Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Taelman heeft het woord.
In Vlaanderen maken meer dan 600.000 mensen gebruik van dienstencheques. Zowat 89.000 mensen werken in de sector, die in 2014 nog 968 bedrijven telde. Het aantal ondernemingen daalt, op één jaar tijd zelfs met 11,3 procent. Dat heeft veel te maken met de winstmarge.
In 2012 slaagde 37 procent van de ondernemingen er niet in een positieve winstmarge te behalen. Vlaanderen telt ook de kleinste gemiddelde winstmarge van de drie regio’s in België. Die winstmarge daalt dan ook nog heel sterk. Zowat 28 procent van de Vlaamse dienstenchequeondernemingen (DCO’s) werkt volgens een steekproef van IDEA met een operationeel verlies per cheque. De gemiddelde winst is in 2014 teruggevallen tot slechts 4 eurocent per cheque. In 2013 was dat nog 0,36 euro.
Er zijn wel grote verschillen in rendabiliteit tussen de verschillende types van ondernemingen. Ook zijn er verschillen naargelang de grootte van de ondernemingen. Vooral commerciële ondernemingen slagen erin positieve marges te behouden: 0,3 euro per cheque. Ook de kleine groep van veelal kleinschalige natuurlijke personen heeft winst op de teller. OCMW’s boeken een verlies van 4,5 euro per cheque omdat ze zich vaak op specifieke doelgroepen richten, ze in een meer intense omkadering voorzien en onder de hoogste loonbarema’s vallen. Ook de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s) en vzw’s boeken negatieve resultaten: 0,43 euro per cheque voor de PWA’s en 0,22 euro voor de vzw’s.
Een veelgehoorde klacht vanuit de sector is de rechtsonzekerheid die door de overheid wordt gecreëerd. De DCO’s zijn vragende partij voor duidelijkheid inzake de prijs, die al eens gewijzigd wordt, de financiering en de regelgeving. Een pijnpunt is de onvolledige indexatie van de inruilwaarde voor ondernemingen. Ook het nieuwe eenheidsstatuut, dat in de afschaffing van de carenzdag voor werknemers voorziet, is een flinke meerkost voor heel wat DCO’s.
Opmerkelijk is ook het stijgend aandeel van oudere dienstenchequegebruikers. Terwijl het stelsel origineel focuste op werkenden in het kader van de combinatie arbeid en gezin, wat belangrijk blijft natuurlijk, is inmiddels bijna één op drie gebruikers ouder dan 65 jaar. Daarmee heeft de sector een belangrijke vraag ingevuld die niet door de reguliere diensten kon worden ingevuld omdat zij met wachtlijsten te kampen hadden.
Overigens blijft het aantal gebruikers toenemen, wat op de nood aan het systeem duidt, maar daalt het gemiddeld gebruik van cheques tot 118 stuks per jaar per gebruiker. In 2013 ging het nog om 129 stuks. De gestegen prijs voor de consument heeft hiermee veel te maken. Dat blijkt uit het feit dat de daling in Wallonië waar de fiscale aftrek is teruggeschroefd, nog veel groter is.
Minister, hoe schat u de evolutie van de rendabiliteit van de DCO’s in Vlaanderen in bij ongewijzigd beleid? Is dat houdbaar? Welke maatregelen plant u om DCO’s voldoende rendabel te houden? Zijn hierbij verschillende ingrepen nodig naargelang van het type DCO? Krijgen de DCO’s specifieke aandacht in het kwalitatieve luik van het loopbaanpact, in het bijzonder de werknemers die niet in aanmerking komen voor de doelgroepverlagingen? Is de invoering van een volledige indexatie van de inruilwaarde van de dienstencheques een optie? Zult u streven naar een digitalisering van de dienstencheques met het oog op het beperken van de administratieve kost voor de ondernemingen? Bent u van oordeel dat er efficiëntiewinsten moeten worden gehaald op het vlak van opleiding, meer bepaald door de samenvoeging van het Regionale Opleidingsfonds en de sectorale vormingsfondsen? Overweegt u een bijkomende enveloppefinanciering voor omkadering om sterker in te zetten op vorming op de werkvloer en het verlichten van de omkaderingskost voor ondernemingen die hierin willen investeren? Bent u voorstander van de invoering van een derdebetalersysteem en dus het erkennen van dienstencheques als extralegaal voordeel? Zult u daarover overleg plegen met uw federale collega van Werk en Economie?
Minister Muyters heeft het woord.
