Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, in Syrië, Irak, Afghanistan en Somalië slaan mensen massaal op de vlucht uit angst dat daar blijven hun het leven zal kosten. Het geweld in die landen brengt een humanitaire crisis teweeg. België moet bijdragen aan de opvang van die oorlogsvluchtelingen.
Vorige week heeft de Vlaamse Regering in de Septemberverklaring volmondig gezegd de verantwoordelijkheid te willen en zullen opnemen die haar daarin te wachten staat.
In augustus 2015 werden 4621 en in september 5500 asielaanvragen ingediend in ons land. Dat aantal gaat in stijgende lijn. Momenteel verwerkt de Dienst Vreemdelingenzaken 250 asielaanvragen per dag.
De regio Vlaamse Rand heeft te kampen met een aantal specifieke problematieken. Daarom denk ik dat het zinvol is om te kijken wat er specifiek voor die regio moet gebeuren.
Minister, welke impact verwacht u op alle beleidsdomeinen waarvoor u als minister voor de Vlaamse Rand verantwoordelijk bent, Onderwijs, Integratie en Welzijn? Welke maatregelen plant u om de opvang van oorlogsvluchtelingen in de Vlaamse Rand optimaal te organiseren? Welke maatregelen plant u met betrekking tot de huisvesting van mensen in nood? Zult u gemeenten die extra mensen opvangen op een of andere manier ondersteunen?
Welke maatregelen plant u op korte termijn op het vlak van onderwijs? Zijn er voldoende uren extra begeleiding voor anderstalige kinderen in het basisonderwijs? Is er voldoende capaciteit in de OKAN-klassen (Onthaalonderwijs Anderstalige Nieuwkomers) in het secundair onderwijs? Dienen er niet meer klassen beschikbaar te komen voor het secundair onderwijs in de Vlaamse Rand? Dienen die dan niet beter te worden gespreid? Het is bijvoorbeeld zo dat er enkel in Vilvoorde een OKAN-klas is.
Jongeren jonger dan 18 jaar zijn leerplichtig in België. Uit de hoorzittingen inzake integratie in de Vlaamse Rand weten we dat het voor de educatie en integratie van kinderen noodzakelijk is om hen zo snel mogelijk naar de crèche en school te laten gaan. Voor kinderen van oorlogsvluchtelingen is dat echter niet zo vanzelfsprekend. Controleren dat die kinderen effectief naar school gaan, is moeilijk, aangezien dat gebeurt aan de hand van het rijksregisternummer. Welke extra maatregelen plant u om deze kinderen ook effectief op de schoolbanken te krijgen? Zult u bijkomende maatregelen nemen inzake het integratiebeleid?
Welke middelen staan er tegenover de maatregelen die u zult nemen?
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Segers, u vraagt welke impact ik verwacht op alle beleidsdomeinen waarvoor ik als minister voor de Vlaamse Rand bevoegd ben. Dat vind ik een rare vraag. Ik ben bevoegd voor de coördinatie van de Vlaamse Rand, niet voor alle beleidsdomeinen. Ik ben niet de minister van Landbouw in de Vlaamse Rand, de minister van Cultuur in de Vlaamse Rand of de minister van Milieu in de Vlaamse Rand. Ik tracht de andere ministers op hun specifieke beleidsdomeinen te sensibiliseren, te motiveren om net vanwege de specifieke problematieken die zich aanbieden in de Vlaamse Rand, daarvoor oog te hebben vanuit hun beleidsdomein. Dat is mijn taak. Het gaat over de thematieken die maken dat de Vlaamse Rand een apart beleidsdomein verdient. Anders kan je evengoed een minister van de Westhoek hebben of een minister van de Kempen. Dat is niet de bedoeling. Als we in deze commissie focussen op de thema’s die elders in Vlaanderen evengoed spelen als in de Vlaamse Rand, maken we de facto de bevoegdheid Vlaamse Rand overbodig.
