Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Op 16 juni stelde de Brusselse Regering in het Atomium haar Strategie 2025 voor: een sociaal-economisch relanceplan voor Brussel. In het plan staan 18 doelstellingen en 160 concrete acties om Brussel de komende 10 jaar te versterken. Het gaat van de jongerengarantie die elke jongere aan een job, stage of opleiding moet helpen, over het investeren in wijken, infrastructuur en openbaar vervoer, tot het beter samenwerken op vlak van onderwijs.
Het plan kan alleen worden uitgevoerd als het Vlaamse Gewest zich aan de doelstellingen verbindt. Groot was onze verbazing toen u, minister Gatz , die daar als mandaathouder van de Vlaamse Regering aanwezig was, als enige die Strategie 2025 niet ondertekende. Een aantal zaken moesten volgens u nog worden uitgeklaard, ook al was er voordien overleg gepleegd.
U werd hierover op17 juni in het parlement ondervraagd. Uw antwoord was dat er wat tijd nodig was “om de operationele doelstellingen, die soms zeer gedetailleerd zijn en betrekking hebben op onze gemeenschapsbevoegdheden, verder te bekijken en uit te klaren, en om daar, nog meer dan vandaag het geval is, op dezelfde golflengte te komen.”
Concreet gaat het hier “over specifieke en algemene zaken: Het is goed dat het nu in een plan wordt verankerd, dat het niet enkel gaat om bilateraal contact. We moeten nog met elkaar uitmaken wie welke scholen bouwt op welke plaats en wanneer voor welke groep kinderen. Hoe zorgen we dat aanbod en vraag in het onderwijs goed op elkaar worden afgestemd? Hoe maken we de Brusselse kinderen beter meertalig, via immersieonderwijs of andere technieken? Het zijn normale discussiepunten die we nu hebben en die we uitklaren. We zijn er al mee begonnen. Hoe kunnen we de VDAB beter afstemmen op Actiris? Het gaat over inhoudelijke punten, geen technische, wel praktische. Er is meer tijd nodig om in partnerschap dat allemaal op dezelfde lijn te krijgen. Dat is volstrekt niet abnormaal.”
We zijn nu bijna drie maanden verder. Wat zijn de concrete knelpunten? In hoeverre is er al duidelijkheid over deze zaken? Is er al onderling overleg gepleegd met de verschillende actoren? Is er al een datum in zicht waarop Strategie 2025 wel kan worden ondertekend?
Minister Gatz heeft het woord.
Het onderwerp van de vraag is Strategie 2025. Dat is een toekomstvisie op langere termijn, opgesteld op initiatief van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, in samenspraak met de Brusselse sociale partners.
De doelstelling is een strategie uit te zetten om over een termijn van tien jaar de economie en de tewerkstelling aan te zwengelen. Daarbij raakt men uiteraard aan de gemeenschapsbevoegdheden Onderwijs en Werk, althans het stukje opleiding dat tussen Onderwijs en Werk in ligt. De strategienota valt dan ook uiteen in twee pijlers: enerzijds een pijler ‘puur gewest’ en anderzijds een pijler die ook aan gemeenschapsmateries raakt. De twee pijlers zijn opgebouwd rond acht strategische doelstellingen, met per strategische doelstelling een variërend aantal beleidswerven en per beleidswerf een variërend aantal operationele engagementen.
Voor het uitwerken van de tweede pijler werden de gemeenschappen gecontacteerd. Het zou ons te ver leiden om de discussie te openen of de gemeenschappen tijdig en gelijktijdig werden gevraagd om mee na te denken over de nieuwe strategie. Feit was dat, gegeven het tijdskader, de Vlaamse Regering oordeelde zich niet op dezelfde korte tijd te kunnen engageren op alle acht de strategische doelstellingen, maar vooral op de heel concrete operationele engagementen. Dat neemt niet weg dat de Vlaamse Regering het feit op zich van een strategie 2025, waarbij ook de gemeenschappen geraadpleegd werden, positief onthaalde. Dat was heel bondig de boodschap die we op 16 juni vanuit de Vlaamse Regering wensten te mee te delen.
