Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de etnisch-culturele federaties
Verslag
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, in deze beleidsperiode konden vijf nieuwe sociaal-culturele bewegingen worden erkend. U vertelde in de commissie in februari dat veertien organisaties zich hiervoor kandidaat stelden, met name Ouders van Verongelukte Kinderen (OVK), LABO vzw, Oxfam Solidariteit, MIEX, ATD Vierde Wereld, Palestina Solidariteit, Autopia, Vrouwenoverlegkomitee (VOK), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), Touché, G&W, KliQ, CleanTechPunt en LETS Vlaanderen. Voor 15 september 2015 moest u beslissen welke van deze organisaties op een erkenning konden rekenen. Ik herinner me het debat in de commissie. Ik vroeg u toen waar u het geld zou halen, want het was nog niet begroot.
De Adviescommissie Bewegingen beoordeelde de aanvraagdossiers op inhoud en kwaliteit en bracht advies aan u uit. U hebt dit gevolgd. De organisaties Autopia, LETS Vlaanderen, LABO vzw, MIEX en OVK krijgen voor de beleidsperiode 2016-2020 de minimumenveloppe van 111.500 euro. Met deze erkenning wilt u “nieuwe impulsen geven aan het bewegingsleven en de dynamiek binnen de werksoort honoreren”.
Minister, toen ik dat las, was ik blij. Ik stond op het punt om een tweet te verzenden: “Bravo, minister Gatz. Dit beleid heb ik graag.” Als het goed is, zeg ik het ook. Maar één ding heeft me tegengehouden, en dat was de vraag: waar hebt u het geld gehaald? Ik hoop van ganser harte dat u nieuw geld hebt gevonden voor de erkenning van deze bewegingen.
U hebt eveneens de subsidie-enveloppes vastgelegd voor sociaal-culturele bewegingen voor de volgende beleidsperiode 2016-2020. 28 erkende bewegingen dienden een financieel behoefteplan in om een hogere subsidie-enveloppe te krijgen. De Adviescommissie Bewegingen beoordeelde de dossiers en bracht advies aan u uit. Om budgettaire redenen kon u toen niet ingaan op de vraag om de financiële behoefteplannen van de 13 positief geadviseerde bewegingen te honoreren.
U erkent evenwel dat de huidige middelen vaak ontoereikend zijn om een optimale werking uit te bouwen die inspeelt op alle decretale criteria. Om de bewegingen meer ademruimte te geven, besliste u om de basisenveloppes van alle bewegingen op te trekken tot het decretaal bepaalde minimum van 111.500 euro en de uitvoeringscoëfficiënt te verhogen.
Dat is goed, echt heel goed. Vijf nieuwe bewegingen, het minimum respecteren en de uitvoeringscoëfficiënt verhogen: dat is hoognodig voor deze dynamische werksoort. Het water staat hen echt aan de lippen. Maar ik lees ook dat de ambitie van de dertien sociaal-culturele organisaties, ondanks lovende adviezen, niet kon worden waargemaakt.
Minister, ik vraag u waar u het geld haalt, omdat u veel meer doet. U gaat ook twee vormingsbewegingen erkennen. Dat is goed, maar het is een serieuze boterham. Het is echt heel goed. Maar daarom vraag ik u waar het geld vandaan komt.
Minister, voor hoeveel bewegingen adviseerde de adviescommissie, op basis van hun financieel behoefteplan, om meer middelen toe te kennen? Wat zijn de meerkosten van de beslissing die u nam en wat zouden de meerkosten zijn geweest als u de adviezen had gevolgd?
Neemt u zich voor om op termijn – in de commissie werd al eens een voorstel gedaan om eventueel een beslissing te honoreren na twee jaar – aan dit advies tegemoet te komen? Het toekennen van een hogere uitvoeringscoëfficiënt maakt voor een deel de lineaire besparingen van de afgelopen jaren ongedaan, en dat is een goede zaak. In welke mate zet u deze lijn ook door naar de andere werksoorten binnen het sociaal-cultureel volwassenenwerk? Minister, ik spits mijn oren om te vernemen waar u het geld vandaan hebt gehaald.
De heer Meremans heeft het woord.
Mijn vraag gaat ook in die richting, maar over een meer bepaalde vorm, namelijk de etnisch-culturele federaties. De etnisch-culturele federaties zijn laagdrempelig en bouwen bruggen. Ze hebben een breed netwerk en expertise, om te werken met de kwetsbare groep die nieuwkomers of mensen van allochtone origine toch zijn. U hebt dat ook gezegd, minister: “Met het oog op de beleidsthema’s die ik naar voren schuif in mijn beleidsnota waarnaar u hebt verwezen, is het inderdaad een evidentie dat de etnisch-culturele federaties een belangrijke rol spelen in het diversiteitsbeleid.”
