Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, mijn vraag betreft de gelijke kansen in Vlaanderen, en dat zijn dus ook gelijke kansen om toegang te hebben tot het openbaar vervoer. Zolang niet alle bussen, trams en halten toegankelijk zijn, moeten rolstoelgebruikers hun rit reserveren via de belbuscentrale. Wie gebruik wil maken van een belbus, moet minstens 2 uur op voorhand reserveren. Uitzondering is de provincie Limburg, waar men tot 1 uur op voorhand kan reserveren. Ze zijn de meest klantvriendelijke provincie op dit vlak. In Antwerpen en Vlaams-Brabant raadt men de gebruiker aan om minstens een dag op voorhand te reserveren. Alle termijnen van reservatie variëren naargelang de provincie. In Limburg kan een reiziger zijn vervoer voor de komende maand plannen, terwijl een inwoner van Vlaams-Brabant dit slechts voor de komende 8 dagen mag. Als iemand met een fysieke beperking wil gaan werken en het openbaar vervoer wil nemen, dan moet die dus heel wat regelen en organiseren. We gaan daaraan voorbij. Beeldt u zich eens in dat u om te gaan werken zoveel zaken zou moeten regelen. Aangenaam is dat niet.
De telefoonnummers van de belbuscentrales zijn daarenboven betalende nummers en verschillend per provincie. Met een mobiele telefoon lopen de kosten van oproepen naar een vast nummer snel op. Het Netwerk Tegen Armoede bevestigt deze potentiële meerkost van ongeveer 65 euro per jaar voor personen die regelmatig gebruikmaken van het belbusnetwerk. Hierdoor hebben reizigers met een beperking die geen gebruik kunnen maken van het reguliere openbaar vervoer door de gebrekkige toegankelijkheid, meer kosten in vergelijking met andere reizigers.
Enkel voor dove of slechthorende gebruikers en voor gebruikers met een spraakgebrek of afasie is het mogelijk om per e-mail of fax te reserveren. Toch zou het ook voor andere personen met een handicap handig zijn om eveneens per mail of webformulier te kunnen reserveren. Dit kan misverstanden en vergissingen vermijden.
Een rapport van het Interfederaal Gelijkekansencentrum stelt dat de situatie vaak bemoeilijkt wordt door tegenstrijdige communicatie bij De Lijn over reguliere lijnen. Het komt in de praktijk namelijk dikwijls voor dat een rolstoelgebruiker die niet of niet tijdig gereserveerd heeft, niet wordt meegenomen of dat de bestuurder simpelweg voorbijrijdt aan een halte waar een rolstoelgebruiker wacht. Nochtans kunnen bestuurders de rolstoelgebruikers volgens de belbuscentrales ook meenemen zonder reservatie indien bus en halte toegankelijk zijn en de rolstoelplaats vrij is. Of de rolstoelgebruiker heeft geen rolstoelplaats nodig en kan volledig zelfstandig in- en uitstappen, mits instemming van de dispatch en een beetje geduld.
Ik stel vast dat er toch heel wat misverstanden zijn en dat chauffeurs niet of gedeeltelijk op de hoogte zijn van procedures. Zij zijn niet altijd op de hoogte van de voorschriften van de belbuscentrales en handelen voornamelijk vanuit de overtuiging dat iedere rolstoelgebruiker steeds een volledige dag op voorhand moet reserveren.
De Lijn – naar eigen zeggen – besteedt reeds veel aandacht aan de opleiding van de chauffeurs betreffende de werking met personen met een beperking. Hetzelfde kan echter niet altijd gezegd worden over de pachters die in onderaanneming voor De Lijn werken. Eenzelfde rondvraag bij chauffeurs in dienst van pachtersbedrijven leert dat zij slechts een korte uitleg krijgen over de technische werking van zaken als de automatische oprijdplaat, maar dat het menselijke aspect van de zaak achterwege blijft.