Als u de volledige mededeling van de Vlaamse Regering met betrekking tot de knelpunten wilt lezen, raad ik u aan om het document van de Vlaamse Regering van 12 juni, VR 2015 1206 MED.0302/1, te raadplegen. Daarin staat onder meer per relevante doelstelling beschreven wat de Vlaamse Regering plant bij te dragen. We hebben dus wel degelijk ons huiswerk gedaan, waarin we als regering op de concrete vragen van de Brusselse collega’s en de sociale partners uit Brussel een antwoord gegeven hebben.
We hebben dan ook gekeken wie of wat aanwezig kon zijn bij de ondertekening van het plan in het Atomium. Aangezien ik mijn coördinerende rol ter harte wil nemen, was ik ook graag aanwezig bij die voorstelling.
U vroeg of er al een concrete datum voor ondertekening is, mevrouw Idrissi. Ik heb het debat van 17 juni in het Vlaams Parlement nog eens in detail nagelezen. Het was niet de bedoeling – en ik heb daar op dat ogenblik ook geen suggestie toe gedaan – om het akkoord op latere datum wel te ondertekenen. Maar natuurlijk gaan we wel een hele reeks andere dingen doen. Een akkoord zoals dit heeft altijd zijn zwaktes en sterktes. Dat werd in het debat naar aanleiding van de actuele vraag op 17 juni vanuit meerdere hoeken opgemerkt. Ik heb hierover toen zelf ook het volgende gezegd: “Als een regering een dergelijk plan opstelt, (..) zeggen sommigen dat de doelstellingen te algemeen zijn en de termijn te lang. Als een regering zo’n plan niet heeft, zeggen ze dat er geen langetermijnvisie is.” Ik voegde er ook aan toe dat de samenwerking op bilateraal vlak over heel concrete projecten – want daar gaat het in feite over – minstens even belangrijk was.
Het ondertekenen van het akkoord is dus geen fetisj. Ik denk ook niet dat die vraag momenteel leeft bij het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Belangrijker lijkt mij hoe de Vlaamse en Brusselse Regering willen samenwerken op die terreinen waar de gewest- en gemeenschapsbevoegdheden elkaar raken, in het kader van samenwerking hier en nu, maar ook samenwerking in de richting van 2025. Dat het gewest daarvoor een kader heeft uitgewerkt, juichen wij toe.
Ik zou niet te snel over knelpunten spreken. Er was veeleer een tijdsprobleem, waarbij men zeer snel gevraagd werd om overal mee akkoord te gaan. Met de uitgangspunten konden we over het algemeen wel akkoord gaan, maar met betrekking tot de operationele antwoorden was het belangrijk dat onder de hoede van de minister-president en vooral door de concrete samenwerking van de ministers Crevits en Muyters met hun collega’s in het gewest, nog een aantal dingen moesten worden uitgeklaard.
In de zonet vermelde mededeling van de Vlaamse Regering met betrekking tot de strategie Brussel 2025 staan heel wat bijdragen van de Vlaamse Gemeenschap, die perfect in lijn liggen met de door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest geformuleerde doelstellingen. De voornemens van de Vlaamse Regering zijn beleidswerven die voor ons legislatuurbreed zijn. Mijn collega’s in de Vlaamse Regering werken daar hard aan en zullen dat ook blijven doen, en dat steeds in een geest van samenwerking.
Ik geef enkele voorbeelden. De Vlaamse Gemeenschap is vanuit de vakbevoegdheden ook aanwezig op de taskforce voor de opvolging van de strategienota. Die taskforce is sinds 16 juni eenmaal samengekomen. We werken dus nog verder aan de Strategie 2025. Een tweede bijeenkomst staat intussen gepland. Het is de bedoeling dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, dat verantwoordelijk is voor het samenroepen en de voortgang van de taskforce, dat ook blijft.
Op bilateraal vlak geven de collega’s van Onderwijs en Werk in de regering aan dat er verder samengewerkt wordt. Het kabinet Onderwijs en het Departement Onderwijs en Vorming zijn betrokken bij de subtaskforces ‘stages’ en ‘alternerend leren’. Een aantal vergaderingen met de Nederlandstalige en Franstalige sociale partners hebben plaatsgehad. De Vlaamse Gemeenschap was daarop telkens vertegenwoordigd.
