Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Vraag om uitleg over de aanpassing van de subsidieregels voor projecten die het Vlaams karakter of de integratie van anderstaligen in de Vlaamse Rand rond Brussel moeten bevorderen
Vraag om uitleg over de criteria voor de toekenning van subsidies voor activiteiten die de integratie van anderstaligen bevorderen in de Vlaamse Rand en het Vlaams karakter van de Vlaamse Rand bevorderen
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, subsidies betekent betoelagen, ‘bemeerwaarden’ van dingen. Die rol is natuurlijk ook belangrijk in de rijke lappendeken van activiteiten in de Vlaamse Rand. We hebben hier al in de commissievergadering van mei over gesproken en gezegd dat we die subsidieregeling wat zouden moeten versterken en aanpassen. Ik heb toen gevraagd wat dan de criteria worden, volgens welke doelstellingen dat zou gebeuren en wat we daar dan in willen krijgen om dat anders te hanteren.
U zei dat het wel onzeker is of bij die initiatiefnemers voldoende wil is om anderstaligen bij de Vlaamse cultuur en de Vlaamse activiteiten te betrekken. We hebben ook gesteld dat het kan zijn dat een kleinschalig initiatief ook de nodige middelen verdient omdat bij het betrekken van anderstaligen, de kleine potjes altijd goede zalf kunnen brengen om mensen bij elkaar te brengen en dus naar dat cultureel en sociaal Vlaamse leven in de Rand te trekken.
Ondertussen is bij die lokale initiatiefnemers de onzekerheid gegroeid. Minister, tegen wanneer dankt u dat u dat aangepast subsidiereglement zult kunnen tonen? Welke zullen de criteria zijn om die subsidieverstrekking in een andere richting te versterken? Zal de nodige continuïteit verzekerd worden voor de dingen die nu al bezig zijn, worden opgezet of worden voorbereid? Is er overleg gepleegd met vzw ‘de Rand’, de provincie en de gemeenbesturen? Wordt specifiek het onthaalbeleid hier sterk in opgenomen?
De heer de Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, gemeenten en verenigingen uit de Vlaamse Rand rond Brussel konden tot op heden aanvragen indienen voor projecten die het Vlaamse karakter of de integratie van anderstaligen zouden bevorderen. Hiervoor werd jaarlijks in 200.000 euro voorzien. De minister heeft in de pers aangekondigd dit systeem te willen herzien. De instanties die een beroep deden op deze subsidies kregen reeds een schrijven met de boodschap dat ze volgend jaar geen beroep meer kunnen doen op deze middelen.
Uiteraard moeten de middelen van de Vlaamse overheid goed worden besteed en is een permanente evaluatie van de doeltreffendheid van de doelstellingen nodig. De minister heeft aangegeven de middelen te behouden maar op een andere manier in te zetten om de beoogde doelstelling te bereiken. Daarom de volgende vragen.
Is er een formele evaluatie gebeurd om de huidige subsidiestromen toe te kennen? Wat waren hun effecten de voorbije jaren? Kunt u iets meer zeggen over hoe die evaluatie is gebeurd en wat de resultaten ervan waren? Mocht er geen evaluatie gebeurd zijn, wat zijn dan de elementen waarop de minister en zijn administratie zich baseren om dit kanaal stop te zetten en te heroriënteren? Kunt u duiding geven bij de plannen om deze middelen op een andere manier in te zetten om de beoogde doelstellingen te bereiken? Welke instanties zullen een aanvraag kunnen indienen? Welke criteria worden gehanteerd? Hoe zal de evaluatie verlopen? Hoe zullen bijvoorbeeld nieuwe organisaties of organisaties die er in het verleden nog geen beroep op konden doen, bereikt worden en hoe zal de communicatie daarvan op het terrein verlopen?
Mevrouw Segers heeft het woord.
De vragen sluiten goed op elkaar aan. Minister, op 6 mei verklaarde u in de commissie Vlaamse Rand: “30 juni, of alleszins voor het parlementaire reces, is een goede timing wat het formuleren van nieuwe criteria betreft.” Die timing, 30 juni of alleszins voor het parlementaire reces, hebt u niet gehaald.