Bent u op de hoogte van de verschillende termijnen van reservatie en van de tarieven voor de telefonische reservatie van belbusvervoer? Erkent u dat de procedures, huidige werkwijze, kost en communicatie een drempel vormen voor de mobiliteit van personen met een beperking? Bent u bereid De Lijn te verzoeken om meer klantgericht te werken? Zo ja, welke maatregelen plant u? In uw beleidsnota haalt u aan dat u de vervoersmogelijkheden zal optimaliseren, met inclusie in het achterhoofd, en de financiële en fysieke drempels zal trachten te neutraliseren. Kunt u een overzicht geven van de realisaties op dit punt? Vorming van chauffeurs is essentieel. Hebt u zicht op de kwaliteit van de vorming en bestaat de garantie dat alle chauffeurs die het openbaar vervoer bedienen, degelijk opgeleid en geïnformeerd zijn om mensen met een beperking te helpen?
Minister Weyts heeft het woord.
De toegankelijkheid van een rit wordt bepaald door de combinatie van een toegankelijk voertuig en een toegankelijke halte. Vooral die combinatie maakt het nogal moeilijk.
Wat betreft de voertuigen, zijn momenteel 4 op 10 trams en 8 op 10 bussen van De Lijn toegankelijk. We evolueren snel in de goede richting. Dat heeft te maken met het vervangingsritme. Het afgelopen jaar hebben we 400 bussen vernieuwd en 88 trams. In 2019 zullen we voor de bussen op 100 procent zitten. Voor de trams zal dat iets langer duren. Dat heeft te maken met het feit dat ze een veel langere levensduur hebben. Volgens de huidige prognoses zal het 2022 of later zijn om de 100 procent te bereiken. Maar de trams die we nu uitrollen, dus ook de 88 waarover ik sprak, zijn allemaal toegankelijk. Wat de bussen betreft, zullen we normaal al in 2019 op 100 procent zitten.
Langs de ‘walkant’ is het toegankelijkheidsprobleem echter veel groter. We zitten met de problematiek dat we heel veel haltes hebben en dat de meesten in eigendom zijn van de lokale bestuurders. Op basis van velerlei redeneringen zegt men vanuit het lokale bestuur dat de investering die moet gebeuren, heel groot is. Men weegt de baten voor de eigen inwoners wat af en beschouwt het op dat vlak dus niet altijd als een prioriteit.
We hebben nu wel voor een subsidiesysteem gezorgd, waarbij De Lijn lokale besturen subsidieert, ook in functie van de aanpassing van de haltes met toegankelijkheid als doelstelling. Zolang én niet alle haltes én niet alle voertuigen toegankelijk zijn, moet De Lijn aan rolstoelgebruikers blijven vragen om hun rit te reserveren. Dat gebeurt telefonisch bij de belbuscentrale op een gewone vaste telefoonlijn, met de geldende tarieven.
Voor een reservatie van een belbusrit gaat de medewerker van de belbus meteen na of aan alle voorwaarden is voldaan en wordt die reservatie in orde gebracht. Voor een belbusrit moet men sowieso reserveren. Er moet dus gewoon een bijkomende vraag worden gesteld. Gaat het over een rit met een vaste lijndienst van tram of bus, dan dient er minimum 24 uur op voorhand te worden gereserveerd. Dat is de algemene regel. De belbuscentralist heeft deze tijd nodig om na te gaan of er in een toegankelijk voertuig voorzien is en, indien dat niet het geval is, of ervoor kan worden gezorgd dat op die lijn op dat moment ook effectief een bus of tram rijdt die wel toegankelijk is. Dat is de reden die men nu geeft om die termijn te verantwoorden.
Voor de Kusttram moet men niet reserveren aangezien alle Kusttrams toegankelijk zijn. Ook daar geldt evenwel het halteprobleem, maar dat is consulteerbaar op de website bij ‘Kusttram’.
Daarnaast werken we momenteel aan de ontwikkeling van de software om de reservatie ook online volledig rond te hebben, in plaats van enkel telefonisch. De verschillen tussen de provinciale entiteiten wat betreft openingsuren van de belbuscentrale en daaraan deels gelinkt de duur van de reservatieperiode zijn historisch gegroeid op basis van de effectieve gebruikersnoden, gebiedseigen aspecten en organisatorische mogelijkheden. Dat is inderdaad een vaststelling die ik met u maak.
