Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, telepathie bestaat toch. Een paar uur nadat ik mijn vraag had ingediend, las ik dat de minister van Landbouw een bezoek bracht aan de boomteelt in Wetteren.
Bijna de helft van de Belgische sierteelt bevindt zich in Oost-Vlaanderen met als centrum het Gentse. De knolbegonia en azalea zijn zelfs exclusief Oost-Vlaams. In Gent, Merelbeke, Destelbergen, Evergem en natuurlijk Lochristi is meer dan 50 hectare sierteelt te vinden. Dat geldt ook voor het oostelijker gelegen Aalst, waar de snijbloemteelt tot een aantal jaren geleden floreerde en intussen spijtig genoeg grotendeels verdwenen is. Wetteren en omgeving is dan weer vooral bekend voor de bomenteelt.
De evolutie van het aantal bedrijven is niet anders dan in de hele land- en tuinbouwsector: minder bedrijven, een totaal areaal dat licht afneemt, het areaal onder glas dat sterk afneemt, zodat de overblijvende bedrijven steeds groter worden. Ik geef enkele cijfers, collega’s. Het aantal sierteeltbedrijven in open lucht: in 1980 2079, in 2014 408. De specialisatie azalea’s: in 1980 481 bedrijven en in 2014 78 bedrijven. De specialisatie snijbloemen: van 496 naar 26 bedrijven. De specialisatie perk- en balkonplanten: in 2000 nog 187 bedrijven, in 2014 17 bedrijven. Bloembollen en knollen: in 1980 464 bedrijven en in 2014 33 bedrijven. Potplanten: in 2005 563 bedrijven en in 2014 278 bedrijven. De boomkwekerijen: in 1980 nog 1302 bedrijven en in 2014 707 bedrijven. Voor de teelt in serres zien we een soortgelijke evolutie. Sierteelt: in 1980 2699 bedrijven en in 2014 352 bedrijven. Boomkwekerijen: in 2005 249 bedrijven en in 2014 amper 133 bedrijven.
De productiewaarde van de tuinbouw evolueerde de laatste tien jaar nauwelijks. De sierteelt is goed voor 34 procent. De groentensector is goed voor 42 procent, de fruitsector neemt ongeveer 24 procent voor zijn rekening. De sierteelt met een tewerkstelling van ruim 2600 vaste werknemers, een productiewaarde van ruim 600 miljoen euro en een netto exportwaarde van ruim 150 miljoen euro blijft hoe dan ook een belangrijke speler in de sector. De totale omzet van de sierteelt wordt voor 45 procent gerealiseerd met sierplanten en voor 55 procent met producten uit de boomkwekerij.
Sierteelt levert hoogwaardige kwaliteitsproducten en is bij uitstek een exportgerichte sector. Ook de sierteelt ontsnapt niet aan de laagconjunctuur in de Vlaamse land- en tuinbouw. Nadat er de voorbije jaren al werd ingeleverd, is dit ook voor 2015 het geval. Enerzijds is er de consument die de laagste prijzen wil, wat niet altijd te verzoenen is met onze kwaliteitsproducten. Anderzijds is er het wegvallen van een aantal buitenlandse afzetmarkten, en dan denk ik uiteraard in de eerste plaats aan Rusland.
“Zeker de bedrijven die investeerden, moderniseerden en forse inspanningen deden om aan alle nieuwe wetgevingen te voldoen, worden het hardst gepijnigd door de laagconjunctuur,” stelt Leon Peeters, de vakgroepvoorzitter van de Boerenbond op een persbriefing in het kader van de Nazomerontmoeting.
Minister, op welke wijze kunt u met uw diensten als de onderzoekscentra en de tuinbouwvoorlichting deze waardevolle sector nog beter begeleiden, zodat ze economisch minder kwetsbaar zijn? De sector is heel waardevol in onze provincie en ligt niet enkel mij maar ook u na aan het hart. Welke specifieke rol kunnen het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) en Flanders Investment & Trade (FIT) spelen om exportmarkten te behouden en bij te winnen? Zijn er synergieën en samenwerkingsmogelijkheden voor de sector? Kunnen we leren uit buitenlandse ervaringen? Ik kijk over de grens en denk onder andere aan Greenport Aalsmeer en Duin- en Bollenstreek in Nederland, niet om onmiddellijk te kopiëren, maar er kunnen zinvolle elementen voor ons bij zijn.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, u vraagt terecht aandacht voor deze sector. Men gelooft het hier misschien niet, ik zag wat ongeloof bij collega’s, toen u zei dat het toeval was, maar het is effectief een toeval dat de vraag is ingediend en dat ik net een bezoek heb gebracht. Toeval of geen toeval, het is natuurlijk een acuut probleem. De sector trekt aan de alarmbel. Zo toevallig is het dus niet. Iedereen vangt de signalen op, probeert te kijken wat mogelijk is en in gesprek te gaan met de sector. Het is goed dat er ook parlementaire initiatieven zijn.