In Het Nieuwsblad van dinsdag 22 september konden we vaststellen dat de richtlijnen voor de verdeling van de 200.000 euro jaarlijkse subsidies ondertussen toch zijn aangepast. Deze aanpassing heeft tot gevolg dat heel wat organisaties en verenigingen, waaronder het Vijverfestival en Jospop hun subsidies zien wegvallen. Dit noopt mij tot de vier volgende vragen.
Wat is de uitkomst van de door u uitgevoerde evaluatie wat betreft de efficiëntie en effectiviteit van de activiteiten die de voorbije jaren werden gesubsidieerd ter bevordering van de integratie van anderstaligen in de Vlaamse Rand en het Vlaamse karakter van de Vlaamse Rand? Wat zijn de nieuwe, uiteindelijke criteria voor de toekenning van subsidies voor activiteiten die de integratie van anderstaligen in de Vlaamse Rand en het Vlaamse karakter van de Rand ondersteunen of bevorderen? Wat zijn de beweegredenen achter deze nieuwe criteria en welke concrete doelstellingen wenst u met deze criteria te bewerkstelligen? Wanneer en hoe zullen die criteria voor de toekenning van subsidies opnieuw worden geëvalueerd?
Minister Weyts heeft het woord.
U weet dat er in het recente verleden vrij stringente opmerkingen werden geformuleerd door het Rekenhof met betrekking tot die subsidiëring, de verantwoording en de toekenning ervan en de dubbele subsidiëring, als er lokaal en provinciaal werd gesubsidieerd. Daarnaast hebben we ook een interne evaluatie georganiseerd, zoals aangekondigd, met de administratie, vzw ‘de Rand’, mijn medewerkers van de subsidieaanvragen van de voorbije jaren en rekening houdend met de beleidsprioriteiten, waardoor we node beslist hebben om het subsidiebeleid voor de versterking van de Vlaamse Rand enigszins te heroriënteren, meer in de richting van de oorspronkelijke doelstellingen.
Aanvankelijk was de omschrijving: “voor allerhande initiatieven die het Vlaams karakter en/of integratie bevorderen van anderstaligen.” De link met het Vlaamse karakter was soms wel wat ver te zoeken en de term ‘allerhande’ werd in dezen nogal eens ruim geïnterpreteerd. Als je een blik werpt op de lijst van projecten die ondersteund werden, zijn er diverse evenementen en activiteiten die dan wel het gemeenschapsleven kunnen versterken, maar of ze dan daadwerkelijk het verschil maken op het vlak van het Vlaamse karakter of de integratiebevordering, is soms twijfelachtig, als het gaat over activiteiten als paintball, kippenfestijn, mosselkoers en meer zaken in dat genre.
Daarnaast wil ik specifiek werken voor de faciliteitengemeenten, waar er een heel zwak Vlaams sociaal weefsel is – dat moeten we erkennen – en waar de ondersteunende rol vanuit de gemeente eerder beperkt is. De Vlaamse aanwezigheid kan daar wel wat extra ondersteuning gebruiken. Dat moet zeker een oogpunt blijven. Maar om vooral de focus te leggen op de oorspronkelijke doelstelling, ga ik op zoek naar projecten met een iets grotere impact, een hefboomeffect vooral. Dat kan een kleinere schaal zijn, maar ik denk dat een hefboomeffect wel belangrijk is. Ik zoek naar projecten die het verschil maken voor het Vlaamse en groene karakter. Dat is essentieel.
Ik wil met een jaarlijkse impulsinjectie van ongeveer 200.000 euro – niettegenstaande de besparingen wordt dat budget absoluut gevrijwaard – inzetten op initiatieven die het Vlaamse en groene karakter van onze Vlaamse Rand ondersteunen en versterken. Met een projectoproep eind dit jaar hoop ik een extra dynamiek in die negentien randgemeenten te bewerkstelligen waarbij gemeentebesturen, private personen en verenigingen met een goed idee of initiatief, projecten kunnen indienen en in aanmerking komen voor een impuls. Hierbij zijn alle ideeën welkom. De beste voorstellen worden na een selectie door een jury verder concreet uitgewerkt. We willen dus ook mee verder werken aan de concrete verdere uitwerking van een en ander. Het is een grotere inspanning, maar daar stel je dan ook graag een groter budget tegenover per individueel project in plaats van al te veel te gaan versnipperen zoals vroeger. Nu gaat het over een veelvoud om een groter hefboomeffect te kunnen creëren. Een goed project kan trouwens ook inspirerend werken voor andere gemeenten, waarbij we dat ook kunnen gebruiken om te exporteren naar andere gemeenten in die brede Vlaamse Rand.
