worden opgebouwd rond vier centrale thema’s. Het eerste thema is de maatschappelijke erkenning en waardering van mantelzorgers. Hierbij gaat het om aspecten zoals arbeid en mantelzorg, het voeren van een mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid, het behoud van sociale rechten, financiële tegemoetkomingen of mantelzorgverzekering.
Het tweede thema is de ondersteuning van mantelzorgers, bijvoorbeeld door het aanbieden van informatie op maat, respijtzorg, psycho-educatie, vorming, lotgenotencontact enzovoort.
Het derde thema is het versterken van de samenwerking tussen informele en professionele zorg, enerzijds door mantelzorgers te beschouwen als volwaardige zorgpartners en anderzijds door de ondersteuningsnoden van mantelzorgers tijdig in beeld te brengen en op te nemen in de zorgdoelstellingen binnen de context van de zorgbehoevende.
Het vierde thema is de specifieke situatie van jonge mantelzorgers. Zo zal er specifieke aandacht nodig zijn voor de studiemogelijkheden en schoolomgeving, de mogelijkheden om zich ook als kind te kunnen ontwikkelen en ontspannen of de vrijheid om zonder schuldgevoel een eigen leven op te bouwen.
Deze vier centrale thema’s zullen de komende maanden verder worden uitgewerkt tot algemene aanbevelingen voor het voeren van een duurzaam mantelzorgbeleid. Daarvoor is al een stuurgroep opgestart met vertegenwoordigers van mantelzorg en patiënten. Deze stuurgroep zal worden ondersteund door een brede expertengroep. Voor de specifieke thema’s worden nog bijkomende experten gezocht en zal beleidsdomeinoverschrijdend worden afgestemd. Zo zal bijvoorbeeld voor mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid een beroep gedaan worden op de resultaten van het door Flanders Care gesteunde ESF-project Mantelzorgvriendelijk Ondernemen van het Kennispunt Mantelzorg.
Het is de bedoeling dat deze algemene aanbevelingen later worden omgezet in een actieplan met concrete maatregelen, afgestemd op de verschillende types van mantelzorg, dus mantelzorg voor ouderen, chronisch zieken, personen met een handicap of dementie, met specifieke aandacht voor mantelzorgers met een migratieachtergrond enzovoort.
Zoals blijkt uit de vier centrale thema’s van het globaal mantelzorgplan, zullen een aantal beleidsaanbevelingen inderdaad betrekking hebben op andere Vlaamse beleidsdomeinen en federale bevoegdheden. Tijdens de opmaak van ons plan en de verdere concretisering van de geformuleerde aanbevelingen zal in de nodige ruimte worden voorzien voor overleg en afstemming.
Het thema ‘mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid’ is bij uitstek een thema waar we breed overleg zullen plegen en aandacht zullen vragen voor de geformuleerde aanbevelingen.
In het kader van de gesprekken tussen de Federale Regering en de gewesten en gemeenschappen over het gezondheidsbeleid inzake chronische zieken en geïntegreerde zorg voor een betere gezondheid met geplande pilootprojecten, is de mantelzorg mee besproken en opgenomen. Voor de chronisch zieke streven we naar een holistische benadering van de patiënt en zijn omgeving, gebaseerd op proactieve en geplande zorg waarbij de patiënt en de mantelzorger als partners worden beschouwd.
In de loop van het proces dat zal leiden tot de ontwikkeling van het plan, zijn een aantal componenten geïdentificeerd waarvan de implementatie nodig is om de evolutie naar geïntegreerde zorg te kunnen realiseren. De ondersteuning van de mantelzorg is hiervan een component. Het spreekt voor zich dat we hierbinnen ook afstemming beogen met de uitwerking van ons globaal mantelzorgplan.
Naast de aanbevelingen die worden geformuleerd binnen het globaal mantelzorgplan, moet er wellicht nog bijkomend onderzoek gebeuren. Op korte termijn overwegen we op dit ogenblik dan ook geen verder onderzoek naar de economische waarde van mantelzorg en de kosteneffectiviteit van investeringen in een betere begeleiding en opvang van mantelzorgers. Als dat nodig blijkt, zal het aan bod komen maar voorlopig is daar geen aanleiding voor.