Gisteren heb ik het vrijgeven van de studie ondertekend. Ik veronderstel dat dat vandaag of morgen zal gebeuren. Ik heb drie maanden om een studie vrij te geven. Ik kan een beleidsadvies krijgen van mijn administratie om te beslissen over de vrijgave. Voor dit onderzoek heb ik die tijd gebruikt om samen met mijn administratie de onderzoeksresultaten goed te bestuderen en pistes voor het verbeteren van de rendabiliteit te bekijken. Daarmee zijn we nog niet rond. Best overleggen we dat ook nog, samen met de sociale partners van de sector. Daarom heb ik de studie vrijgegeven, maar vandaag zal ik uw vraag om uitleg relatief kort antwoorden. Ik wil namelijk eerst het overleg met de sociale partners afwachten.
Een eerste maatregel die ik begin 2015 al heb genomen, betreft het afschaffen van de 60 procentnorm. Van de sector heb ik vernomen dat die daar heel tevreden mee is omdat het bijdraagt tot het verlagen van administratieve lasten voor de dienstencheque-ondernemingen. Met het VIONA-onderzoek (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) onderzoeken we momenteel diepgaander verschillende opties om de rendabiliteit van de ondernemingen te verbeteren. Bij deze analyse kijken we in de eerste plaats naar de sector als geheel, maar we hebben ook aandacht voor de verschillen tussen dienstencheque-ondernemingen naargelang hun soort, hun grootte en de activiteiten die ze verrichten.
Binnen het beleidsdomein werken we daarnaast hard aan de hervorming van het doelgroepenbeleid en een eengemaakt systeem van tijdelijke werkervaring. Dat is niet gemakkelijk in een eengemaakt systeem van tijdelijke werkervaring voor langdurig werkzoekenden. De link met en de impact van het doelgroepenbeleid en zo’n eengemaakt systeem van tijdelijke werkervaring op de dienstenchequesector zal ik zeker meenemen in die dossiers.
Uw suggesties met betrekking tot het invoeren van een volledige indexatie van de inruilwaarde, de digitalisering van de dienstencheques, een hervorming van het opleidingsfonds, een enveloppefinanciering voor omkadering en de invoering van een derdebetalersysteem worden allemaal meegenomen in de pistes die mijn administratie momenteel aan het onderzoeken is. Ik kan begrijpen dat u meer had willen horen, maar het is niet eenvoudig. De centen liggen niet voor het rapen. We zullen dus inventief moeten zijn.
Ik kan toch enkele positieve elementen meegeven. De automatisering en digitalisering hebben we meegenomen in het bestek voor een nieuw uitgiftebedrijf. Doordat we het hebben meegenomen als een gunningscriterium hebben we een sterke stimulans gegeven om het systeem te digitaliseren.
Ik ben ook vrij optimistisch over een mogelijke heroriëntering van de opleidingsfondsen. De sociale partners hebben me meegedeeld dat ze zelf een voorstel zullen uitwerken dat ze in de nabije toekomst aan mij zullen voorleggen. De digitalisering en de hervorming van het opleidingsfonds hebt u zelf aangehaald, en daar hebben we actie ondernomen. De andere elementen die u hebt opgenoemd, bekijk ik verder. Mijn bedoeling is dat die sector rendabel blijft zodat mensen op die dienstencheques kunnen blijven rekenen.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Ik had inderdaad gehoopt meer nieuws te krijgen, maar ik ben nogal verdraagzaam en ik begrijp dat er tijd nodig is. Ik ben al heel blij dat u suggesties meeneemt en dat u duidelijk zegt aan de sector dat u aandacht zult blijven hebben voor de rendabiliteit.
Ik heb twee bijkomende vragen. Wat is de timing van de uitgifte van het bestek? Hoe is de digitalisering concreet als gunningscriterium opgenomen?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw Taelman, voor een niet-vrijgegeven studie had u bijzonder veel details, tot op de centiem. Minister, als die studie wordt vrijgegeven, ga ik ervan uit dat we dat in extenso kunnen bekijken in de commissie. Heel veel mensen hebben ernaar uitgekeken.
Minister, ondertussen tikt de klik natuurlijk wel. Ik snap dat u niet holderdebolder een aantal dingen wilt doen, maar ik wil u toch wel wijzen op bijvoorbeeld de vaststelling dat bij de PWA’s, waarbinnen heel wat dienstenchequeondernemingen zijn opgericht en waar ook behoorlijk wat mensen werken, ondertussen bijna systematisch mensen in vooropzeg worden geplaatst. Ook dat is een gevolg van een andere bevoegdheid van u, namelijk het arbeidsmarktbeleid op lokaal niveau, waar u ook met een hervorming bezig bent, of niet bezig bent. We moeten er natuurlijk wel voor zorgen dat er op een bepaald moment nog een voorwerp is. Ik maan u gewoon aan tot het met bekwame spoed nemen van maatregelen. Als je immers wordt geconfronteerd met verliezen zoals die hier zijn geciteerd en die door u niet zijn weerlegd, dan tikt de klok. Alle goede intenties ten spijt dreig je hier dan op een aantal vlakken – en ik geef heel concreet het voorbeeld van die PWA-dienstenchequeondernemingen – te discussiëren over iets dat er niet meer is, omdat het werd afgestoten, terwijl net ook uit de studie – blijkbaar zijn er dan toch stukken uit die studie die wat beter circuleren dan andere – wellicht zal blijken dat zowel die OCMW’s als die PWA’s wel degelijk complementair zijn met de privésector als het bijvoorbeeld gaat over het begeleiden van hun doelgroep en een andere omkadering. Het lijkt me zaak om die complementariteit in de sector na te streven.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik dank mevrouw Taelman voor haar interessante vraag. We weten allemaal dat het systeem van de dienstencheques voor heel wat tewerkstelling in de sector zorgt. Het belang ervan is dus niet gering: meer dan 600.000 mensen maken gebruik van dat systeem. Dat duidt er toch wel op dat het systeem zeer succesvol is. We zijn dan ook een voorstander van het behouden van en het volop verder inzetten op dat systeem.