Het doel van de taskforce ‘stage’ is het voorzien in voldoende kwaliteitsvolle stageplaatsen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, uiteraard telkens in het kader van de respectieve onderwijssystemen langs Vlaamse en Franstalige zijde. In de taskforce ‘alternerend leren’ wordt bekeken hoe de Vlaamse conceptnota Duaal Leren zijn vertaling kan vinden in Brussel. Ook op het beleidsdomein Werk wordt goed samengewerkt tussen Vlaanderen en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, getuige daarvan het samenwerkingsakkoord van 1 juli met betrekking tot de werking van en de samenwerking tussen Actiris en de VDAB.
Door het nieuwe afsprakenkader blijft de VDAB Brussel, naast Bruxelles Formation, uiteraard bevoegd voor opleiding naar werk en krijgt hij er in een vorm van onderaanneming voor Actiris ook de bevoegdheid arbeidsbemiddeling bij voor die werklozen die voor het aanbod van de VDAB kiezen. Een Brusselse werkloze kan daardoor ook een beroep doen op de trajectbegeleiders en coaches van de VDAB Brussel. Dat is alvast een grote vooruitgang.
Ik heb u uitgelegd waarom en in welke omstandigheden de Vlaamse Regering vertegenwoordigd was op de voorstelling van Strategie 2025 op 12 juni. Mocht er sedertdien inderdaad niets meer gebeurd zijn, dan was dat een loutere aanwezigheidspolitiek geweest, maar ik heb toch aangegeven dat de concrete samenwerkingen vanuit de verschillende kabinetten van mijn collega’s met de Brusselse strategische visie voortgezet worden en hier en daar al tot zeer concrete resultaten geleid hebben.
Dus een handtekening is soms belangrijk maar soms zijn een aantal concrete dossiers minstens even belangrijk, zo niet belangrijker. Het belangrijkste is dat er verder wordt samengewerkt.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt me uitgebreid uitgelegd in welke omstandigheden en waarom u daar aanwezig was. Dit is echter de wereld op zijn kop. Er is een plan, u zegt dat het een goed plan is maar dat een aantal concrete vragen nog niet zijn ingevuld. Maar u zegt ook dat u niet van plan was en bent om het te tekenen. Een handtekening is een engagement, dat betekent dat de Vlaamse Regering dit plan steunt en daar mee de schouders onder wil zetten.
Ik heb het verslag dat we in de plenaire vergadering hebben gevoerd erop nagelezen. Nu zeggen dat u dat niet zult tekenen, betekent zoveel als zeggen dat het engagement van de Vlaamse Regering ten aanzien van deze punten die in dat strategisch plan zijn opgenomen, wel heel erg lauw is, zo lauw dat het zelfs geen handtekening waard is.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord over Strategie 2025. U hebt in het begin van uw antwoord aangegeven dat u te ver zou uitweiden als u zou moeten zeggen of Vlaanderen tijdig werd betrokken bij de opstart van dat plan. Ik heb het verslag van de plenaire vergadering er ook nog eens bijgehaald en we weten dat Vlaanderen en cours de route, toen de trein al lang was vertrokken, op de trein is moeten springen.
Mevrouw Idrissi, overleg vereist daadwerkelijk overleg en samenwerking. Maar het kan ook niet zijn dat men iets oplegt aan Vlaanderen. Men had een traject opgestart zonder overleg en men wilde dat opleggen aan Vlaanderen. Dat was het probleem vanuit de Brusselse hoofdstedelijke regio.
En daarom wordt het dus niet getekend. Dan is er dus wel een probleem.
