Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, een tijd geleden is het Registratierapport 2014 van Partners in Pleegzorg uitgekomen. Door de fusies van een aantal diensten voor pleegzorg en de afbouw van koepelorganisaties, met de vervanging dan door Partners in Pleegzorg voor bepaalde aspecten, was het niet mogelijk om de gegevens van 2012 en 2013 te verzamelen. Ook voor 2014 was dat niet zo eenvoudig, omdat er nog geen gemeenschappelijk registratiesysteem voor alle diensten voor pleegzorg voorhanden was.
Als je het rapport leest, kun je dan zien dat bijvoorbeeld de gegevens uit Antwerpen op sommige analyseniveaus ontbreken. Dat is jammer, want numeriek gaat het over een belangrijke provincie. Er ontbreken ook een aantal gegevens van de jeugdrechtbanken zelf. We weten dus niet echt, bijvoorbeeld, tot hoeveel nieuwe plaatsingen en hoeveel beëindigingen van plaatsingen werd beslist door de jeugdrechter.
Minister, uit het rapport blijkt dat de dienst voor pleegzorg in een beperkt aantal gevallen besliste om een pleegzorgattest in te trekken of te weigeren. Er werden 12 attesten ingetrokken en 31 attesten geweigerd. Wat zijn de achterliggende redenen voor het intrekken of weigeren van die attesten? Kunt u dat toelichten? Op basis van welke criteria werden die beslissingen genomen? In het rapport van Partners in Pleegzorg heb ik geen cijfers gevonden over de wachtlijsten voor pleegzorg. Ik vind dat jammer, omdat dat natuurlijk ook wel zou aangeven wat de uitdaging is voor ons als beleidsmakers om in opvang te voorzien voor kinderen die vandaag op de wachtlijst staan. Hoe komt dat? Kunt u daarover cijfers geven? Zal dat worden geremedieerd in het volgende rapport? Hoe staat het met het gemeenschappelijk registratiesysteem voor alle diensten voor pleegzorg? Kunt u ter zake een timing geven? Zullen bijvoorbeeld ook de gegevens uit de provincie Antwerpen op alle niveaus in het volgende rapport worden geïntegreerd?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, bij lopende pleegzorgsituaties kunnen attesten worden ingetrokken indien niet meer is voldaan aan de voorwaarden om aan pleegzorg te kunnen doen, zoals bepaald in artikel 14, paragraaf 2, van het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg. Voor alle meerderjarige leden van het kandidaat-pleeggezin of het pleeggezin moet een recent uittreksel uit het strafregister volgens model 2 aan de dienst voor pleegzorg kunnen worden voorgelegd. Daaruit moet blijken dat er in hoofde van de personen geen elementen bestaan die onverzoenbaar zijn met pleegzorg.
Een tweede voorwaarde is dat het pleeggezin over voldoende draagkracht moet beschikken om het pleegkind of de pleeggast een stabiel leefklimaat te bieden. Een derde voorwaarde is dat de leden van het gezin van de kandidaat-pleegzorger of de pleegzorger moeten worden betrokken bij de kandidaatstelling door de kandidaat-pleegzorger of de pleegzorger.
Het is de verantwoordelijkheid van de diensten voor pleegzorg om na te gaan of al dan niet aan die voorwaarden is voldaan, ook als een pleegzorgsituatie reeds langer loopt. Het is evident dat het intrekken van pleegzorgattesten gestoeld is op één of een combinatie van die drie decretaal bepaalde mogelijkheden. Als het uw vraag is om meer concrete informatie te hebben, om te weten welke particuliere redenen aan de basis liggen van de intrekking van de individuele dossiers waarnaar het registratierapport van Partners in Pleegzorg verwijst, met andere woorden vrijwel op casusniveau, dan lijkt het ons evident dat we daarover niet op dat niveau rapporteren. Meer concrete informatie over de redenen die hebben meegespeeld bij de weigering van de attesten vermeld inzake de achterliggende dossiers van het registratierapport, is ook niet beschikbaar.
Dan was er uw vraag over de wachtlijsten. 2014 was het eerste werkjaar van het nieuwe pleegzorglandschap. Met het oog op de werkbaarheid voor en de administratieve belasting bij de diensten voor pleegzorg hebben we ervoor gekozen om in een eerste fase enkel een beperkt aantal basisgegevens op te vragen, bijvoorbeeld hoeveel nieuwe pleegzorgers er zijn, hoeveel kandidaten zich aanmelden en de verhouding tussen het aantal bestands- en het aantal netwerkpleegzorgsituaties. In een volgende fase wordt de focus verlegd op het in beeld krijgen van meer inhoudelijke gegevens over de pleegzorgers, zoals bijvoorbeeld de informatie over de wachtlijsten. Het is dus voor het eerste jaar nog niet mogelijk om in deze fase cijfers over de wachtlijsten voor pleegzorg mee te geven. Op termijn zullen we dat wel beter in beeld krijgen, want ook wij vinden dat uiteraard noodzakelijk.