Deze zomer ben ik naar Oostende geweest, naar de Federatie Mondiale Democratische Organisaties (FMDO), en sprak ik met die mensen. Er is me toen zeer duidelijk gemaakt dat ook bij hen het water aan de lippen staat. De vragen die ze krijgen van het terrein kunnen ze nog amper beantwoorden. Dat werd herbevestigd op Wascabi, het startmoment van de socioculturele sector, waar wij allemaal aanwezig waren.
Liever dan over ‘etnisch-culturele federaties’ heb ik het over ‘mondiaal-culturele federaties’, omdat het zich richten tot één bepaalde groep, bevolking of etniciteit in een zeer diverse samenleving een beetje voorbijgestreefd is. Dat wordt ook al door sommige federaties toegepast.
Nu, in Vlaanderen stromen een paar honderden nieuwkomers toe, en een deel van hen zal alleszins blijven. Een goede integratie is erg belangrijk, daar zijn we het allemaal over eens. Voilà, daar komen de federaties als partner op het terrein. Zij beschikken over expertise en zijn een partner bij integratie en inburgering. Nieuwkomers, als ze vluchten omdat ze worden vervolgd, om politieke redenen, of wegens oorlog, hebben meestal niet zo’n goed beeld van de overheid en staan er een beetje wantrouwend tegenover. De federaties kunnen de brug maken. Ze zijn een voorportaal en kunnen nieuwkomers leiden naar taallessen, onderwijsinstellingen, de arbeidsmarkt en dergelijke. De federaties moeten niet in de plaats treden van de overheid, maar vormen een bondgenoot of een partner. Heel belangrijk is dat ze ook een rol spelen in het samenbrengen van nieuwkomers en zogenaamde autochtone Vlamingen.
U hebt tijdens Wascabi gezegd dat het idee om bijkomende middelen voor die federaties vrij te maken u niet ongenegen is. U gaf aan dat de snellere uitstroom van organisaties bij negatieve evaluatie, daarvoor kansen kan bieden. In de commissie gaf u in het voorjaar ook te kennen dat er onder het huidige decreet heel weinig marge is voor de uitstroom van organisaties die er niet in slagen hun opdrachten volledig te vervullen.
Het regeerakkoord en de beleidsnota Cultuur geven aan dat we het decreet over het socio-cultureel werk zullen actualiseren en wellicht ook wijzigen. Maar daarmee is er op korte termijn geen directe budgettaire verhoging, we hebben het dan eerder over de lange termijn. Recent hebt u overleg gepleegd met de culturele sector over de vluchtelingenproblematiek. Ongetwijfeld is toen ook de rol van deze federaties aan bod gekomen. We staan voor een nieuwe beleidsperiode 2016-2020 waarbij ook de jaarlijkse subsidie-enveloppe voor de verenigingen nog moet worden bepaald. We hebben ook de Septemberverklaring al gehad waarin de algemene contouren voor de begrotingsopmaak 2016 zijn geschetst.
Minister, ik heb daarom deze vragen voor u. Erkent u dat de etnisch-culturele federaties momenteel onder financiële druk staan en te kampen hebben met een zware overbevraging vanuit de samenleving?
Overweegt u om binnen de beschikbare middelen uit het beleidsdomein Cultuur voor 2016, te bekijken hoe in bijkomende middelen kan worden voorzien voor de etnisch-culturele federaties? Waarom wel of waarom niet? En indien u daar positief op antwoordt, overweegt u dan om middelen binnen het beleidsdomein Cultuur te verschuiven? Maakt u de keuze om er meer geld aan te spenderen omdat de nood die er al was, enkel maar zal toenemen? Of zoekt u andere mogelijkheden? Bent u die dan aan het bekijken?
Is de rol van die federaties in de vluchtelingenproblematiek aan bod gekomen in uw besprekingen met de culturele sector op uw kabinet? Welke conclusies werden daaruit getrokken?
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, ik dank u voor de vragen. Het is misschien een beetje raar om ze aan elkaar te koppelen, maar ik zal een antwoord in drie delen geven. Ik zal om praktische redenen eerst de vraag van de heer Meremans sec beantwoorden. Dan geef ik sec het antwoord op de vraag van mevrouw Idrissi. Uiteraard zal ik ook antwoorden op de fundamentele vraag wat er allemaal kan en wat er al allemaal gebeurd is op basis van de erkenning van de vijf nieuwe bewegingen, en waar er middelen werden gevonden. Dat zal ik in het derde en laatste stuk doen, dan kan ik u meenemen in de redenering die we hebben gevolgd om een aantal nieuwe beslissingen te nemen.
