Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op dit ogenblik studeren industrieel ingenieurs vier jaar: drie jaar bachelor en één jaar master. De Vlaamse Ingenieurskamer (VIK) pleit ervoor om de master te verlengen tot een tweejarige opleiding, om zo uit te komen op een totale studieduur van vijf jaar. Agoria, de federatie van de technologische industrie, is tegen de verlenging. Ook Voka toont zich een tegenstander van langer studeren voor ingenieurs.
In 2012 werd een voorstel tot verlenging van de studieduur voor ingenieurs niet goedgekeurd door de Vlaamse Regering, en uit de inschrijvingscijfers van het hoger onderwijs blijkt volgens Agoria dat de drie- en vierjarige opleidingen meer studenten aantrekken, terwijl de vijfjarige opleidingen minder inschrijvers hebben dan vorig jaar.
Volgens Agoria hebben bedrijven nood aan verschillende profielen: de ‘conceptueel denkende’ burgerlijk ingenieur met een studieduur van vijf jaar, de meer ‘toepassingsgerichte’ industrieel ingenieur met een studieduur van vier jaar en de ‘praktijkgerichte’ professionele bachelor met een studieduur van drie jaar. Een verlenging van de studieduur voor industrieel ingenieur is volgens Agoria een opstap naar het vervagen van de profielen, zeker na de integratie van deze studies in de universiteiten.
Aan de universiteiten is men overigens zeer verdeeld over de studieduurverlenging. En ook de studenten zijn verdeeld over de wenselijkheid van een studieduurverlenging.
Minister, vandaar mijn vragen. Is het volgens u nuttig en/of noodzakelijk om voor industrieel ingenieurs een tweejarige master in te voeren? Zo ja, welke argumenten daarvoor wegen op tegen de maatschappelijke kost?
Is het nuttig en/of noodzakelijk om de inhoud van het curriculum bij te sturen zodat de afgestudeerde ingenieurs nog beter voorbereid zijn op snelle en soms revolutionaire veranderingen in hun toekomstige werkveld? Zo ja, op welke manier wilt u daaraan bijdragen?
Onlangs werd een vrijwillig postgraduaat voor industrieel ingenieurs ingevoerd met een innovatiestage van zes of twaalf maanden, naast de bestaande mogelijke brugtrajecten en master-na-masteropleidingen waarin industrieel ingenieurs hun opleiding kunnen diversifiëren. Zijn deze bestaande opties volgens u voldoende? Is een lineaire studieduurverlenging voor ingenieurs een betere optie dan de bestaande mogelijkheden tot individueel diversifiëren?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer De Meyer, de discussie over de verlenging van de studieomvang van industrieel ingenieurs verschijnt regelmatig op de agenda. U stelde hierover al een vraag aan toenmalig minister Smet in 2012 – we doen ons huiswerk.
Telkens weer zijn er argumenten pro en contra een verlenging. Telkens ook blijkt er weinig eensgezindheid te zijn, niet bij de universiteiten, niet bij de studenten en ook niet op het werkveld.
Wat wel als een paal boven water staat, is dat de afgestudeerden in de opleidingen zeer gegeerd zijn op de arbeidsmarkt. Er is ook nog niet aangetoond dat de arbeidsmarkt voor afgestudeerden vraagt naar competenties die op dit ogenblik niet kunnen worden bereikt binnen de huidige studieomvang.
– Kathleen Krekels treedt als voorzitter op.
Wel is er de Vlaamse Ingenieurskamer die gisteren, 21 oktober, nog zijn memorandum 2015 publiceerde waarin hij een analyse maakt van het ruimere kader, en de opleiding en studieomvang ook situeert ten opzichte van bijvoorbeeld Franstalig België, waar het vijf jaar is, en het buitenland. Die oefening is boeiend en wordt door vele stakeholders gemaakt voor vele opleidingen. Denk bijvoorbeeld aan de beroepsfederatie van vroedvrouwen die al twintig jaar pleit voor een vierjarige bachelor. Op zich is die studie echter niet voldoende om over te gaan tot de uitbreiding van de studieomvang, zeker als de visie niet door alle stakeholders wordt gedeeld.