Mevrouw Taelman haalt wel terecht aan dat er meer problemen zijn voor de dienstenchequeondernemingen van de OCMW’s en de PWA’s. Ik vraag me ter zake dan wel af of het de taak is van bijvoorbeeld een PWA om in dienstencheques te voorzien. PWA’s maken hier eigenlijk onrechtstreeks verlies, en het is uiteindelijk toch de belastingbetaler die dat betaalt. Minister, hoe staat u zelf tegenover die dienstenchequeondernemingen bij PWA’s en OCMW’s? Hoe schat u de rentabiliteit daarvan in? Misschien is dat echter ook te verwachten.
Qua administratieve vereenvoudiging kan er nog altijd veel gebeuren. We hebben al de afschaffing van die 60 procentmaatregel, wat heel goed is, maar ik denk dat er nog barrières zijn die kunnen worden weggewerkt en waarmee u rekening kunt houden. Ter zake hebt u onze volle steun.
Mevrouw Taelman, wat de timing van het bestek betreft, u weet dat, als we eenmaal die offertes hebben binnengekregen, er dan een onderzoek is, dat dat dan naar de regering gaat, dat je dan veertien dagen standstill hebt. Vraag me dus niet te veel, want er zijn dan zwijgperiodes die moeten worden gehandhaafd. Ik hoop echter dat dit alles eerstdaags rond is.
Hoe hebben we dat in het bestek meegenomen? Het percentage qua digitalisering is mee een element van beoordeling. Aan de aanbieders is gevraagd hoeveel dienstencheques ze dit jaar, volgend jaar enzovoort digitaal kunnen garanderen, met boeteclausule. Dat is dus meegenomen als een element van het bestek, en ook in de beoordeling. De aanbieder zal er dus rekening mee moeten houden dat zijn offerte beter of slechter wordt naarmate hij meer of minder digitaliseert. Haalt hij dat niet, dan heeft dat een boete tot gevolg. Ik denk dus dat we op die manier de digitalisering toch voor een stuk verzekeren.
Mijnheer Van Malderen, eigenlijk heeft mevrouw Van Eetvelde al een aanzet gegeven. U sprak van de PWA’s. We zouden het ook kunnen hebben over de OCMW’s. Ik heb het al aan mevrouw Taelman geantwoord: ik wil in eerste instantie kijken naar de sector in zijn geheel. Het is niet omdat een deel van de sector andere arbeidsvoorwaarden heeft toegekend dan een ander deel dat wij als overheid daar uiteindelijk de consequenties van moeten dragen. Ik ben er daarom niet zo’n voorstander van om nu te gaan zeggen... (Opmerkingen van Bart Van Malderen)
Neen, u hebt niets gevraagd daaromtrent. U hebt wel gevraagd hoe ik omga met de PWA’s. U hebt dat onderdeel naar voren gebracht. Daarom zeg ik er een voorstander van te zijn om dat eerst generiek te bekijken, om te zien of men daarmee het grootste deel van de problemen oplost. U weet echter net als ik dat men bij een aantal OCMW’s en ook bij PWA’s andere arbeidsvoorwaarden heeft toegekend dan deze die elders gelden. Daardoor is de ene misschien nog wat meer rendabel dan de andere. Dat blijkt ook uit de studie. Ik vind niet dat wij dat als overheid nu moeten toedekken, en ervoor zorgen dat alles mooi blijft voor iedereen. We moeten daar met voldoende verstand mee omgaan, maar zonder een overdreven wil om alles te redden. We moeten bekijken hoe we tot een mooi evenwicht in het geheel kunnen komen.
Mevrouw Taelman heeft het woord.
Minister, ik kan het niet méér met u eens zijn. Het is gewoon zo dat men in die sector met een schaarste aan arbeidskrachten zit, dat dat een zware job is, en dat er een soort concurrentie is op basis van de arbeidsvoorwaarden. Ook ik meen dat wij daar als overheid niet aan moeten meedoen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.