Bestaand onderzoek heeft al aangetoond dat een goede ondersteuning van mantelzorgers en het versterken van het netwerk rond de mantelzorgers leidt tot een aanzienlijk uitstel van opname in een verzorgingsinstelling. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van professor Mittelman uit New York bij mantelzorgers van personen met dementie. Het bij ons uitgerolde psycho-educatie programma ‘Dementie en nu’ bouwt verder op deze bevindingen.
Wat de aanbeveling betreft om de Vlaamse zorgverzekering te hervormen zodat mantelzorgers van chronisch zieke patiënten beter kunnen worden ondersteund, wordt momenteel de Vlaamse sociale bescherming uitgewerkt. Hiermee willen we een integraal beleid voeren waarin de patiënt en zijn zorgnoden centraal staan. We gaan hierbij uit van het cirkelmodel: mensen worden in hun langdurige zorgnood ondersteund om de regie van hun zorg in eigen handen te houden, met de steun van familie en mantelzorgers waar mogelijk en professionele en gespecialiseerde zorg waar nodig. Het in handen krijgen van de regie houdt ook in dat we willen komen tot een meer vraaggestuurde en persoonsvolgende financiering van zorgkosten voor de verschillende zorgvormen, dit om ervoor te zorgen dat er incentives zijn om het bestaande aanbod onderling te verbinden tot een geïntegreerde zorg rondom de patiënt, op basis van een zorgplan. De zorgvrager zal mee beslissen hoe zijn zorgvraag wordt omgezet in zorg en ondersteuning. Concepten hiervoor moeten uitgetest worden.
Binnen de Vlaamse sociale bescherming wordt het gebruik van een uniek indicatie-instrument, de BelRAI en de BelRAI Screener (Resident Assessment Instrument), onderzocht. De mantelzorg is hierbinnen zowel een zorgactor als een onderdeel van de zorgdoelstellingen. De resultaten van onderzoek en projecten binnen dit kader zullen bepalend zijn voor de verdere opvolging daarvan.
Nabije zorg en ondersteuning wordt in de eerste plaats verleend door de mantelzorgers. Het spreekt voor zich dat de zorg die mantelzorgers dagelijks verlenen na verloop van tijd zwaar kan wegen. Voor de nabije mantelzorger kan de diagnose van de zorgbehoevende leiden tot angst en onzekerheid over de medische situatie en toekomst van de naaste. Bovendien kan de ziekte leiden tot een aanpassing van de rollen en taken die in het gezin worden opgenomen. Ook het sociale leven van de mantelzorger of zijn professionele mogelijkheden kunnen ingrijpende wijzigingen ondergaan, zeker bij chronische zorgbehoevendheid. De belasting van de mantelzorger kan dan ook depressieve gevoelens oproepen. Uit onderzoek van de KU Leuven is gebleken dat vooral de manier waarop mantelzorgers de zorg ervaren en omgaan met problemen in de zorgsituatie kan leiden tot een depressie.
De aandacht voor de balans draagkracht-draaglast staat dan ook centraal bij de uitwerking van het globale plan. Waardering, erkenning en ondersteuning van de mantelzorger zijn hierbinnen de belangrijkste thema’s. Mantelzorgers geven aan nood te hebben aan informatie, persoonlijk advies en begeleiding, educatie, financiële, praktische en emotionele ondersteuning en contacten met lotgenoten. Ze wensen ook als volwaardige partners te worden beschouwd in het zorg- en ondersteuningsproces van de cliënt of patiënt.
Een concreet voorbeeld van dergelijke ondersteuning is het al uitgewerkte psycho-educatieprogramma ‘Dementie en nu’ door de Alzheimer Liga Vlaanderen en het expertisecentrum Dementie Vlaanderen, dat momenteel op verschillende plaatsen in Vlaanderen wordt aangeboden en ook online ter beschikking is.