Ik wil tot slot meegeven dat ik alle begrip heb voor verenigingen die nu mogelijk minder ondersteuning zullen krijgen. Het is voor hen misschien het ogenblik om net in functie van het Vlaamse en groene karakter van hun gemeente, ook op dat vlak na te denken hoe ze hun activiteiten met die focus kunnen organiseren. Het was net de oorspronkelijke bedoeling van de decreetgever en dit parlement om specifiek activiteiten te gaan ondersteunen ten aanzien van het Vlaamse en integratiebevorderende karakter. Dat moeten we opnieuw voor het voetlicht plaatsen. Ik zou zelfs een oproep willen doen: hoe kunnen wij onze activiteit organiseren zodat die specifieke doelstellingen zouden kunnen worden gediend, zodat we ook in de toekomst structureel een oplossing kunnen bieden en we wat gevrijwaard worden van opmerkingen en procedures in hoofde van juridische organen.
De heer Doomst heeft het woord.
Ik ben het volledig met u eens dat we een Vlaamse resultaatweging moeten hebben in wat we doen. Het kan niet zijn dat het maar vrijblijvende activiteitjes zijn die we subsidiëren. Ik ervaar toch op het terrein dat een echte poging om anderstaligen te betrekken bij het sociale en culturele leven, letterlijk de hand reiken is, niet altijd met grote woorden, maar zo kort mogelijk bij de realiteit van alledag. In die zin vind ik dat we niet mogen neerkijken op kleinere activiteiten.
Als ik dan in mijn gemeente zie, die tot de echte brede Vlaamse Rand behoort, dan merk ik dat als je de buurtactiviteiten screent, je bij activiteiten komt die echt een poging doen om anderstaligen te bereiken, door ze bij de activiteit te betrekken, door ze voor te stellen, door daar in de activiteit effectief iets mee te doen. Het is niet met azijn dat je vliegen vangt. Ik zou dus niet neerkijken op de pensenkermissen. Ik vind ook dat we de Vlaamse pens daaraan vast moeten hangen. Ik ben ook al verschillende keren op de mosselkoers geweest. Alleen de geur bindt mensen daar al. Dat is natuurlijk een volkstraditie. Ik vind ook wel dat op dat evenement een echte poging moet worden gedaan om anderstaligen daarbij te betrekken.
Voor mij mag en moet de hefboom kleinschalig blijven. Alstublieft, geen administratieve kolos! Als ik het woord jury hoor, krijg ik al schrik. Ik zou dat toch niet te zwaar maken, maar zo dicht mogelijk bij de mensen. In die zin zou ik het kleine eren. Ik zeg dat als lid van een volkspartij, waar we graag dicht bij de mensen werken. Ik denk dat in dezen die kleine zaken ook heel belangrijk zijn, met uw akkoord dat je een engagement moet hebben van degene die het organiseert om anderstaligen daar effectief bij te betrekken.
Ik zie dat de heer Van Eyken al goesting krijgt, vooral in die mosselen waarschijnlijk. (Opmerkingen van Christian Van Eyken)
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, is er van de interne evaluatie een publiek document? Kunnen we dat eens inkijken? Niet om al te zeer over de schouder mee te kijken maar vooral omdat toekomstige aanvragers uit die evaluatie misschien kunnen leren wat er in het verleden minder goed was aan projecten en waar ze zich op moeten richten om in de toekomst beter te zijn.