Mijnheer Meremans, dat de etnisch-culturele federaties (ECF’s) sterk groeien en vanuit veel hoeken van de maatschappij overbevraagd worden, is inderdaad een feit. Ze worden ook bevraagd vanuit verschillende domeinen: cultuur, jeugd, welzijn, onderwijs, werk, integratie of andere.
De ECF’s zijn erkende sociaal-culturele verenigingen die, zoals u weet, structureel worden gesubsidieerd op basis van het aantal afdelingen. Dat werd vastgelegd in 2010. Veel verenigingen zijn intussen gegroeid. Dat heeft te maken met het stilaan opkomen van een allochtoon middenveld in Vlaanderen, maar ook met het feit dat een aantal van deze federaties hun oorspronkelijke focus op één allochtone bevolkingsgroep loslaten en mondialiseren, waardoor ze een breder publiek aanspreken. Er is inderdaad een overbevraging vanuit het middenveld, lokale en bovenlokale overheden en andere entiteiten binnen de Vlaamse Gemeenschap.
Het personeel van de ECF’s zit vaak met een veelheid aan taken: begeleiden van afdelingen, opzetten van projecten, zoeken naar extra middelen en inspelen op vragen van buitenaf. Dat geldt natuurlijk ook voor andere federaties, maar het takenpakket neemt voor deze federaties zeker toe en dat weegt zwaar.
Binnen het kader van het huidige decreet is het echter juridisch niet mogelijk om binnen de werksoort ‘verenigingen’ een uitzondering te maken voor de etnisch-culturele federaties. Deze federaties zijn immers ingebed in het decreet als sociaal-culturele vereniging, en dus ook binnen dezelfde budgettaire basisallocatie. In 2003 heeft men er voor gekozen om ze, na een overgangsperiode, niet langer te beschouwen als een afzonderlijke werksoort met een specifieke eigenheid en afzonderlijke criteria. Ze zijn nu decretaal gezien verenigingen zoals alle andere verenigingen. Op zich is dat uiteraard een heel goede zaak.
Bijgevolg zou het juridisch, volgens het principe van gelijkberechting, enkel mogelijk zijn om middelen te verschuiven naar de ECF’s als die naar alle sociaal-culturele verenigingen zouden gaan. En dat brengt mij bij een obstakel van budgettaire haalbaarheid. Ik kom daar straks op terug in het derde deel van mijn antwoord.
Ik herhaal dat ik hierbij, ook al heb ik dit ernstig overwogen, juridisch geen marge had of heb om de etnisch-culturele federaties anders te behandelen. Ik benadruk dat ook andere beleidsdomeinen hierin hun verantwoordelijkheid moeten opnemen aangezien de federaties op verschillende domeinen een essentiële bijdrage leveren. In het kader van een nieuw decreet Sociaal-Cultureel Werk bekijken we zeker op welke manier we aan deze noden tegemoet kunnen komen. Intussen zijn er voor specifieke projecten wel mogelijkheden binnen het Participatiedecreet, maar dat is enkel om de ergste noden te lenigen.
De voorbije weken werden gesprekken gevoerd met deze organisaties waarbij de vluchtelingenproblematiek uiteraard ook uitgebreid aan bod kwam. Uit de gesprekken met het Minderhedenforum en de etnisch-culturele federaties de voorbije weken, blijkt nogmaals dat deze organisaties een belangrijke rol opnemen in het ‘wegwijzen’ van diverse organisaties: welzijnsorganisaties en -instanties, kunstenorganisaties, en dergelijke meer, en vluchtelingen. Onbedoeld heb ik met mijn oproep om met de sector samen te zitten en te bekijken hoe we een deel van de nood van de vluchtelingen kunnen lenigen met kunst en cultuur, de druk op de ECF’s vergroot. Finaal, en dat is goedbedoeld, is het immers zo dat wanneer kunstenorganisaties bepaalde initiatieven plannen, ze vaak aan een ECF vragen hoe ze het kunnen doen, hoe ze de mensen kunnen bereiken en dergelijke meer. Ze nemen binnen de context van de vluchtelingenproblematiek een rol op als eerste aanspreekpunt, expertisecentrum en voorportaal. Wanneer de vluchtelingen, die nu in de opvangcentra opgevangen worden, zich in de nabije toekomst over Vlaanderen verspreiden op zoek naar een nieuwe thuis, zullen de etnisch-culturele federaties nog meer overstelpt worden met vragen. Ik heb ook van hen een duidelijke vraag om bijkomende middelen ontvangen. Op dit ogenblik kan ik daar niet zonder meer op ingaan, maar ik verwijs daarvoor ook naar het derde deel van mijn antwoord.