Jongerenwelzijn heeft in samenspraak met Partners in Pleegzorg en met de diensten voor pleegzorg de indicatoren vastgelegd waarvan wordt verwacht dat er cijfergegevens over zullen worden verzameld voor het volgende werkjaar. Ook gegevens over de wachtlijsten voor pleegzorg worden dus verwacht. Voor de gegevens met betrekking tot de inzet van de begeleiding kunnen de diensten gebruikmaken van het registratiesysteem Begeleiding in Cijfers (BINC), dat werd ontwikkeld voor alle voorzieningen die door Jongerenwelzijn zijn vergund en waarmee ondertussen ook alle diensten voor pleegzorg werken. Voor informatie met betrekking tot de kenmerken van de pleegkinderen en hun gezinnen wordt gebruikgemaakt van het registratiesysteem Informaticasysteem voor de Intersectorale Toegangspoort (INSISTO), ontwikkeld in het kader van de integrale jeugdhulp. De cijfergegevens met betrekking tot pleegzorgers worden aan de hand van het stramien van indicatoren dat samen met Jongerenwelzijn werd opgemaakt, aangeleverd bij Partners in Pleegzorg, dat de cijfers op zijn beurt verwerkt. De cijfergegevens met betrekking tot het jaar 2015 zullen beschikbaar zijn op het moment van de publicatie van het jaarverslag van Jongerenwelzijn.
Wat uw vraag over Antwerpen betreft: we hebben dat nagevraagd. De administratie laat weten dat de dienst in Antwerpen te kampen had met technische problemen. De administratie volgt dat uiteraard op, samen met de dienst. Jongerenwelzijn zal de registratie van cijfergegevens vanuit de diensten voor pleegzorg doorheen het jaar verder opvolgen via het overleg dat het op regelmatige basis heeft met de directies van de diensten voor pleegzorg. Er zal worden aangestuurd op betrouwbaar en volledig cijfermateriaal. Dit is nu eenmaal het startjaar. Die cijfers zullen systematisch beter, verfijnder en meer gevalideerd moeten worden.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik had mijn eerste vraag preciezer moeten stellen, maar goed, ik heb begrepen dat de cijfers toch niet op dat niveau worden bijgehouden. Eigenlijk benieuwde het me gewoon of, als een pleegzorgattest wordt geweigerd of ingetrokken, dat is omdat er een strafblad opduikt of omdat de draagkracht van een gezin zo is verminderd dat het opvangen van een pleegkind of pleegkinderen in dat gezin niet meer mogelijk is. Dat was eigenlijk mijn vraag. Het interesseert me immers altijd om te weten of, als een situatie van pleegouder wordt beëindigd via een interventie, dat is omdat er feiten werden gepleegd. Of heeft dat in 90 procent van de gevallen eigenlijk te maken met het overschreden zijn van de draagkracht?
Misschien is het dus interessant om na te gaan of het mogelijk is om dat te weten te komen, in het licht van de verfijning van het systeem die in 2016 wordt overwogen. Ik ben blij dat we in 2016 over cijfers over de wachtlijsten zullen beschikken. Uw antwoord op mijn derde vraag stemde me ook erg tevreden: het systeem is voor alle provincies op een uniforme wijze uitgebouwd.
Ten slotte wil ik nog dit zeggen. De cijfers over de opvang van pleegkinderen in een pleeggezin voor 2014 zijn een record. Dat is een heel mooie evolutie, al zou het natuurlijk beter zijn mocht die opvang niet nodig zijn. Maar het is fijn om te zien dat steeds meer Vlamingen hun hart en hun huis openstellen voor kinderen die dat nodig hebben. Dat betekent ook dat het beleid op dat punt goed werkt. We kunnen steeds meer kinderen opvangen, en dat bleek ook uit het rapport van Partners in Pleegzorg over 2014.
Het is inderdaad erg positief dat het aantal pleegzorgouders stijgt. Zeker: het is jammer dat het nodig is, maar het is wel de mooiste vorm van jeugdhulp om kinderen op te vangen.
Over de cijfers hebt u het gehad. Het is belangrijk, nu het aantal ouders dat zich aanmeldt als kandidaat-pleegouders toeneemt, dat er snel wordt gescreend. Ik vang signalen op dat de wachttijden lang zijn. Ik stelde daar een schriftelijke vraag over. Het is belangrijk om die wachttijden zo kort mogelijk te houden. De screeningteams moeten waar nodig worden versterkt, zodat ouders geen zes maanden moeten wachten vooraleer ze weten of ze een attest zullen krijgen.
Ik zal het agentschap vragen of we uit de registratie de categorieën kunnen halen. Voorts denk ik dat u met uw optreden in bepaalde programma’s hebt bijgedragen aan het succes van pleegzorg, mijnheer Parys. Ik dank u daarvoor.
De vraag om uitleg is afgehandeld.