Hebt u of uw administratie al een idee hoe die jury zal samengesteld zijn? Zijn dat mensen die zeer bedreven zijn in het bijeenbrengen van mensen van verschillende gemeenschappen om dat Vlaamse karakter te bevorderen? Zijn dat mensen die meer met projectwerking bezig zijn? Zijn dat mensen van de gemeenten of van de provincie? Welke criteria zullen zij gebruiken?
Ik vind het een heel terecht punt dat u zegt dat we veel meer aandacht moeten hebben voor de exporteerbaarheid of het olievlekprincipe. Zal dat een punt zijn waar projectaanvragen extra punten voor gaan krijgen of hoger in de schuif gaan liggen?
U kunt misschien een suggestie meenemen. Ik ben niet ongevoelig voor de kleinere gemeenten, zoals de heer Doomst zegt. Mijn geboortegrond ligt in het Pajottenland. Ik ken die kleine gemeenten daar. Misschien zit er een oplossing in het feit dat, als we dat grotere budget per project als oogpunt nemen, misschien in een intergemeentelijk verband een aantal projecten zich kunnen bundelen.
Als men een buurtfeest als uitgangspunt heeft, bestaan er al genoeg intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in het Pajottenland of andere regio’s zoals de Brabantse Kouters en de Druivenstreek, om daarop in te spelen. Die doen de aanvraag voor wat meer middelen en verspreiden die dan naar kleinere initiatieven.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik begrijp dat er geen externe evaluatie is gemaakt van de criteria, behalve dan de analyse van het Rekenhof. Ik denk dat het voor de aanvragers en voor ons nuttig zou zijn om inzicht te krijgen in de resultaten van de interne evaluatie. Ik begrijp ook dat u zegt dat de definiëring van nieuwe criteria nog niet is gebeurd. U zegt dat het een grote hefboom moet zijn en dat het goede projecten moeten zijn. Wat bedoelt u precies met die criteria? Ik vind de idee van een jury wel een goede zaak, anders zou je op zijn minst een schijn van willekeur kunnen krijgen. Een jury is goed, maar ik zou willen weten wie daar dan in zit en, opnieuw, wat de criteria zijn.
Ik sluit me ook aan bij collega Doomst dat ik net geloof dat het de vele kleintjes zijn die het meest fijnmazige zijn en vaak de grootste impact hebben op het verbinden. Als je kijkt naar het succes van Vlaanderen Feest!: onder die vlag worden tal van buurt- en straatfeesten georganiseerd rond 11 juli. Dat zijn precies de momenten waar bijvoorbeeld in mijn gemeente buren die elkaar nog niet kenden, steeds meer van vreemde origine, voor het eerst met elkaar gaan praten. Ik ben daar een groot voorstander van. Er is de suggestie van de heer De Ro om daar dan intergemeentelijke samenwerkingsverbanden van te maken. Ik denk dat je er weer een te grote structuur bovenop creëert die we misschien niet nodig hebben.
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik heb interessante bezwaren gehoord tegen de nieuwe formule. Ik denk dat het de bedoeling moet zijn om de belangrijkste elementen daarvan op te nemen in de evaluatie, die ongetwijfeld zal komen. Anderzijds is het toch wel eens zinvol om na twee legislaturen deze subsidievorm eens te evalueren en te herbekijken. Misschien is het wat uit zijn vorm gegroeid en kan je wat bijsturen. Je moet inderdaad de bedenking maken hoe dat gemeenschapsvormende en Vlaamse karakter zich situeert in de huidige aanvragen. We kennen genoeg voorbeelden om te weten dat de vlag niet meer helemaal de lading dekt. Het is goed om ook die organisatoren die denkoefening opnieuw te laten maken, namelijk dat als ze die subsidie wensen, ze ook een element van Vlaams of gemeenschapsvormend karakter voorzien in hun evenementen. Misschien ontbreekt dat een beetje op dit ogenblik en is het nu een goed moment voor de talrijke organisatoren om die denkoefening te maken.