Wat we doen voor de sector kunnen we samenvatten in basismaatregelen, dus structurele maatregelen, en projectmatige acties. Wat gebeurt er structureel? Het Proefcentrum voor Sierteelt (PCS) en het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) doen basisonderzoek en voorlichting. Het PCS heeft 750 leden en is dus het belangrijkste aanspreekpunt voor de Vlaamse siertelers. Ze doen heel praktijkgericht onderzoek om de siertelers te ondersteunen.
Ook het ILVO ontvangt een basistoelage en verricht structureel onderzoek in de sierteeltsector, onder andere op het vlak van resistentie, veredeling en beheersing van ziekten en plagen. Het ILVO is op dat vlak toch wel toonaangevend. Er is ook een rechtstreeks contact met de siertelers, zodat zij in de praktijk ook iets hebben aan het onderzoek.
We werken ook projectmatig, gefinancierd door Vlaanderen, maar ook met Europees geld en soms Belgisch geld. Momenteel lopen er drie demonstratieprojecten bij het PCS: Bioremediatie West, Bemesting in de vollegrondsierteelt en Monitoring in de glastuinbouw. Er zijn ook drie zeer sierteeltspecifieke landbouwtrajecten: Sierteeltsector Evalueert Nieuwe Sensortechnologie voor Energie- en Innovatieve Teeltoptimalisatie (SENSE-IT), duurzame stikstofbemesting en Kennisgedreven sturing van plantfysiologische processen in de sierteelt ter bevordering van de plantkwaliteit.
We doen ook een heel sterke begeleiding van de siertelers voor geïntegreerde gewasbescherming. Zij kunnen een beroep doen op een waarnemings- en waarschuwingsdienst. Ons departement doet ook aan voorlichting. Er zijn studiedagen, begeleide bezoeken, demonstraties, workshops, publicaties, de uitgave van praktijkgidsen enzovoort. Het gebeurt altijd in samenwerking met de stakeholders uit de sierteeltsector. Er is een intense vorm van samenwerking. Meer dan tweeduizend geïnteresseerden in de sierteeltsector woonden voorlichtingsactiviteiten bij. Dat is bijzonder veel, we bereiken heel veel mensen.
Voor de export speelt VLAM uiteraard een rol, samen met FIT. Zo bouwen ze de expertise op. Bij de opmaak van het jaarprogramma 2016 voor de promotie van sierteeltproducten werd op vraag van de sector beslist om meer in te zetten op export. Er worden meer middelen vrijgemaakt en het is de bedoeling om de export enigszins te heroriënteren naar andere markten, om te kijken waar er mogelijkheden liggen. Nu lag de focus vooral op Duitsland en Frankrijk. De mogelijkheden voor financiële ondersteuning van bedrijven door FIT zijn gekend. VLAM heeft daarvoor samen met FIT een seminarie opgezet, specifiek voor de sierteeltsector.
PCS, ILVO, de Universiteit Gent en de Hogeschool Gent hebben hun samenwerking geofficialiseerd via de Technopool Sierteelt. Ze geven te kennen dat ze alle kennis die ze hebben, optimaal willen benutten voor de sierteeltsector en dat ze ook hun infrastructuur ter beschikking willen stellen. Vooruitziende bedrijven binnen de sierteeltsector zijn ervan overtuigd dat ze moeten samenwerken in plaats van elkaar plat te concurreren. We moeten in Vlaanderen goed afstemmen, en dat kan ons ten aanzien van het buitenland sterker maken. In Nederland is men daar al langer mee bezig. Dat is ook de bedoeling van die Technopool Sierteelt.
Ik geef enkele voorbeelden van bestaande samenwerking, die ook resultaat heeft. Er is de Europese erkenning van de Gentse azalea en de Vlaamse laurier als streekproducten met een beschermde geografische aanduiding. Op die manier kunnen ze ook gemakkelijker worden gepromoot in het buitenland.
Er kan nog veel meer worden samengewerkt op logistiek vlak. Sierteelt houdt ook in dat een en ander moet worden vervoerd. Er kunnen nog veel meer samenwerkingen zijn. Er worden bijvoorbeeld al samen transporten georganiseerd naar veilingen van Rhein-Maas, Aalsmeer of Naaldwijk. In de denktank Sierteeltstrategie 2020 werken dertien Vlaamse sierteeltbedrijven samen, die elk in hun deelsector een trekkersrol spelen, en kijken hoe ze kunnen leren en niches onderzoeken.
Voor de Vlaamse sierteeltsector staan de Greenports symbool voor geslaagde samenwerkingsverbanden die gegroeid zijn tussen siertelers en waarin de Nederlandse overheid een sterke faciliterende rol gespeeld heeft. De economische situatie van de Nederlandse sierteeltsector is vergelijkbaar met die in Vlaanderen. We kunnen er zeker uit leren, mijnheer De Meyer. We volgen het zeker op. Het is een sector waarop we trots mogen zijn en waarvoor we zorg moeten dragen vanuit het beleid.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik onthoud vooral dat er enerzijds een structurele aanpak is waarbij het PCS en het ILVO een belangrijke rol spelen en dat er anderzijds heel wat projectmatige begeleiding is. Voor de export wordt er gedacht aan bijsturing en intensifiëring. U merkt terecht op dat de overheid in Nederland een faciliterende rol speelt. Dat kan inspirerend zijn voor ons.