De toegankelijkheid van haltes is een belangrijk aandachtspunt. Daarom voorzien wij in een subsidiëring naar lokale besturen toe. Omdat de toegankelijkheid niet op korte termijn zal worden opgelost, hebben we het concept uitgewerkt van toegankelijke lijnen. Daarbij hebben we ook proefprojecten uitgewerkt. Naast het aanbod van De Lijn, zijn er natuurlijk ook de andere vervoeraanbieders van aangepast vervoer die van deur tot deur werken met elk een eigen specifiek aanbod. We hebben die discussie herhaaldelijk gevoerd, waarbij we het hebben over de Mobiliteitscentrales Aangepast Vervoer (MAV) en de proefprojecten die hieromtrent werden opgestart en verlengd. Recent hebben we daarover in deze commissie discussie gevoerd.
Ik som de belangrijkste initiatieven op die we hebben genomen. We hebben een app ontwikkeld voor slechtzienden, waarbij ze kunnen ingeven aan welke halte ze willen afstappen. Op basis van gps-technologie krijgen ze een auditief signaal wanneer ze een bepaald aantal meter verwijderd zijn van de halte in kwestie, zodat ze niet afhankelijk zijn van de chauffeur.
Om over een eenvormig beeld van de toegankelijkheidsstatus van de haltes te kunnen beschikken, hebben we een nieuwe tool ontwikkeld voor het haltebeheer. Daarbij maken we een onderscheid tussen haltes die toegankelijk zijn voor personen met een motorische beperking, haltes die toegankelijk zijn voor personen met motorische beperking mits assistentie en haltes die toegankelijk zijn voor personen met visuele beperking. Die data worden gekoppeld aan de routeplanner zoals die nu al bestaat via een app en worden ter beschikking gesteld van de gebruikers. De uitwerking van de tool zit in een eindfase. De halte-inventarisatie zelf zal nog dit jaar van start gaan.
Voor de implementatie van het concept ‘toegankelijke lijnen’ worden proefprojecten opgestart. Wat doen we eigenlijk? Uitgaande van de wetenschap dat we niet van al die haltes – ik ben even het cijfer kwijt, maar we spreken in grootteorde van enkele tienduizenden: 30.000 of 40.000 – de toegankelijkheid zullen kunnen verzekeren, werken we met het concept toegankelijke lijnen, met minstens voor iedere entiteit een proefproject. Daarbij bieden we de rechtszekerheid dat als je die lijnen, die tracés gebruikt – vooral tracés die belangrijk zijn in het kader van woon-werkverkeer – je er voor 100 procent zeker van mag zijn dat ze toegankelijk zijn. Dan hoef je niet op voorhand te reserveren. Zo kun je minstens voor die lijnen de zekerheid bieden.
Elk nieuw voertuig dat wordt aangeschaft, is toegankelijk. Ik heb u geschetst wat daarvan de perspectieven zijn: 100 procent toegankelijkheid voor de bussen in 2019, maar voor trams zal het langer duren gezien hun langere levensduur.
Daarnaast is er de auditieve en visuele aankondiging van de eerstvolgende halte op het voertuig, die functioneert op de hermelijn, de nieuwe Flexity-trams – de albatrossen – en de kusttrams. 34 procent van de bussen zijn uitgerust met de nodige hardware. Soms dient er nog een software-interface op de boordcomputer te worden geïmplementeerd. Dat wordt meegenomen binnen de mijlpaal ‘exploitatie’ van het project boordcomputer. Daarnaast ondersteunt De Lijn innovaties zoals Blue Assist en Openbaar Vervoer-buddies, vzw-initiatieven, om de toegang tot haar openbaar vervoeraanbod voor mensen met een beperking te verruimen.
Wat betreft personen met een verstandelijke beperking en andere handicaps hanteren we de Universal Design (UD)-benadering, om ervoor te zorgen dat de ontwerpen zo worden aangepast dat ze gemakkelijk leesbaar en begrijpbaar zijn voor iedereen, ook voor mensen met een verstandelijke beperking. Zo richt het beleid van De Lijn zich op een zo groot mogelijke groep van potentiële gebruikers, wat zeer zinvol is voor de totaliteit van het potentieel.