Complementair aan de psychologische dienstverlening aan kankerpatiënten en naasten in het ziekenhuis biedt bijvoorbeeld ook de Stichting tegen Kanker psychologische begeleiding aan voor mensen met kanker en hun naasten. In het kader van het transitieplan ‘Dementiekundige basiszorg in het natuurlijke thuismilieu’ is door de ziekenfondsen het contactpunt Dementie opgericht. Hulp- en zorgverleners kunnen contact opnemen met het contactpunt als ze merken dat een persoon met dementie of zijn mantelzorger extra ondersteuning nodig heeft. Een maatschappelijk werker vertrouwd met dementie neemt vervolgens binnen de week contact op en stelt een gratis huisbezoek voor om na te gaan hoe de persoon met dementie en zijn mantelzorgers ondersteund kunnen worden.
Vlaanderen heeft ook geïnvesteerd in respijtzorg. Zo is er het rechtstreeks toegankelijke aanbod voor personen met een beperking. Er kan eveneens een beroep worden gedaan op de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg, de centra voor kortverblijf, de diensten voor oppashulp en de dagverzorgingscentra. Dit aanbod biedt de kans aan mantelzorgers om op adem te komen.
De Vlaamse overheid zet binnen de geestelijke gezondheidszorg in eerste instantie continu in op een correcte beeldvorming en destigmatisering van psychische problemen. Daartoe subsidiëren we onder andere de Associatie Beeldvorming Geestelijke Gezondheid Vlaanderen, een samenwerking tussen de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid en Te Gek!? die allerlei informatieve en publieksacties onderneemt om psychische problemen beter bespreekbaar te maken en te normaliseren. Te Gek!? is een begrip geworden in Vlaanderen. Eén op zes Vlamingen kent dit initiatief. Diegenen die aangeven Te Gek!? te kennen, praten ook openlijker en ervaren minder stigma.
Het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie (VIGeZ), de partnerorganisatie van Zorg en Gezondheid, werkt aan geestelijke gezondheidsbevordering en het versterken van veerkracht. Het gekende voorbeeld is ‘Fit in je Hoofd’, met sinds de zomer een vernieuwde interactieve website met applicatie: interactief, modern, gebruiksvriendelijk, gericht op zelfzorg en coaching, op maat van de gebruiker en complementair aan de hulpverlening. Voor jongeren is er ‘NokNok’, voor ouderen de ‘Zilverwijzer’, en er is de ‘Goed-gevoel-stoel’ voor mensen uit kwetsbare groepen.
Ik stip nog aan dat we de inbreng van gebruikers, cliënten en patiënten in de zorg alsook op beleidsniveau heel belangrijk vinden. We werken aan een sterke stem voor gebruikersverenigingen. Zo subsidieert de Vlaamse overheid het Familieplatform Geestelijke Gezondheid, dat acht organisaties verenigt die de belangen behartigen van familieleden van personen met geestelijke gezondheidsproblemen. Zij werken onder andere aan een pool van opgeleide familievertegenwoordigers.
De heer Persyn heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik ben er zeker van dat we bij de bespreking van de beleidsbrief nog de gelegenheid zullen hebben om op een aantal zaken nader in te gaan. Ik wil hier nog enkele aandachtspunten benadrukken.
Minister, u zegt dat een van de thema’s de maatschappelijke erkenning is. Dat gaat gepaard met minstens het vrijwaren of het handhaven van sociale rechten. Ik weet dat er weinig budgettaire ruimte is. Maar ik denk toch dat het voeren van een economische studie, onder welke regie ook, hierbij zeker een meerwaarde kan zijn omdat we weten dat dat in een ‘trade off’ van beslissingen die op termijn moeten worden genomen toch altijd doorslaggevend kan zijn. Het kan op korte of halflange termijn nuttig zijn om de zaken eens in een economisch perspectief te plaatsen. We hebben net een interessante uiteenzetting gehad van gezondheidseconoom Annemans. Het is perfect mogelijk om, zoals het in de buurlanden al is gebeurd, de meerwaarde van mantelzorg en van thuiszorg in het algemeen in de verf te zetten. Als er een transmurale shift is van residentiële of instellingsgebonden zorg – ik denk daarbij aan ziekenhuizen – naar thuiszorg, dan moeten er ook budgetten gerealloceerd worden. Daarvoor is die economische studie echt nodig.