Nu schakel ik even over naar de zo precies mogelijke antwoorden op de vragen van mevrouw Idrissi. In verband met de bewegingen, de adviescommissie en haar advies, kan ik u het volgende zeggen, mevrouw Idrissi. De administratie ontving op 1 februari 2015 de financiële behoefteplannen van 28 erkende sociaal-culturele bewegingen die eind vorig jaar een positieve eindevaluatie kregen. Voor twee bewegingen was dit vanwege een negatieve evaluatie geen optie. Eén beweging koos ervoor om geen financieel behoefteplan in te dienen.
Vervolgens deed de adviescommissie in haar advies een aantal voorstellen, waarbij ze in functie van het beschikbare budget, prioriteiten aangaf. De eerste prioriteit ging uit naar de erkenning van de vijf nieuwe bewegingen. Ik heb dus in de eerste plaats deze vijf positief geadviseerde bewegingen erkend. U noemde de namen ervan al, ik zal ze niet herhalen. Als tweede prioriteit gaf de commissie de decretale minima aan van de bewegingen. Ik ga in mijn beslissing voor dit onderdeel uit van een basissubsidiebedrag van 111.500 euro zoals is voorzien in het decreet van 2003. Voor dertien bewegingen werd de basissubsidie opgetrokken tot het decretale minimum.
Daarnaast wordt, zoals voor de andere organisaties, rekening gehouden met de uitvoeringscoëfficiënt. Dit impliceert dat voor elke beweging de totale enveloppe minimaal ongeveer 125.000 euro bedraagt.
Dan was er een derde prioriteit van de adviescommissie, namelijk de financiële behoefteplannen. Op basis van de beschikbare middelen en van de inspanningen die ik jegens prioriteit één en twee al heb gedaan, heb ik beslist om deze vraag niet honoreren.
U vraagt naar een aantal bedragen, en om de toelichting vergelijkbaar te houden ga ik u de bedragen geven aan de hand van de basissubsidie. Zoals de specialisten ondertussen al weten, is het een vrij technische oefening als men de principiële beslissing neemt. Na de basissubsidie wordt er nog een bedrag toegevoegd, voortvloeiend uit de uitvoeringscoëfficiënt die bij elke ronde verschilt. Alle bedragen die ik u geef, zullen weldra ook heel transparant op de site van de administratie staan, u zult alles nog eens rustig kunnen bekijken. Ik wil hier niet goochelen met cijfers, maar ik zal toch een aantal concrete bedragen noemen.
De meerkost van de beslissingen die ik nam voor de bewegingen bedraagt 790.232,23 euro. De commissie adviseerde voor de nieuwe bewegingen een budget van 824.262 euro, omdat ze voor vier van de vijf nieuwe bewegingen een hoger bedrag voorstelde dan het oorspronkelijk decretaal voorziene minimum. Ik ga dus in mijn beslissing voor dit onderdeel uit van een basissubsidiebedrag van 111.500 euro.
De tweede prioriteit was het optrekken van de subsidie tot het decretale minimum. Voor deze prioriteit berekende de commissie voor de zestien bewegingen aan 129.262 euro, een toename van het budget van 393.477,79 euro.
Over de derde prioriteit kan ik alleen maar herhalen dat er door de commissie een begroting was gemaakt van 413.684 euro. Voor het antwoord op de behoefteplannen was er geen ruimte meer.
U weet dat de subsidie-enveloppes decretaal bepaald worden voor een beleidsperiode van vijf jaar. Het is ondertussen bekend dat we werken aan een fundamentele hertekening van het decreet. Het project is ondertussen gestart, dat wil zeggen dat het in voorbereiding is en met u zal worden gedeeld tegen het einde van het jaar.
Mijn kabinet werkt samen met de administratie en Socius aan een conceptnota en ik mik op 2018 voor de inwerkingtreding van een nieuw decreet. Ik mag natuurlijk op veel mikken, maar ik zal uiteraard uw steun nodig hebben om dat te kunnen doen. Ik reken ook op de ingang van een nieuwe beleidsperiode voor de sociaal-culturele organisaties in 2019.
De uitvoeringscoëfficiënt wordt voor alle werksoorten gelijkgetrokken. Tot zover mijn antwoorden op de concrete vragen van mevrouw Idrissi.
Tot hier kreeg u bij wijze van opwarming dus al een aantal delen van de puzzel. Ik wil u nu de volledige redenering geven. We hebben die gemaakt vanuit de vaststelling dat we vijf nieuwe bewegingen willen honoreren, dat we een aantal decretale minima willen waarborgen en dat we daarvoor ergens middelen moeten halen die er tot voor enkele uren nog niet waren.