Zodra de asielzoeker erkend is, heeft hij natuurlijk vrijheid van vestiging. Wij weten op voorhand niet wie zich waar zal vestigen. Je kunt daar vogelpik in spelen en ervan uitgaan dat er een grote aantrekkingskracht zal uitgaan van de steden, misschien niet zozeer de Vlaamse Rand. Dat is nu eenmaal de vrijheid van vestiging. Zodraje een erkenning geniet, zijn de gevolgen voor nadien. Vandaag zitten de meesten, om niet te zeggen nagenoeg allemaal, in procedure.
U vraagt welke maatregelen ik plan om de opvang van oorlogsvluchtelingen in de Vlaamse Rand optimaal te organiseren. Daarvoor is net een team van bevoegde collega’s samengesteld, met de ministers van Inburgering en Integratie, Binnenlands Bestuur, Welzijn, Werk en Onderwijs. Zij zijn reeds enkele maanden actief in het in goede banen leiden van de instroom. U kunt hen daarover ondervragen. Ik vraag hen zoals steeds specifiek aandacht te hebben voor de problematieken van de Vlaamse Rand. In dezen ga ik er echter niet van uit dat dat in eerste instantie zal spelen.
Welke middelen staan er tegenover de maatregelen die ik zal nemen? Ik zal geen budgetten uit de middelen van de Vlaamse Rand wegtrekken om specifiek in de vluchtelingenproblematiek te investeren. Er is een budget vrijgemaakt van 120 miljoen euro. We gaan er daarbij natuurlijk van uit dat de consequenties voor die gemeenten of regio’s die een grotere instroom te verwerken krijgen, daarmee worden ondervangen. Dat geldt evengoed voor de steden als voor de Vlaamse Rand. Ik zal geen middelen van het budget Vlaamse Rand overhevelen ten voordele van de vluchtelingencrisis. Anders zou ik dat trouwens moeten doen ten aanzien van elke beleidsmaterie. Dat ben ik niet van plan.
Er is 120 miljoen euro uitgetrokken. Ik ga ervan uit dat dat een aardige som is, die toch ook wel dient ter ondersteuning van initiatieven in de Vlaamse Rand.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, u maakt zich wat boos omdat ik u de vraag stel.
Waarom stel ik u deze vraag om uitleg over de Vlaamse Rand? Mijn vraag om uitleg gaat vooral over opvang. Zodra ze erkend zijn, is er inderdaad vrijheid van vestiging. Maar ik denk dat we mogen verwachten dat velen dicht bij Brussel zullen blijven. Bovenal heb ik deze vraag gesteld omdat wij – dat hebben we vorig jaar uitvoerig in onze hoorzittingen gehoord – al heel specifieke noden en achterstanden hebben wat betreft Welzijn en Onderwijs. Er is uit de hoorzittingen gebleken hoezeer het percentage anderstaligen in de Vlaamse Rand blijft toenemen. Nu komt daar nog een acute piek bovenop. Ik denk dat mijn vraag aan u dus heel terecht is: hoe overlegt u met uw collega’s? U bent uiteraard niet de minister van Welzijn, maar ik denk wel dat het u plicht is om, specifiek voor die Vlaamse Rand die al met grotere problematieken te kampen heeft, daar maximaal op in te zetten.
Er is 120 miljoen euro extra uitgetrokken. Is er al zicht op hoeveel daarvan is bestemd voor de Vlaamse Rand? Zijn daarover al afspraken gemaakt met uw collega’s?
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, uiteraard is het zo. Ik sluit mij aan bij wat u hebt gezegd: uw rol is wat uw rol is binnen de regering wat de materie van de Vlaamse Rand betreft.
Ik heb enkele bezorgheden over de Vlaamse Rand in verband met de opvang van oorlogsvluchtelingen die misschien toch nog wel wat extra bezorgdheid verdienen. Zo is er bijvoorbeeld de monitoring van fase 2. We kunnen niet zeggen dat de Vlaamse Rand extra hard getroffen wordt door georganiseerde extra opvanginitiatieven. Als je de kaart van Vlaanderen bekijkt, zijn er andere regio’s waar er zowel naar absolute cijfers als naar aantal centra een grotere impact is. Daarmee wil ik niet zeggen dat, als het gebeurt in uw stad of gemeente, zoals bij ons, dat zomaar makkelijk op te lossen is. Maar we kunnen niet zeggen dat de Vlaamse Rand extra hard wordt getroffen in de eerste opvangfase.