Ik neem aan dat iedereen zijn initiatief toejuicht, dat doen wij ook. Maar als je dan sommige reacties op het huidige voorstel hoort waarbij men bijvoorbeeld zegt, zonder dat men een projectvoorstel heeft ingediend of criteria kent, dat dat een naam minder op hun affiche betekent als het gaat over optredens: dat soort reacties bewijst dan toch wel dat er iets anders aan de hand is en dat de subsidie gewoon dient om het budget in evenwicht te krijgen of wat dan ook. Het is een goed moment voor zowel organisatoren als gemeenten, en in dit geval de vzw en de minister, om dat eens te herbekijken, maar vooral met de insteek dat die subsidiepot blijft. Die is niet weg, die blijft behouden. Maar je moet hem zeer oordeelkundig aanwenden door erover na te denken als je een project indient.
Nogmaals, we moeten dat evalueren. Het zal ook zijn tijd vragen. Het eerste jaar zullen we niet alles weten, vermoed ik. Maar het is een goed moment om dat eens uit te testen. Er staan inderdaad een aantal initiatieven tussen waarvan je je kunt afvragen wat daar het gemeenschapsbevorderend karakter van is dat moet worden ondersteund. Ik ken niet het hele verhaal van het Rekenhof, maar we moeten ons toch eens de vraag stellen of dit soort subsidies voor een evenement genre optreden of wat dan ook, in de Vlaamse Rand extra subsidies krijgt en als het op dezelfde manier georganiseerd wordt in Oudenaarde, geen subsidies krijgt. Ik neem aan dat het Rekenhof ook met dergelijke argumenten rekening hield.
Dan komen we terug op de oorspronkelijke basis, het project indienen en op basis daarvan die subsidies verdienen. Ik denk dat het alleen maar een pluspunt kan zijn. Het is uiteraard wat uit zijn voegen gebarsten. Sommigen zullen de eerstkomende maanden en jaren niet beantwoorden aan de criteria en wat centen verliezen. Maar als het hun echt te doen is om het Vlaamse karakter, dan neem ik aan dat heel veel van die initiatieven daarop zullen inpikken op een heel andere manier.
Minister, in die context wachten we de beleidsbrief af. Ik neem aan dat de nodige afspraken rond de evaluatie zullen kunnen worden gemaakt. Ik ben benieuwd hoe u die zelf ziet aan te pakken.
De heer Van Eyken heeft het woord.
Ik wens me in dit debat te mengen. Ik vind het een beetje eigenaardig. We zijn begin oktober. Minister, u hebt al aan sommige verenigingen gezegd dat ze uit de boot vallen omdat ze niet de juiste doelstellingen hebben. Maar we zijn nu al bijna het einde van het jaar en die activiteiten zijn misschien al gepland voor volgend jaar. Dat is al een beetje zeggen dat ze niets gaan krijgen. Maar we weten vandaag nog niet wat de nieuwe criteria zullen zijn om die subsidies toe te kennen. Dat zou van toepassing zijn voor alle activiteiten die vanaf 1 januari 2016 zullen plaatsvinden.
Minister, ik heb u horen zeggen dat u zich opnieuw wil toespitsen op de faciliteitengemeenten. Mijn vraag is dan: welke zijn de criteria? Dat is het belangrijkste. Wanneer gaat u die criteria bekendmaken? Wat zijn voorbeelden van wat zou kunnen en wat niet? Ik heb gehoord dat een mosselkoers of een kippenfestijn niet kan. De heer Doomst zegt daarvan dat het momenten kunnen zijn waar de twee gemeenschappen bij elkaar zouden kunnen komen, maar dat valt dan uit de boot. Minister, welke zaken kunnen door de beugel? Wat kan er gesubsidieerd worden?