Ik geef u nog eens het hele verhaal, want het is interessant om mee te zijn met de opbouw. In functie van de beleidsperiode 2016-2020 heb ik voor de hele sociaal-culturele sector inhoudelijke en financiële keuzes gemaakt die ik hierbij wil toelichten.
Vooreerst vind ik het belangrijk dat de nieuwe dynamiek in de sector wordt gehonoreerd. Ik besliste daarom om het gesubsidieerde sociaal-culturele landschap te verrijken met een aantal nieuwe organisaties. Zo erken ik vanaf 2016 vijf nieuwe bewegingen, één vereniging en twee gespecialiseerde vormingsinstellingen. Ik voorzie ook nog in een startsubsidie voor een vereniging. Alle namen zijn op de site terug te vinden.
Bovendien heb ik beslist om de bewegingen voldoende ademruimte te geven door hun subsidie-enveloppes op te trekken tot het oorspronkelijk decretale voorziene minimumbedrag. Ik herhaal het nog eens: 111.500 euro.
Er zijn inderdaad onvoldoende middelen om te kunnen ingaan op de financiële behoefteplannen. Ik heb meteen in het decretaal voorziene minimumbedrag voorzien voor de nieuwe vereniging en de twee nieuwe gespecialiseerde vormingsorganisaties.
Om bovenstaande beslissingen te honoreren, tref ik herschikkingen. Vanaf 2016 worden één vereniging en twee ECF’s niet langer erkend. De vereniging beantwoordt decretaal niet meer aan het aantal verenigingen. Over de andere twee ben ik helaas verplicht om u mee te delen dat er fraude is vastgesteld. Daar gaan we niet licht over. Een beweging stopt haar werking. En dan waren er nog zeven organisaties die op basis van negatieve evaluaties van de beleidsperiode 2011-2015 sancties van 10 tot 20 procent kregen, waardoor er een beperkt aantal middelen vrijkomt.
Daarnaast wil ik een financiële injectie doen in het sociaal-cultureel werk. De middelen zijn afkomstig van het Lotto-budget. Ik wil hiermee niet zeggen dat het Lotto-budget alles kan oplossen - verre van, was het maar zo. Ik wil er heel omzichtig mee omspringen en het zo weinig mogelijk als een structureel subsidiekanaal gebruiken. Maar in dit geval hebben we toch een inspanning gedaan. We hebben ook, om maximaal de groei van nieuwe organisaties mogelijk te maken, een beroep gedaan op een vorm van solidariteit van de sector met betrekking tot de basisenveloppe. Ik zou het een minimale solidariteit noemen. Inzake de redenering over hoe ver deze solidariteit reikt, kunt u alle informatie weldra terugvinden. Ik benadruk nogmaals dat het een minimale solidariteit is die ook in absolute cijfers zeker wordt afgetopt.
Concreet gaat de solidariteitsbijdrage uit van de volgende uitgangspunten. De werksoorten ‘verenigingen’, ‘gespecialiseerde vormingsinstellingen’ en ‘syndicale vormingsinstellingen’ dragen bij, net als ‘volkshogescholen’, door de enveloppes op basis van de bevolkingscijfers binnen hun werkingsgebied niet aan te passen. De ‘vormingsinstellingen’ en de ‘federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap’ en alle sociaal-culturele organisaties met een subsidie-enveloppe onder de 200.000 euro dragen niet bij.
Conclusie, de intrekkingen bedragen 625.339 euro. Wanneer men daar de negatieve evaluaties aan toevoegt, dat is dat nog eens 125.204,76 euro. Wanneer we daar ook de stopzetting van een bepaalde beweging aan toevoegen, gaat het over nog eens 151.761,13 euro. En wanneer men deze drie getallen optelt die het resultaat zijn van negatieve evaluaties, intrekkingen en stopzettingen, dan krijgt men een bedrag van ongeveer 900.000 euro.
De middelen die ik uit de Lotto-pot haal, bedragen 260.000 euro. De solidariteitsbijdrage bedraagt 714.000 euro, verdeeld over alle verenigingen, nogmaals binnen een zo rechtvaardig mogelijk systeem. Daarmee worden in moeilijke omstandigheden rechtvaardige beslissingen getroffen om nieuwe initiatieven en doelstellingen zoals het optrekken van de minimumbijdragen te financieren.