Minister, u sprak ook over informatie op maat en mantelzorgvriendelijk personeel. Dat zijn terechte aandachtspunten. Maar ik hoop er wel bij dat er voldoende rekening wordt gehouden met het feit dat we hier slechts een eenmalig leerproces hebben bij de betrokkenen. Dat is net zo bijvoorbeeld bij palliatieve zorg. Vaak gaan mantelzorg en palliatieve zorg hand in hand. Het ging over patiënten met kanker. Dat is vaak een rit met een negatieve uitkomst. Dan is het zeer belangrijk dat mensen tijdig de juiste informatie krijgen. Daar is nog heel veel aan te doen. Naar aanleiding van de vraag die ik vorig jaar in de plenaire vergadering heb gesteld, heb ik regelmatig de vraag gekregen om te gaan spreken, zowel voor afdelingen van mijn eigen partij als voor anderen. Daar blijkt dat zelfs OCMW-raadsleden vaak niet weten welk aanbod er is voor mensen met thuiszorg en met mantelzorg in het bijzonder. Ze kennen misschien de Vlaamse Zorgpremie, maar dan kennen ze de Mantelzorgpremie niet. Die is vaak afgeschaft. Dan weten ze niet wat er allemaal is in het aanbod van oppashulp of respijtzorg. In de plenaire vergadering vroeg ook mevrouw Taelman daarnaar. Ik pleit ervoor om het aanbod beter te ‘inventoriëren’ en op een juiste manier aan te brengen. We moeten weten dat de categorie van mensen waarmee we hier te maken hebben, vaak niet zo vertrouwd is met de nieuwe media. Zij hebben misschien nog andere toegangswegen nodig om aan de juiste informatie te komen.
Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Bertels: het is vaak een eenmalig traject. De depressie komt er vaak niet alleen als gevolg van de confrontatie met het lijden van de partner. Het is al op verschillende fora aan bod gekomen, zoals we al vaak hebben gehoord en gelezen, dat mantelzorgers, zeker die van de sandwichgeneratie, in de verzorgingscontext vaak te kampen hebben met geweld en chantage. Het feit dat het een eenmalig traject is, maakt dat er niet veel toekomstperspectief meer is voor de mantelzorgers, die vaak zelf hoogbejaard zijn. Dat speelt allemaal mee in de genese en het onderhouden van een eventuele depressie.
Ik pleit er daarom extra voor om misschien nog tijdens deze legislatuur een goed en misschien zelfs gedifferentieerd format te vinden om de juiste informatie bij de juiste personen te krijgen. Er is in het verleden werk gemaakt van een rechtenverkenner. Ook dat is zeer weinig gekend, en tot nu toe niet toegepast voor het aanbod dat er in de gemeenten eventueel al is in verband met mantelzorg.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik vroeg naar specifieke maatregelen voor thuiswerkende mantelzorgers, die thuis vaak een chronisch zieke patiënt hebben die ook nog een beroepsactieve leeftijd heeft. Ik weet dat dit vooral een federale materie is. Maar het zou goed zijn om dat op de interministeriële conferentie Volksgezondheid toch even aan bod te laten komen. Voor iemand die buitenshuis gaat werken en tegelijkertijd mantelzorg opneemt, zorgt dit toch wel voor de nodige problemen.
Ook een flexibel systeem voor werkhervatting na kanker voor de patiënt zelf is niet onbelangrijk. Kunt u dit deel uit het onderzoeksrapport meenemen in het overleg met de federale collega’s?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Ik dank u voor uw omvangrijke antwoord, minister. Het is heel goed dat we een plan met verschillende elementen krijgen. Ik ben blij dat u overleg zult hebben met de federale overheid; ik veronderstel dat dat ook zal gebeuren met de lokale overheden.
Mijn vraag over de analyse van de waarde van mantelzorg en de kosteneffectiviteit, hebt u niet beantwoord, denk ik. Ik denk dat dit een beetje aansluit bij de bedenkingen van de heer Persyn. Het was geen studie om de studie. Het is een studie met heel waardevolle informatie. De gegevens ontbraken echt wel. Zit dat vervat in uw traject? Is dat een van de elementen ervan of niet? Indien niet, dan krijgt u zeker de oproep om dat nog te doen.