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, ik ben het er volmondig mee eens dat het tijd was om die zaken eens te evalueren. Vandaag hebben de meeste mensen die een beroep doen op die subsidies, die middelen voor ogen, maar het doel is verdwenen. Collega Van Eyken vraagt wat de criteria zijn. De criteria zijn niet gewijzigd. Ze zijn uit het oog verloren. Vandaag zijn er inderdaad evenementen gesponsord die eigenlijk het doel niet meer voor ogen hadden. Dat we daar paal en perk aan moeten stellen en dat moeten evalueren en herbekijken, daar ben ik het volmondig mee eens. We mogen niet vergeten dat gemeenschapsvorming niet alleen de taak is van de minister van de Vlaamse Rand. Elk lokaal bestuur heeft de taak om aan gemeenschapsvorming te doen, of je nu in de Vlaamse Rand woont of niet. Daar is altijd een taak weggelegd voor het lokaal bestuur. Vandaag ondersteunen verschillende lokale besturen buurtfeesten. Mijn ervaring leert ook dat mensen niet altijd nood hebben aan middelen. Het gaat dikwijls om praktische ondersteuning zoals tafels of tenten. Die ondersteuning kan het best vanuit die lokale besturen komen. Dan kan je echt aan gemeenschapsvorming doen. Dat gebeurt in de buurtfeesten. Er kan ook een financiële incentive zijn, maar dat hoeft daarom niet van de minister van de Vlaamse Rand te komen. Ik denk dat we hier projecten moeten opzetten die misschien grensoverschrijdend zijn, die iets groter van aanpak zijn, maar die het doel echt kunnen realiseren om dat Vlaamse karakter in de Vlaamse Rand en in de faciliteitengemeenten te versterken. Voor de iets kleinere buurtfeesten moet het gemeentebestuur ook zijn steentje bijdragen. Dat is dan voornamelijk faciliteren en praktisch ondersteunen. Dan kan je evengoed een buurtfeest organiseren met weinig financiële middelen.
Minister Weyts heeft het woord.
Met betrekking tot de verslaggeving van de evaluatie bekijk ik een en ander wat de interne evaluatie betreft. Wat betreft de externe evaluatie, is de evaluatie van het Rekenhof niet onbelangrijk en zelfs nogal dwingend van aard, in die zin dat het een juridische grond kan vormen voor degenen die zogezegd naast de subsidies grijpen. Men kan dan zeggen dat het Rekenhof de toekenning en de verantwoording van de subsidiëring in twijfel heeft getrokken.
Momenteel leggen we het projectreglement en de criteria die erin vervat zijn vast. Ik zal u die ook bezorgen.
Mijnheer Van Eyken, we hebben bij de laatste toekenning onmiddellijk meegegeven dat dit een overgang betrof en dat er dus een nieuw reglement zou komen waarbij er zou worden gefocust op de originele doelstellingen, zoals decretaal vooropgesteld.
Voor alle duidelijkheid: ik begrijp de bezorgdheden, ik deel ze zelfs. Dit is geen gemakkelijke of prettige beslissing. De gemakkelijkste beslissing was gewoon doordoen en laten betijen, wetend dat de oorspronkelijk vooropgestelde doelstellingen niet gediend werden. Dat konden we inderdaad blijven doen. Maar ik vind dat we dat niet meer kunnen verantwoorden. Ik heb ervoor gezorgd dat het budget werd gevrijwaard. We moeten ervoor zorgen dat er bepaalde initiatieven zijn waarbij niet zozeer de schaal doorslaggevend is, maar wel het hefboomeffect in functie van de behartiging van de doelstelling versterking van het Vlaamse karakter en ook – daarin volg ik de heer De Ro – de exporteerbaarheid naar andere gemeenten. In afgeleide orde is ook de samenwerking tussen gemeenten belangrijk, maar dat hangt misschien wel wat samen. Het hefboomeffect lijkt mij het belangrijkste. Ik vond dat ik die beslissing moest nemen, omdat ze anders mogelijk in onze plaats zou worden genomen. Daarom vond ik het beter het zelf te doen.
Als je die lijst bekijkt en eerlijk bent met jezelf, moet je toegeven dat het zeker niet altijd middelen waren die besteed werden in functie van de doeleinden die aanvankelijk werden vooropgesteld.