Ik kan me inbeelden dat dit nog enig stof zal doen opwaaien. Het is ook de bedoeling dat alle verenigingen morgen op individuele basis gebriefd worden. U kunt mij niet verwijten dat ik binnen een totaalbedrag van 51 miljoen euro geen inspanningen doe om zowel vernieuwing als solidariteit te bewerkstelligen en dus binnen redelijke perken een dynamiek in de sector tot stand te brengen.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, u anticipeert op wat kan komen, want u zegt nu al dat ik u niet kan verwijten dat u geen inspanningen doet.
Het is goed dat u die bewegingen erkent. Dat is beleid maken. Het gaat dan niet alleen over de culturele organisaties, maar over de hele sector. Het is goed dat we erkennen dat die organisaties heel belangrijk zijn voor de samenleving en heel belangrijk werk leveren voor de samenleving. Net wanneer het moeilijk gaat in de samenleving, zorgen die organisaties voor een warme samenleving. De heer Meremans had het zonet over de vluchtelingencrisis, maar het gaat ook over andere thema’s.
Beleid voeren is niet alleen zorgen dat er bewegingen zijn, maar ook zorgen dat die andere organisaties ook hun werk kunnen doen. Het water staat hen al aan de lippen, zij hebben immers ook in de klappen gedeeld van heel de besparingsronde. En dan krijg ik heel sterk het gevoel dat u bezig bent met een broekzak-vestzakoperatie. U schuift wat, maar u krijgt binnen de regering geen middelen bij. U probeert een beetje de meubels te redden door hier en daar serieus af te knabbelen. 714.000 euro is niet niets, dat is een serieus bedrag.
Ik ben blij dat u zegt dat u middelen hebt gevonden bij Lotto. U hebt echter ook aangegeven dat u daar geen duurzaam beleid mee kunt voeren omdat die middelen eenmalig zijn.
Over die 900.000 euro zou ik graag wat meer toelichting krijgen. Ik weet niet of u dat hier kunt doen. U zegt dat die het gevolg zijn van stopzettingen en intrekkingen, maar kunt u daar wat meer uitleg over geven?
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Mijn vrees wordt een beetje bewaarheid. U zei immers dat u voor die etnisch-culturele organisaties juridisch niet veel kunt doen. Ik heb daar alle begrip voor. De problematiek is transversaal en moet inderdaad vanuit andere domeinen worden bekeken. Dat neemt niet weg dat we dit aandachtspunt een plaats moeten geven binnen de bespreking van het decreet over sociocultureel werk.
Enerzijds vraagt men een stabiel subsidiekader, maar anderzijds moet men een zekere flexibiliteit aan de dag kunnen leggen. Het is zoeken naar dat evenwicht. Nu we echter worden geconfronteerd met die problematiek, moet dat in de toekomst ook wel mogelijk zijn.
Ik ben blij dat u keuzes hebt gemaakt, dat is een woord dat ik graag hoor. U hebt het gehad over een nieuwe dynamiek in het veld. Daar ben ik het mee eens. Ik hoor overal zeggen dat er een nieuwe dynamiek moet komen en er zijn nieuwe bewegingen die het waard zijn om een kans te krijgen, maar we moeten daar keuzes in maken.
U hebt inderdaad gebruikgemaakt van uitstroom, als ik die term mag gebruiken, en terecht. We zullen in de toekomst effectief moeten gaan voor een rigoureuzere aanpak. Bewegingen, organisaties, verenigingen en vormingsinstellingen die niet voldoen, moet worden opgedoekt zodat er meer ruimte komt voor andere. Dat is de weg die we moeten volgen. We moeten de historische verworvenheden toetsen aan de huidige budgettaire realiteit.
Mevrouw Bastiaens heeft het woord.
Minister, ik zit hier nog altijd ‘bouche bée’. Ik ben verbouwereerd. Ik zal de cijfers die u hebt gegeven nog eens nalezen, maar ik kan u niet helemaal volgen. Ik zal proberen te recapituleren.
Ik ben blij dat u vijf nieuwe bewegingen hebt erkend en dat we op die manier dynamiek en vernieuwing in de sector brengen. Dat ondersteun ik. Maar om die operatie te kunnen doorvoeren, had u volgens de prioriteiten ongeveer 1 miljoen euro nodig. Het zoeken naar dat bedrag is geen evidente operatie. Ik deel de mening van de heer Meremans dat wanneer we vaststellen dat de doelstellingen van een organisatie niet worden gehaald en er een negatieve evaluatie wordt gegeven, daar gevolgen aan verbonden zijn. Daar sta ik absoluut achter. Misschien mogen die zelfs nog wat straffer worden en kan de uitstroom nog worden versneld wanneer het niet goed gaat.