Ik heb hier uw toelichting bij de begroting. Ik zie niet direct expliciete middelen om het actieplan te gaan waarmaken. Dat kan twee dingen betekenen. Dat kan betekenen dat u pas een impact op de begroting voorziet na 2016. Dat zal wel aan mijn ongeduld liggen, het lijkt me jammer dat het zo laat zou zijn. Het kan ook via reallocatie gebeuren. Daar valt misschien ook iets voor te zeggen. Misschien kunt u met hetzelfde budget door verschuivingen ervoor zorgen dat mantelzorgers versterkt worden zodat de reguliere zorg minder middelen nodig heeft. Daar moeten we eerst een goede analyse van hebben. Heeft dit een financiële impact? Zo ja, hoe ziet die eruit?
Ik vrees dat we een aantal kansen gaan missen als we moeten wachten op het actieplan. Het is natuurlijk goed dat het plan er komt. De Vlaamse sociale bescherming zal in een decretaal kader groot worden voor het actieplan er is. Het is belangrijk dat alle input die uit de stuurgroep en de expertenwerkgroep komt, wordt meegenomen zodat die nog in de uitrol van de sociale bescherming zit.
Tegelijk merken we dat er heel veel zaken gebeuren. Zo worden lokale premies voor mantelzorg om budgettaire redenen geschrapt. We mogen niet riskeren om een waardevol jaar te verliezen. U hebt voldoende expertise. Er bestaat veel expertise over goede mantelzorg. U bent vrijdag op een studiedag daarover geweest. Het is dus niet dat u dat niet weet. Wacht niet op het actieplan om die maatregelen waarvan u weet dat ze zinvol zijn, al in te voeren, of de maatregelen die een nefast effect kunnen hebben tegen te houden of te laten tegenhouden door de betreffende overheid.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, de vragen tonen heel duidelijk aan dat er ook nu nood is aan ondersteuning, al dan niet in het kader van informatieverstrekking. We moeten daar niet te lang mee wachten. Ik denk dat het ook heel belangrijk is dat we perspectief bieden aan mantelzorgers. Dat doen we niet of niet voldoende met de aankondiging van een globaal plan, waarmee ik het proces van dat plan niet wil maken. Er moeten stuurgroepen en expertengroepen aan meewerken, maar als we pas midden 2016 algemene aanbevelingen gaan hebben, en daarna nog een actieplan moeten uitvinden, riskeren we dat er in 2016 niets gebeurt. Dat zou kunnen blijken uit de middelenbegroting of de huidige begroting 2016 waar we niets in terugvinden. Dat is te weinig perspectief voor de noden van de mantelzorgers in het algemeen en inzake depressie in het bijzonder.
Ik ondersteun het pleidooi van de collega’s met betrekking tot het onderzoek ‘economische waarden’. Op korte termijn hebt u daar niets voor uitgetrokken. Ik pleit ervoor om dat te herzien. Dat is een heel belangrijk maatschappelijk instrument dat ons kan helpen inzake beleid met betrekking tot mantelzorg.
U hebt specifiek verwezen naar het pilootproject ‘chronisch zieken’ waar mantelzorg wordt bij betrokken. Kunt u aangeven welke pilootprojecten al van start zijn gegaan?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is essentieel dat het beleid zich tot alle type mantelzorgers richt, of ze nu zorgen voor ouderen, chronisch zieken, kankerpatiënten, mensen met een geestelijk gezondheidsprobleem of personen met een handicap. Er bestaat al heel wat informatie over de noden van mantelzorgers, meer bepaald in de studies van de Studiedienst van de Vlaamse Regering, de Koning Boudewijnstichting en de Vlaamse Ouderenzorgstudie. Ze wijzen allemaal op dezelfde lacunes. Er is namelijk nood aan informatie over de wetgeving, over de ziekte, over de administratie; er is nood aan steun bij de papieren rompslomp en de organisatie van de zorg; er is nood aan vorming, aan meer respijtzorg, aan psychische ondersteuning en voldoende professionele zorg.