Als ik kijk naar de verdeling van de Lokale Opvanginitiatieven (LOI’s), wat onze eigen verantwoordelijkheid is, denk ik dat er nog wel wat gemeenten een tandje zouden kunnen bij steken. Het is altijd gemakkelijk om solidair te zijn op de kap van andere gemeenten. Ik daag iedereen in zijn eigen thuisstad of gemeente uit om initiatief te nemen en solidair te zijn.
We hebben wel historische ervaring van waar mensen zich in die tweede fase, zodra ze zijn erkend, vestigen. Dan is het niet iets meer – en dat is een eufemisme – in een stedelijke context en in de periferie van steden, maar ook in ons werkingsgebied, aan de Vlaamse Rand, op mobiliteitsassen. Ik kijk naar mevrouw Segers. Het station in Liedekerke, mijn eigen thuisgemeente, is zeer goed, maar heeft ook het nadeel dat mensen zich daar vestigen omdat ze in hun hoofd dicht bij Brussel, Aalst of Gent zitten, waar hun gemeenschap aanwezig is.
De monitoring van waar mensen in die tweede fase belanden, is heel belangrijk, en wel om volgende reden. In onderwijs is alles geregeld, zeker voor het basisonderwijs, naar OKAN-klassen. Per vier kun je zo’n klas opstarten. In mijn thuisstad Vilvoorde hebben we al een lange traditie in OKAN-klassen. Ik maak mij zorgen, dat heb ik ook al tegen de minister van Welzijn gezegd. De provincie Vlaams-Brabant heeft ons deze week trouwens nog eens de papieren versie van haar nieuwste rapport in verband met de achterstand op het vlak van welzijn bezorgd. In Vlaams-Brabant, en zeer specifiek in Vilvoorde, is dat dramatisch. Ik maak mij zorgen over de kinderen die bij ons in de OKAN-klassen zullen komen. Zij zijn getraumatiseerd, daar kunnen we niet omheen. De centra voor geestelijke gezondheidszorg in Vlaams-Brabant willen of kunnen geen kinderen met anderstalige ouders helpen en verwijzen die door naar Brussel. Ik denk dat die opvang en een snelle integratie op dat vlak problemen veroorzaken.
Tot nu toe hebt u instemmend geknikt, mevrouw Segers, maar ik denk dat u verder niet meer zult instemmen met wat ik zeg. In uw vraag om uitleg hebt u over capaciteit gesproken. Er is niet voldoende capaciteit in OKAN-klassen in het secundair onderwijs. Toen Marleen Vanderpoorten nog minister was, kon de Vlaamse Regering nog programmeren waar er nood was. Nadien is dat afgeschaft. De programmatiedatum is nu 1 september. Als de meerderheid niet zou ingrijpen en de wetgeving veranderen, komt er geen OKAN-capaciteit bij in het secundair onderwijs, niet in de Vlaamse Rand, maar ook niet in de rest van Vlaanderen. Vanuit de commissie Onderwijs zullen we een nooddecreet opstarten. Ik wil hiermee aangeven dat we in dezen niet te snel het spel van meerderheid en oppositie moeten spelen. Er zijn in het verleden dingen gebeurd die het moeilijker maken om op te treden op het terrein. Hetzelfde geldt trouwens voor kleuters.
Minister, ik lees in heel veel verklaringen, ook in de commissie Algemeen Beleid waar we het drie weken geleden over vluchtelingen hebben gehad, dat monitoring heel belangrijk is. Maar ook belangrijk is wat er met die monitoring gebeurt. Vanuit uw coördinerende functie en vanuit de partij waarin u actief bent, bent u ideaal geplaatst om naar de twee belangrijkste ministers in de Federale Regering, de staatssecretaris voor Asiel en Migratie Francken, maar ook de minister van Defensie Vandeput, te gaan, aangezien ze beiden tot uw partij behoren. U kunt hen gemakkelijk contacteren.