U hebt de cijfers opgeteld en u kwam aan ongeveer 900.000 euro. U hebt het dan ook nog gehad over 260.000 euro van Lotto. Gaat dat dan over eenmalige middelen of zijn die recurrent voor de volgende jaren? We maken een nieuw afsprakenkader, niet alleen voor dit jaar maar ook voor de volgende jaren. Ik hoop dan ook dat het gaat over een soort voorafname zodat we toch een zekere stabiliteit kunnen geven.
U zegt dat u een solidariteitsprincipe hebt toegepast dat 714.000 euro oplevert. Als ik die cijfers optel, dan kom ik aan 1,6 miljoen euro, terwijl u eigenlijk 1 miljoen euro nodig hebt en er twee bijkomende instellingen en een vereniging worden erkend. Kunt u daar wat meer duidelijkheid over geven? U zegt dat u duidelijkheid geeft, maar echt veel duidelijkheid heb ik niet gekregen.
Niet alleen vandaag, maar tijdens de afgelopen periode hebt u zelf aangegeven dat de etnisch-culturele verenigingen en federaties de afgelopen jaren enorm zijn gegroeid. De samenleving staat daardoor voor grote uitdagingen. Wanneer dan 625.000 euro vrijkomt door het niet langer erkennen van twee etnisch-culturele verenigingen, dan is het misschien mogelijk om wat met die middelen te schuiven voor de verenigingen die zeer goed werk doen. Binnen het juridische kader en het decreet zoals we dat vandaag kennen, zegt u zelf dat u wel wat middelen zult verschuiven.
We zijn allemaal voor een nieuwe dynamiek. Maar die komt er niet alleen met het erkennen van nieuwe organisaties, ook binnen bestaande organisaties is er heel wat dynamiek en vernieuwing. Ik hoop dat we die met deze beslissing niet zullen fnuiken. Minister, ik heb het er een beetje moeilijk mee om op die manier naar de toekomst te kijken. Mijn argwaan over de toekomst is alleen maar nog een beetje toegenomen.
Hoe meer Lotto-middelen er naar sociaal-cultureel werk gaan, hoe beter. Ik kan dat alleen toejuichen.
Ik neem aan dat die uitstroom op een ernstige manier gebeurt. Dat schept ook enige ruimte.
Ik heb verder maar een vraag, minister, want ik wil eerst het dossier eens rustig bekijken voor ik een mening geef over alle aspecten ervan. Wart betekent dat solidariteitsmechanisme voor u, minister? Is dat dan een lineaire vermindering van alle subsidies boven 200.000 euro? Gaat dat dan over een bepaald percentage?
Minister Gatz heeft het woord.
Ik zal nu geen namen van verenigingen noemen omdat het sommige verenigingen in bepaalde gevallen te veel kan stigmatiseren. Alle namen zullen bekend zijn op het ogenblik dat het verhaal op de website staat.
Ik heb inderdaad keuzes gemaakt. Ik heb gekozen tussen verenigingen van allerlei kunne en allerlei achtergrond en oorsprong die ik de voorbije maanden heb bezocht en die soms mensen in dienst hebben om afdelingen in stand te houden of op te richten, terwijl er andere afdelingen zijn die vanzelf ontstaan. Ik heb daar een keuze in gemaakt. Dat is geen voorafname aan een breder debat. Ik heb nu een keuze gemaakt naar aanleiding van de erkenningstermijn van vijf jaar voor de bewegingen. In die zin wil ik een bepaalde stabiliteit garanderen. De Lotto-middelen die ik nu heb uitgetrokken, kunnen op dat vlak een en ander mogelijk maken en worden tot nader order structureel toegevoegd aan deze operatie. Het is dus niet zo dat die volgend jaar wegvallen.
Ik wil even herhalen wat ik heb gezegd op het Wascabi-evenement in de KVS. De meesten van u waren daarop aanwezig. Soms lijkt het alsof men zomaar dingen zegt in een bepaald debat, en dat is dan achteraf gelukkig niet zo. Ik heb gezegd dat we nu een herverdeling zullen doen, die tegelijkertijd ook een nieuwe dynamiek beantwoordt. Ik blijf erachter staan dat dit wel degelijk het geval is. Voor de toekomst moeten we echter nieuwe middelen vinden. Ik denk alleen dat we maar nieuwe middelen zullen vinden binnen het bestek van de collegialiteit van een regering indien we ook een nieuw verhaal schrijven, en dat hebben we nog niet. Nu hebben we inderdaad herverdeeld, met ook wel een inbreng van nieuwe middelen binnen het systeem, op basis van de vijfjarige erkenningstermijn, maar ons nieuwe verhaal moet wervender zijn dan wat er nu is gebeurd.