Wat u opmerkt over verschillen in verband met de vorming, is zeer relevant. Enerzijds is er de vormingsnood van de chauffeurs in het helpen van personen met een beperking. De Lijn heeft zelf een nieuwe module vakbekwaamheid ‘Toegankelijkheid’ ontwikkeld. Die opleiding vakbekwaamheid is een specifieke opleidingsmodule van één dag die de chauffeurs jaarlijks moeten volgen. Bij de opmaak van die opleidingsmodule werd de procedure van goedkeuring doorlopen bij de FOD Mobiliteit. De opleiding ging in 2014 van start in de rijschool van De Lijn in de entiteit West-Vlaanderen. De rijschoolinstructeurs kregen een ‘train the trainer’-sessie met een inhoudelijke inbreng rond het thema ‘klantvriendelijk omgaan met personen met een handicap’. Daarover kregen we in het verleden wel wat vragen of opmerkingen. De andere entiteiten van De Lijn volgen in de uitrol van deze opleidingsmodule. Ook die komen dus nog aan bod.
Ik bekijk wel hoe we er ook voor kunnen zorgen dat de pachters van De Lijn kunnen aansluiten op dezelfde opleidingen. Vandaag kunnen we enkel De Lijn verplichten maar we kunnen die verplichting niet invoeren ten aanzien van pachters van De Lijn.
We kregen soms wat klachten of vragen over het telefonisch onthaal en de begeleiding. Daarom werd voor de medewerkers van De Lijn die in contact komen met klanten, een opleidingsmodule ‘Klantvriendelijk onthaal’ opgezet, specifiek wat betreft de omgang met personen met een beperking. Dit werd bij De Lijn uitgerold in het kader van een intern opleidingstraject in het kader van het opleidingsplan 2014. Men focuste daarbij vooral op belbusmedewerkers, Lijnwinkelmedewerkers, controleurs en begeleiders.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitvoerige antwoord. Ik ben zeer verheugd over een aantal zaken. Het belangrijkste is dat we kunnen verkrijgen dat er meer inclusie is in onze samenleving. Daarom ben ik verheugd dat er vooral zal worden ingezet op de frequent gebruikte lijnen die de mensen nodig hebben voor het woon-werkverkeer. Als je er ondanks moeilijkheden, fysieke of andere, toch in slaagt om een job te veroveren op de arbeidsmarkt, wat voor mensen met een beperking niet gemakkelijk is omdat er nog te veel vooroordelen en te veel praktische problemen zijn, dan moeten we het die mensen zo gemakkelijk mogelijk maken om op hun werk te geraken.
Ik ben zeer verheugd over het feit dat zowel bussen als trams in grote mate toegankelijk zijn en dat het op dat vlak de komende jaren gestaag vooruit zal gaan. Het is ontzettend belangrijk dat het materieel modern genoeg is, niet alleen voor mensen met een rolstoel. Ik heb al vaak de test kunnen doen: met een kinderwagen op een tram of bus geraken, is niet altijd evident. We moeten oog hebben voor mensen die alle soorten van commoditeiten nodig hebben.
Minister, ik wil nog een kleine zorg meegeven: de toegankelijkheid van de haltes zelf. U zegt dat dat wat moeilijker ligt omdat de lokale besturen daar aan zet zijn en omdat het grote investeringen zijn. We zullen ons best moeten doen om de lokale besturen zo veel mogelijk te motiveren om die werken uit te voeren. Wanneer een halte niet zo toegankelijk is voor personen met een beperking, is niet alleen het openbaar vervoer moeilijk voor die mensen. Dan zijn heel wat dingen moeilijk voor hen. En niet alleen voor hen, maar ook voor bijvoorbeeld mensen met een kinderwagen is het dan moeilijk om zich te bewegen in de stad – met of zonder openbaar vervoer zelfs. Daarom moeten de lokale besturen daar beter werk van maken. U moet hen de komende jaren meekrijgen in uw streven naar een toegankelijk openbaar vervoer.