Er bestaat in Vlaanderen al heel wat. Veel organisaties houden zich volgens hun opdracht bezig met mantelzorgers, maar het aanbod is erg versnipperd. Wie mantelzorg geeft, vindt eigenlijk de weg niet. Mantelzorger wordt men van vandaag op morgen en we moeten toegeven dat er niet één algemeen bekend aanspreekpunt is. Mensen lopen vaak verloren en dat komt bovenop de stress van de zorg die ze moeten verlenen.
Ik heb al vaak de vraag gesteld naar de kans op depressie bij mantelzorgers. Als we willen gaan naar vermaatschappelijking van de zorg, moeten we daar werk van maken, anders valt de mantelzorger uit en dat kost de maatschappij ook weer veel geld.
Ik wil er trouwens voor pleiten om het begrip mantelzorger niet te eng te interpreteren. Men bevraagt vandaag mantelzorgers die als zodanig zijn ingeschreven en dat zijn vooral partners of inwonende kinderen. Bij ouderen is de mantelzorger zelf vaak oud of zelfs hoogbejaard en die behoeft ook zelf ondersteuning. Wij dringen erop aan dat de groep van mantelzorgers die een eigen gezin, een job en mantelzorg moeten combineren, steun krijgen.
Ik wijs erop dat uit onderzoek blijkt dat vooral dochters en schoondochters aan ouderenmishandeling doen. Dat is niet omdat vrouwen meer mishandelen dan mannen, maar omdat het vooral vrouwen zijn die de mantelzorg opnemen voor ouders of schoonouders en dat moeten combineren met een eigen huishouden en een job, al dan niet fulltime. Deze groep loopt een bijzonder groot risico om eronderdoor te gaan.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Er is inderdaad geen onderzoek gepland naar de economische effecten. Ik wil gerust aan de stuurgroep vragen of dat moet worden overwogen of dat er al literatuur over bestaat. We kunnen dat gerust nakijken, geen probleem.
Een aantal van uw vragen gaan uiteraard in een globale benadering terechtkomen. We moeten niet de indruk wekken alsof er nog niets bestaat momenteel. We hebben heel wat respijtzorg en de zorgverzekering is een feit.
Mevrouw Van den Brande, mocht u de onweerstaanbare drang voelen om het decreet op de Vlaamse sociale bescherming goed te keuren, laat het dan niet. Maar het is zeker niet zo dat we met de goedkeuring van het kaderdecreet een uitspraak doen over alle modaliteiten van de betaling en dergelijke.
Ik heb het al bevestigd, veel zaken hebben te maken met goede en toegankelijke informatie, maar ook met de combinatiemogelijkheden van werk, gezin en zorg. We gaan uw aller steun en sympathie nodig hebben in het belendende gebouw om daarover het gesprek te voeren. Dat zal inderdaad daar ook aan de orde zijn. (Opmerkingen van Jan Bertels)
Die zijn nog niet opgestart. Dat zijn projecten die ook via de interministeriële conferentie voorbereid worden en waar wordt gezocht naar nieuwe modellen om chronische zorg te organiseren en waar het juist is dat de mantelzorg als component moet worden meegenomen.
De heer Persyn heeft het woord.
Ik sluit meteen aan bij dat laatste. Dat is een reden te meer om naar een economische studie te gaan, want dan hebben we meer argumenten in handen. Ik zie dat mevrouw Schryvers weggaat. Ik wil haar toch nog bijzonder feliciteren met haar initiatief voor jonge mantelzorgers, want dat is een groep die bijzonder kwetsbaar is en die bijzonder moet worden behartigd.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Het is een boeiend debat. Ik denk dat er een aantal goede stappen zullen worden gezet. Of Groen de Vlaamse sociale bescherming mee goedkeurt, zal afhangen van in welke mate onze opmerkingen op de conceptnota zijn meegenomen in het uiteindelijke ontwerp van decreet.
De heer Bertels heeft het woord.
We zullen dit debat nog enkele keren voeren, zelfs vóór het globaal plan hier zal worden voorgelegd. Minister, ik neem aan dat u uw toezegging met betrekking tot de vraagstelling over de economische waarden aan de expertengroep doorgeeft aan het secretariaat, zodat we u daar eventueel over kunnen bevragen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.