Mevrouw Idrissi, ik wil toch eens even ingaan op uw kritiek met betrekking tot het niet vinden van nieuwe middelen. Ik weet niet of u na de Septemberverklaring de tijd hebt gehad om het centenblaadje van de minister van Financiën en Begroting even te bekijken. Dan zult u hebben gemerkt dat er, als het gaat over meer vragen voor nieuw beleid, 26 miljoen euro is vrijgemaakt, en dat ik als minister van Cultuur en Media daarvan 10 miljoen euro heb binnengehaald, meer dan een derde, voor de VRT en voor het Vlaams Instituut voor Archivering (VIAA). Men kan natuurlijk niet alles tegelijk, maar dat lijkt me geen slechte verhouding.
Er zijn enkele precieze vragen gesteld door mevrouw Bastiaens, los van de algemene beschouwingen. Mevrouw Bastiaens, over de Lottomiddelen heb ik u eigenlijk geantwoord. Dat moet inderdaad tot nader order worden voortgezet. Die blijven dus binnen het systeem. De gap die u op dit ogenblik vaststelt, net als de heer Caron en anderen, tussen de bedragen die ik heb genoemd en waar we uiteindelijk zitten, heeft te maken, zo wordt me ingefluisterd, met de uitvoeringscoëfficiënt bovenop het basisbedrag. Die coëfficiënt is meer administratieve praktijk dan decretale verankering en bevordert de transparantie van het systeem niet erg. Ik werk echter met de instrumenten die we nu hebben. De vraag is of we een dergelijke vertroebeling, zelfs al is die oorspronkelijk goed bedoeld, in het nieuwe systeem overeind moeten houden, maar daar komt het op neer.
Dan was er uw zeer precieze vraag over het opnieuw aanwenden van die 625.000 euro van een aantal intrekkingen, die trouwens niet alleen op het conto van de etnisch-culturele federaties te schrijven zijn. Ik kan die niet zomaar binnen hetzelfde systeem heroriënteren. Dat is decretaal niet toegelaten. Dat was misschien een leuke oplossing geweest, maar dat is niet mogelijk.
De solidariteitsbijdrage is vastgesteld op 1,5 procent.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de bijkomende informatie. U zegt zelf dat het nieuwe verhaal van het sociaal-cultureel werk wervender moet zijn, zodat er binnen de Vlaamse Regering een collegialiteit kan ontstaan om meer middelen te krijgen, maar eigenlijk is dat een vicieuze cirkel. Hoe kun je immers een wervender verhaal vertellen als je nog eens 1,5 procent moet bijdragen? U zet financieel een negatieve spiraal in en tegelijkertijd zegt u dat men een wervender verhaal moet schrijven om meer middelen te krijgen. Ik kan alleen maar vaststellen....
Ongelooflijk. Ik kan alleen maar vaststellen dat solidariteit bij sp.a dezer dagen een zeer loos begrip is geworden.
Besparingen, hé. U pakt het mooi in, maar eigenlijk moeten die verenigingen vandaag nog eens 1,5 procent afstaan, bovenop alles wat al werd gegeven. En dan zegt u dat ze nog eens een wervender verhaal moeten gaan schrijven. Ik ben dus eigenlijk wel misnoegd.
De heer Meremans heeft het woord.
Eigenlijk had ik geen verdere reactie op de minister. Alleen wil ik aan u zeggen, mevrouw Idrissi, dat dat nu eenmaal keuzes maken is. Het verhaal dat u brengt, is: er komt manna uit de hemel en we gaan het verdelen. Als je meer dynamiek in het veld wilt brengen, dan mag je de mensen inderdaad geen blaasjes wijsmaken. Men moet gewoon bekijken wat het budget is waarmee men kan werken, bekijken waar men heen wil en keuzes maken.
Ik zou dus niet zeggen dat de ene moet betalen voor de andere. We gaan naar een nieuw decreet, waarmee we hopelijk een aantal antwoorden kunnen vinden daarop. Op dit ogenblik lijkt het me echter logisch dat, als je ervoor opteert dat er nieuwe zaken komen, die ook meer dynamiek moeten krijgen, daarvoor ook een prijs moet worden betaald. Dat is gewoon dit realistisch toepassen.
Ik stel voor dat u niet te lang wacht met het op de website zetten van die informatie enzovoort, want of men nu voor of tegen is, die 24 uur onrust die nu ontstaat, kan heel veel commotie veroorzaken, en ook veel foute indrukken wekken en nodeloze discussies opleveren. Ik denk dat dit heel gevoelige materie is. Ik geef maar mijn advies als voorzitter van de commissie, met mijn ervaring.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.