Voor het overige ben ik zeer tevreden met het inzetten op vernieuwing, met het gebruik van apps, nieuwe tools en universal design. Het gaat goed vooruit. Ik hoop dat ik u tegen het einde van de legislatuur zal kunnen feliciteren met een modern toegankelijk openbaar vervoer voor iedereen.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, net zoals de vraagstelster ben ik verheugd over een aantal initiatieven die u aankondigt. Maar, collega’s, in deze commissie zullen wij gedoemd blijven om debatten uit het verleden opnieuw te voeren als ministers loze beloften blijven doen. Minister, ik heb niet de indruk dat dit in uw geval zo is. Maar ik heb even wat opzoekwerk gedaan. Een mobiele applicatie, gelijke reserveringsvoorwaarden, openingsuren: dat werd allemaal aangekondigd in november 2011 door de vorige minister. Ik heb uit het antwoord van de huidige minister op een schriftelijke vraag begrepen dat daar niet veel mee is gebeurd. Gelukkig zit een en ander nu wel in een stroomversnelling. Ik kan alleen maar hopen dat u daar inderdaad werk van kunt maken.
Wat betreft de toegankelijkheid van openbaar vervoer in landelijk gebied denk ik dat we in plaats van met 119 belbusgebiedjes, met busjes waarop je lang moet wachten en die een actieradius hebben die niet veel verder reikt dan de meest nabije kerktorens, moeten werken met grote regio’s, met meer vraagafhankelijk openbaar vervoer, met minder vaste buslijnen en met busjes die allemaal toegankelijk zijn door middel van zo’n hellend vlak. Dan hoef je inderdaad niet te investeren in dure halte-infrastructuur.
Dat is precies wat men doet op bijvoorbeeld Texel, met de Texelhopper. Men heeft daar 50 vaste bushaltes vervangen door 150 haltes die worden bediend door vraagafhankelijk vervoer, oproepbaar door middel van app’s, een website, sms en telefoon. De responstijd bedraagt 20 minuten en de stiptheid 96 procent. Slechts in 3 procent van de gevallen is er een rit met één persoon, bij ons worden 25 procent van de ritten uitgevoerd met één persoon. Minister, ik nodig u uit om eens naar dat praktijkvoorbeeld te kijken.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat iedereen op dit vlak sneller zou willen gaan. Ik vind het ook vervelend dat we ons moeten beperken tot het proefproject met die toegankelijke lijnen en het concept. Maar dat is misschien wel de snelste weg om enige rechtszekerheid te kunnen bieden, al was het maar ten aanzien van een beperkt aantal lijnen. Ik erken dat we verder zouden willen gaan.
Voor de ondersteuning in hoofde van De Lijn ten aanzien van de lokale besturen geven we 1 miljoen euro per jaar. Dat is ongetwijfeld te weinig, gelet op het immense aantal bushaltes. Maar het is toch een stap vooruit. Ik zal zeker rekening houden met de bezorgdheid van de volledige commissie.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, versta mij niet verkeerd, ik zeg niet dat u voor de lokale besturen grotere subsidies moet uittrekken. Ik denk niet dat dit noodzakelijk de oplossing is. Ik doe al jaren in alle soorten gemeenten de vaststelling, als vrouw met hoge hakken of met een kinderwagen of op stap met iemand die ouder en niet meer zo stabiel is. Ik heb er de seniorenraad al over gehoord. Het wordt tijd dat de lokale besturen niet kijken door de bril van een fysiek fitte, mannelijke veertiger, maar dat ze zich beginnen in te leven in de volledige bevolking. De kusttram is meestal toegankelijk, als hij niet stampvol is, maar hij rijdt rond in gemeenten waar er heel veel oude mensen zijn en waar er in de zomer heel veel mensen met kinderwagens komen en waar ook mensen met een beperking graag op vakantie komen. Het is dus de plicht van die lokale besturen, en ze moeten nog niet te veel zagen om extra geld, om bij aanpassingswerken rekening te houden met iedereen. Voilà, c’est tout.
Voilà. Er zijn hier een aantal lokale besturen aanwezig. Zij nemen de boodschap ongetwijfeld mee huiswaarts.
De vraag om uitleg is afgehandeld.