Wat het plaatsen van centra betreft, ook in onze regio, is het niet onbelangrijk om te kijken naar een aantal voorzieningen die al aanwezig zijn en om niet altijd dezelfde plaatsen te treffen. Als je er altijd van uitgaat: er is al OKAN in – ik zeg maar – Dilbeek, Vilvoorde en Halle, we zullen daar nog mensen bij zetten, dan ontsnappen heel veel kleinere gemeenten aan een rol die ze volgens mij, als we willen dat Vlaanderen deze asielcrisis echt grondig aanpakt, allemaal samen moeten vervullen. Alle gemeenten moeten een tandje bij steken, en niet altijd de stedelijke centra.
Want ik geloof er wel in dat, als mensen in een LOI komen, hun kind in de lokale basisschool inschrijven, waar ze per vier een OKAN-klas kunnen inrichten, de kans dat ze daar blijven hangen groter is dan wanneer ze hun kind naar een naburige stad of gemeente moeten brengen. Want dan gaan ze inderdaad na de erkenning uit die gemeente vertrekken. Dan krijg je in die gemeenten, zoals Liedekerke, Ternat, Asse, Aalst en aan de andere kant Vilvoorde en Machelen, steeds meer druk. Ik denk dat hier nu net spreiding belangrijk is voor iedereen, zowel voor de asielzoekers als voor het maatschappelijke weefsel.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik herhaal nog eens dat zodra mensen erkend zijn, er een vrijheid van vestiging is. Je kunt geen contingent toewijzen aan de gemeenten, want er is de vrijheid van vestiging. Tenzij men andere suggesties heeft, lijkt me dat evident. Net daarom hanteert men specifieke criteria voor de verdeling van het budget van 120 miljoen euro. Een en ander wordt net besproken in het kader van enerzijds de commissie Algemeen Beleid en anderzijds in de werkgroep waarin de betrokken ministers die ik daarstraks heb vernoemd, deel van uitmaken. De Vlaamse Rand zal zijn deel krijgen. Ik ga ervan uit dat als er, wat Halle-Vilvoorde en de Rand betreft, een centrum is dat overmatig meer aantrekkingskracht zal uitoefenen, dat ongetwijfeld Vilvoorde zal zijn. We zullen dat zeker monitoren en screenen. Ik vraag u hetzelfde te doen en ten aanzien van de collega’s ervoor te zorgen dat de Vlaamse Rand zijn deel krijgt van zowel de middelen als de aandacht en de ondersteuning. Dat is een collectieve verantwoordelijkheid. Wij zullen de Vlaamse Rand alleszins blijven monitoren, net zoals we doen ten aanzien van die beleidsdomeinen die het meest geaffecteerd worden, namelijk Onderwijs, Welzijn en Inburgering. Ik denk dat dat de belangrijkste elementen ter zake zijn.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister, het klopt dat we inzake opvang niet de grootste druk voelen. Maar we hebben in onze regio wel heel specifieke noden en al een achterstand inzake Welzijn en Onderwijs. Dat maakt het al heel moeilijk voor de Rand en de brede Rand. Daar denk ik dat de druk extra gaat verhogen.
Inzake vestiging weten we vandaag niet hoeveel het er precies zullen zijn omdat mensen zich mogen vestigen waar ze willen zodra ze erkend zijn. We kunnen er dus logischerwijze van uitgaan, zoals de heer De Ro aangeeft, dat er relatief meer mensen dicht in de buurt van Brussel zullen blijven en volgens de mobiliteitsassen ook in de brede Rand. Ik denk dat mijn vraag heel terecht was. Ter ondersteuning van uzelf, denk ik dat bij de verdeling van die 120 miljoen euro extra, u het maximum doet om voor de hele Rand zo veel mogelijk te kunnen beantwoorden aan de noden die zich zullen voordoen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.