Het zware administratieve aspect is niet de bedoeling, maar je moet natuurlijk wel een objectief instrument hebben in het kader van een jury. Ik wacht op een voorstel in verband met die samenstelling, uiteraard met mensen uit het veld die projectervaring hebben. Daarbij hebben we toch wel wat goede ervaring, ook op het vlak van de bevoegdheid Toerisme. Het moeten mensen zijn die er misschien niet altijd dicht op staan, maar wel heel wat projectervaring hebben en kunnen inschatten in welke mate er een hefboomeffect kan uitgaan van ingediende initiatieven.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, we moeten scoren. Ik vind dat we toch vooruit moeten. Ik ben wat bang dat we het nu wat voor ons uit schuiven. Beter één anderstalige aan de hand dan tien in de lucht. Ik vind dat het echt vooruit moet gaan. In die zin zou ik het spijtig vinden dat we niet doen groeien wat nu bloeit. Ik vind dat we beter vertrekken van wat er nu is en aan de mensen zeggen wat ze moeten doen of wat er nodig is aan engagement om het in de goede richting te krijgen. Maar ik ben een beetje bang dat het, als we te lang wachten, mossel noch vis zal zijn, om in de termen van de mosselkoers te blijven. Ik zou het spijtig vinden dat we dat zouden laten doodbloeden tijdens de volgende maanden.
Ik vind dat we de hand moeten reiken aan de diegenen die iets doen. Ik zal een gek voorbeeld geven. Bij ons in de wijk waren er nogal wat Italiaanse gezinnen komen wonen. Men heeft die mensen aan de kookpot gezet, zij hebben dat spel georganiseerd. Je kunt niet geloven wat voor effect dat heeft. Dat is simpel op het terrein. Ik denk dat het echt wel mogelijk moet zijn. We kunnen een aantal pilootprojecten aanreiken, maar ik zou niet te lang wachten, want ik vrees dat we anders wat enthousiasme zullen laten wegebben.
De heer De Ro heeft het woord.
Mijnheer Doomst, u hebt nu al twee keer naar de mosselen en de mosselkoers verwezen. Ik weet dat er in uw partij mensen zijn die daarin zeer actief zijn. Stel dat die mensen nu het bericht krijgen dat wat er was niet meer kan, maar dat je je wel kunt heroriënteren. Die ‘prof zonder contract’-wedstrijd is inderdaad qua Vlaams en groen karakter een beetje bij de haren getrokken. Ik zeg dat nu open en bloot, dat is ook wat het Rekenhof ons duidelijk heeft gezegd. Op dat vlak ben ik het dus niet eens met mevrouw Segers dat er geen externe doorlichting is geweest. Er is een adviesorgaan zoals het Rekenhof, dat dat goed kan doen. Dat is een belangrijk aspect.
Maar stel dat die mosselkoers zou zeggen: we organiseren, vooraleer de profs aan de slag gaan, een bewonerskoers, waarbij we ons zeer specifiek richten op anderstaligen en waaraan iedereen, al dan niet van vreemde afkomst, kan deelnemen. Stel dat ze er ook een infostand van het Huis van het Nederlands installeren. Ik denk dat de mosselkoers 2.0 een goede kans zou maken als de jury wat goed is samengesteld en naar de toekomst kijkt. Misschien zal die mosselkoers dan navolging krijgen in heel Vlaams-Brabant of in ieder geval in de Rand.
Het ene sluit het andere niet uit, integendeel. Mijn oproep zal dus ook in die zin zijn.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, 30 juni of in ieder geval het einde van het parlementaire jaar was de datum die u had vooropgesteld. Die datum hebt u niet gehaald. U geeft in uw antwoord aan dat de evaluatie eigenlijk nog bezig is, dat de criteria worden voorbereid en dat de jury nog wordt samengesteld. Ik mag toch wel hopen dat u met deze vragen tot enige haast bent aangemoedigd om er effectief werk van te maken.
Aan de ene kant hebben sommige organisaties al gehoord dat ze de subsidies wel of niet meer zullen krijgen of dat ze minder zullen krijgen. Intern hebt u dus blijkbaar toch wel al zicht op welke criteria het zullen worden. Maar hier zegt u dat u ze nog niet hebt. Het is het een of het ander. Ik vraag u om zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen aan al die organisatoren die allemaal vrijwilligers zijn en zich met hart en ziel inzetten voor hun organisatie. Ik hoop dat ze snel duidelijkheid en klaarheid kunnen krijgen en zullen weten of ze nog recht kunnen hebben op subsidies, op basis van welke criteria, welk dossier ze zullen moeten indienen en wie het zal screenen. Die klaarheid moet er komen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.