Samenwerking vereist overleg en niet dat men iets oplegt. Dat was effectief het probleem. Inhoudelijk verschilt natuurlijk het plan van aanpak van de Brusselse Regering van dat van Vlaamse Regering. Het is zeker de bedoeling van beide regeringen om jobs te creëren. De Vlaamse Regering heeft dat al meermaals gezegd. Het enige verschil met wat de Brusselse Regering vooropstelt, is dat zij voor die jobs eigenlijk overheidsjobs zou willen invoeren. Dat is een fundamenteel verschil in politieke visie over hoe de werkloosheid in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest moet worden aangepakt. Ik vind dan ook dat de Vlaamse Regering niet zomaar op die trein moest springen. Er was trouwens ook discussie over de meertaligheid – het gebruik van beide landstalen – of over de talen die effectief zouden worden gebruikt. Ik meen me te herinneren dat er zelfs sprake van was om het Arabisch te promoten in plaats van het Nederlands.
In het plan dat bijna werd opgelegd, stond ook dat er werk moest worden gemaakt van die metropolitane gemeenschap die ook ongeveer gelijktijdig werd opgelegd en waarbij er evenmin sprake was van echt overleg en samenwerking. Iedereen weet dat Brussel geen nood heeft aan bijkomende structuren maar aan minder en vereenvoudigde structuren, in het belang van de Brusselse Vlaming en niet in het belang van de bestuurder, wat tot op heden te veel het geval was.
Vlaanderen heeft wel een eigen beleidsvisie op Vlaanderen, inclusief Brussel. Als die visie overeenstemt met het Brusselse plan, des te beter. Maar we moeten onze toekomstvisie voor Brussel alvast niet aanpassen aan het plan dat ons toen werd opgelegd. Momenteel wordt samengewerkt rond heel concrete projecten, wat in het verleden ook is gebeurd, en dat is uiteraard een goede zaak.
Minister Gatz heeft het woord.
Mevrouw Idrissi, indien ik niet aanwezig was geweest bij de ondertekening, dan had u moord en brand geschreeuwd. Nu was ik wel aanwezig en het is weer niet goed. Het zal waarschijnlijk nooit goed zijn. Wie wel heel tevreden was over mijn aanwezigheid, was uw collega en partijgenoot Pascal Smet, toch iemand die de waardering van een goede samenwerking inziet.
Ik zie ook geen probleem in een goede inhoudelijke samenwerking. Wanneer u echt geïnteresseerd bent in de voortgang van de inhoudelijke samenwerking in de vakgebieden Werk en Onderwijs, kunt u daar zeker verdere vragen over stellen aan minister Muyters en minister Crevits. U kunt dan zien waar wij concreet samenwerken. Een inhoudelijke samenwerking weegt voor mij minstens even zwaar, zo niet zwaarder dan symbolen zoals een handtekening.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Een handtekening is geen symbool, een handtekening is een engagement. Ik heb u niet gevraagd waarom u daar toen wel of niet aanwezig was, ik heb u een vraag gesteld over het vervolg, wat daar is gebeurd en of daar nog een handtekening zou komen. Ik denk dat de heer Vanlouwe een heel verhelderend antwoord heeft gegeven op de vraag waarom de Vlaamse Regering niet tekent. Ze wil zich niets laten opleggen door de Brusselse Regering, wil niets weten van de metropolitane gemeenschap en van meertalig onderwijs. Dat is de reden waarom er niet getekend wordt.
U zei daarjuist zelf: “Mevrouw Idrissi, ik zou oppassen met het woord ‘knelpunten’”. Ik wil u daarin nog volgen, maar als ik dit hoor, dan gaat het niet over knelpunten, maar over veel meer. Het gaat over fundamentele verschillen tussen de Vlaamse Regering en de Brusselse Regering: meertaligheid, meertalig onderwijs, de metropolitane gemeenschap. Zeg dat dan gewoon, probeer het niet te verbloemen door te zeggen: “Ik was aanwezig” of “Ik was niet aanwezig” en “Collega Pascal Smet was blij.” Oké, als u blij bent dat u er mag aanschuiven zonder te tekenen… Ik zou als minister veel liever mijn handtekening onder dat document gezet hebben.
Ik vind het jammer dat iemand die in zijn politieke bestaan altijd pleit voor samenwerking, er nu enkel plezier in schept om onrust te stoken tussen twee regeringen terwijl de regeringen over concrete punten wel degelijk heel goed samenwerken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.