Mijnheer De Meyer, u weet ook dat we in een context van rationalisatie zitten. Er geldt voor nieuwe opleidingen een moratorium. Ook met betrekking tot de aanvragen tot de uitbreiding van de studieomvang heb ik met de universiteiten afgesproken dat die er momenteel niet komt. Een discussie over eenjarige en tweejarige masters moeten we kunnen voeren met een beter zicht op het totaalplaatje van alle opleidingen. Het zal slechts binnen het kader van die globale oefening zijn dat we ons opnieuw kunnen buigen over meer vragen die er gebeurlijk zouden zijn over de masteropleidingen.
Zoals u weet, is er een uitzondering: de verpleegkundeopleiding, om te kunnen voldoen aan de internationale normen. We hebben daarover een paar weken geleden al een discussie gehad.
Over een dergelijke vraag moet ook de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) zich uitspreken. Maar er ligt op dit ogenblik niet zo’n vraag voor. Ik voel ook dat er op dit ogenblik zeker niet bij alle stakeholders een draagvlak is. Maar dat weet u zelf ook.
Het is de verantwoordelijkheid en de taak van de universiteiten om het curriculum up-to-date te houden. Het spreekt voor zich dat ze daarbij rekening moeten houden met een werkveld dat voortdurend in verandering is en zal zijn – wat eigen is aan een sector die technologisch of zelfs hoogtechnologisch is. Het komt er dus op aan om studenten ook daarop voor te bereiden en competenties bij te brengen waardoor ze in staat zijn om in te spelen op veranderingen. Ik ben ervan overtuigd dat de instellingen dit met heel veel zin voor verantwoordelijkheid doen.
De afgelopen jaren liep er ook een interuniversitair project, met steun van Vlaanderen, over de toekomst van de opleiding. Daarin is ook het aspect onderzocht van zogenaamde ‘innovatiestages’ waarbij industrieel ingenieurs na vier jaar nog een innovatief project doen op de werkvloer. De resultaten van dat project worden komende maandag 26 oktober 2015 gepresenteerd in Leuven onder de titel ‘Industrieel Ingenieur 2020’. Het is wellicht interessant om dat mee in ogenschouw te nemen wanneer wij de globale opleiding bekijken.
Mijnheer De Meyer, vandaag heeft een afgestudeerde industrieel ingenieur de mogelijkheid om ofwel onmiddellijk aan de slag te gaan – wat meestal lukt omdat het diploma erg gevraagd is op de arbeidsmarkt en er heel veel tewerkstellingskansen zijn – ofwel om verder te studeren en een keuze te maken uit het uitgebreide aanbod waar u naar verwees. Iedereen kan zelf de keuze maken die het best aansluit bij zijn of haar wensen. De mogelijkheden tot differentiëren zijn ook groter dan bij een verlenging van de studieomvang. Een bijkomend voordeel is dat op die manier het aanbod beter toegankelijk is voor mensen die zich op een later tijdstip willen bijscholen of heroriënteren. Het postgraduaat Innoverend Ondernemen richt zich bijvoorbeeld expliciet tot deze groep.
Ik begrijp uw vraag bijzonder goed. Ik heb geprobeerd een aantal kanttekeningen te schetsen die het op dit ogenblik moeilijk maken om nu een beslissing tot verlenging te nemen. Ze tonen hopelijk ook aan dat er nog een hele weg te gaan is om daar draagvlak voor te kunnen creëren.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, deze discussie steekt regelmatig de kop op. U weet dat want u heb er zelf ook naar verwezen. Ik ben het eens met uw duidelijke standpunt. Maar het is ook belangrijk dat het werkveld het standpunt van de nieuwe minister van Onderwijs kent.
Ook voor de N-VA is het verlengen van de masters niet meteen een optie. Een uitbreiding kan inderdaad een rechtstreekse impact hebben op de werkzaamheidsgraad en op het aantal beroepsactieve jaren. We moeten daar toch wel enige voorzichtigheid aan de dag leggen. Een studieduurverlenging wordt mogelijk als het nodig is voor de nationale en internationale arbeidsmarkt, of als het noodzakelijk is om zich verder te kunnen ontwikkelen in een onderzoeksomgeving. We moeten in dezen toch een aantal facetten in het oog houden vooraleer we tot een verlenging kunnen overgaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.