Mijn aandachtspunt was vooral: sierteelt is in Oost-Vlaanderen toonaangevend geweest, maar zit al een aantal jaren op de terugweg met toch een malaise de laatste jaren. De sector wordt ook maatschappelijk zeer gewaardeerd. We brengen in het voorjaar een bezoek aan de Floraliën met de commissie, toonaangevend wereldwijd. Misschien is het zinvol dat we het PCS in de lente of de zomer samen eens bezoeken, want we kunnen er ongetwijfeld heel wat leren. Dat is iets voor de regeling van de werkzaamheden.
Ik kan me als Oost-Vlaamse zeker aansluiten bij uw opmerkingen, mijnheer De Meyer. Ik wil onze siertelers ook een hart onder de riem steken. 9,3 procent van onze landbouwsector spitst zich toe op sierteelt. Minister, u zegt dat de siertelers zelf vragende partij zijn om meer in te zetten op export. Maar ik hoor ook hun opmerking dat er een maatschappelijke tendens is dat mensen niet meer zo tuk zijn op bloemetjes en planten in hun tuin, ze kiezen vooral voor een onderhoudsvriendelijke tuin, liefst zo veel mogelijk geplaveid en dan nog met kunstgras. Misschien ligt daar ook een taak voor VLAM, om het meer te promoten in het binnenland. We kennen allemaal vlees op televisie, waarom zou de sierteelt niet ook meer prominent in beeld kunnen komen met initiatieven van VLAM? Hoe ziet u de plaats voor sierteelt in het globale concept van Flanders Agrofood Valley?
De heer Caron heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, u zegt terecht, en dat relativeert mijn opmerkingen, dat de sierteelt vooral een exportgerichte sector is. Maar er is een onlosmakelijk verband tussen het inkomen van de siertelers en de wijze waarop zowel private personen als openbare diensten investeren in beplanting, plantsoenen en bloemen.
Als groen politicus ben ik heel erg gediend met de vraag van de heer De Meyer en wil ik hem daar ook in steunen. Ik merk in mijn eigen omgeving dat er om besparingsredenen elk jaar openbaar groen wordt afgebouwd. Dat zijn ook inkomsten die teloorgaan of die niet meer bij die siertelers terechtkomen die daar aanleveren. Er is een verband tussen de kwaliteit van het openbaar groen en de leefbaarheid van de sierteelt, dat wilde ik even onderstrepen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Vermeulen, ook VLAM zet heel sterk in op campagnes. Een van de campagnes die zij nu voeren, is dat je ook in het najaar kunt aanplanten. Mensen hebben altijd groene kriebels in de lente, maar eigenlijk is nu het moment om aan te planten. Men zet nu dan ook sterk in om mensen daarvan bewust te maken. Nu is het moment om in de tuin een aantal dingen te doen die in de lente en zomer heel mooie resultaten zullen opleveren.
U herinnert zich misschien ook het liedje dat regelmatig op radio en televisie te horen was over de azalea’s. Ook dat was een promotiecampagne van VLAM.
Het klopt echter dat er altijd nog meer inspanningen kunnen gebeuren. VLAM, waarin ook de sierteelt vertegenwoordigd is, kan zeker nog een aantal bijkomende zaken doen. Wat ik ook kan doen en doe vanuit mijn bevoegdheid is inzetten op het openbaar groen. Vanuit het Agentschap voor Natuur en Bos promoten wij groen in de stad. We hebben een goed praktijkboek en goede voorbeelden, ook van geveltuinen. Daarbij wordt telkens samengewerkt met de sierteelt. We proberen mensen en steden bewust te maken van de vele mogelijkheden die er zijn. Ook de promotie van het streekeigen groen dat bij ons wordt gekweekt, is in het voordeel van onze siertelers. Dat gebeurt onder meer op de website www.groenvanbijons.be. We moeten daarop blijven inzetten om onze lokale besturen daarvan bewust te maken.
Flanders Agrofood Valley gaat vooral over voeding en de link tussen voedselproductie en de voedingverwerkende bedrijven. Op dat vlak is er niet onmiddellijk een link met Flanders Agrofood Valley, maar het geheel kan wel worden gepromoot. Onze regio heeft een heel kwaliteitsvolle sierteelt. Bij een goedgevulde smakelijke tafel hoort een mooie tafelversiering en omgeving. Daar kunnen we wel de link leggen tussen de sierteelt en Flanders Agrofood Valley.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik dank de collega’s voor hun steun. Minister, het gaat duidelijk niet alleen over de binnenlandse of buitenlandse markt. Het is geen of-ofverhaal, maar een en-enverhaal.
De vraag om uitleg is afgehandeld.