Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over de functionaliteit van de zomervakantie en een aantal zaken die daaraan gekoppeld zijn. De zomervakantie start en eindigt immers, anders dan bij de herfst-, kerst-, krokus- en paasvakantie, op een datum en niet op een dag, respectievelijk 1 juli en 31 augustus. De overige vakanties starten telkens op maandag en eindigen op vrijdag, en bijgevolg wijzigen die data.
Voor zowel het klassieke onderwijs als zowat alle zomerscholen in de recreatiesector is die bepaling nadelig om efficiënt te kunnen werken. In het klassieke onderwijs hebben heel wat scholen te kampen met leerlingen die vroegtijdig hun vakantie inzetten. Dat zorgt voor heel wat frustraties bij leerlingen, leerkrachten en directeurs. We merken ook dat dokters daar graag aan meewerken door ziektebriefjes uit te schrijven, zodat de kinderen samen met de ouders vroeger op vakantie kunnen vertrekken. Dat heeft ook te maken met de prijzen: als je een reis boekt voor de start van de vakantie, scheelt dat al snel 1000 of 1500 euro.
Bij de recreatiesector is er dan weer een commercieel probleem. Als de zomervakantie op een woensdag start, is het voor hen zeer moeilijk om hun weekactiviteiten, zoals stages en zomerscholen, halverwege de week op te starten. Dezelfde problematiek komt naar voren op het einde van de zomervakantie. In 2015 bijvoorbeeld kon de recreatie negen volle weken vakantiekampen organiseren, in 2016 zal dat maar acht weken zijn. Dat betekent 10 procent minder aanbod, zonder één effectieve schooldag extra.
Daarnaast kunnen er zich in verschillende sectoren ook problemen voordoen bij de organisatie van schoolactiviteiten. Ik heb een concreet voorbeeld vanuit het werkveld meegebracht. Er zijn twee scholen die al jaren klant zijn bij een bepaalde recreatieorganisatie. Eén school kiest er systematisch voor om een sportdag te organiseren op de eerste donderdag van september, de andere op de tweede donderdag. In 2016 valt de start van het schooljaar op een donderdag, wat het onmogelijk maakt om dan een sportdag te organiseren. Noodgedwongen kiezen ze dan voor de tweede donderdag. Het gevolg is dat beide scholen op die tweede donderdag willen reserveren. De recreatieorganisatie moet dan noodgedwongen een van de scholen ontgoochelen en dreigt zo een vaste klant te verliezen.
Minister, overweegt u, gelet op de vermelde problematieken, de bepaling van de start en het einde van de zomervakantie in de toekomst aan te passen van datum naar dag? Kunt u een onderzoek opstarten naar de voor- en nadelen van een aanpassing? Kunt u een overzicht geven van de mogelijke kosten hiervan, zoals loonkost, infrastructuurkosten als water en energie enzovoort?
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Vandenberghe, het verbaast mij een beetje dat u die vraag nu stelt. U kunt er natuurlijk niet veel aan doen, want u zit nog maar net in het parlement, maar in het verleden, ook in de voorbije legislatuur, zijn daar al heel hevige debatten over gevoerd. Ik heb al die verslagen gelezen. Uw minister was toen altijd heel duidelijk in zijn standpunt, en bij uitbreiding dat van sp.a. Daarom ben ik dus een beetje verbaasd dat ik die vraag nu op mijn dak krijg, maar ik zal toch proberen te antwoorden.
U hebt zelf gesitueerd dat de huidige regelgeving bepaalt dat de zomervakantie begint op 1 juli en eindigt op 31 augustus. In het secundair onderwijs voorziet de regelgeving in mogelijkheden om daarvan af te wijken, als daar organisatorische, onderwijskundige of levensbeschouwelijke argumenten voor zouden zijn. Aan die afwijkingen zijn wel heel strikte voorwaarden verbonden. In het secundair onderwijs is er dus al een mogelijkheid voor scholen om een beetje af te wijken van de in de regelgeving bepaalde vakantieregeling. Dat kan ook voor een deel van de leerlingen zijn en niet voor de hele school. Die soepelheid bestaat uiteraard niet buiten het secundair onderwijs.
Ik wil deze vraag niet in een verkeerde context bekijken. Onderwijs heeft de cruciale opdracht om jongeren te vormen, zodat ze zouden kunnen voldoen aan de eisen die de maatschappij aan hen stelt. Die opdracht, die ook steeds uitgebreider wordt, vereist uiteraard dat de beschikbare tijd in de school optimaal gebruikt wordt.
De recreatiesector is belangrijk. Het is een van de sectoren waarop de vakantieregeling een impact heeft, maar ik krijg ook elk jaar dezelfde vraag van de toeristische sector, die vindt dat we onze vakantieregelingen nog veel drastischer moeten aanpakken. Ook de sportclubs en de jeugdbewegingen hebben allemaal hun eisen en verzuchtingen.
Als er eensgezindheid over kan ontstaan om bepaalde vakantieregelingen aan te passen en altijd te beginnen en te eindigen met een volledige week, zou je dat kunnen omzetten in nieuwe regelgeving, maar ik zal nooit akkoord gaan met een regelgeving die ertoe zou leiden dat de globale schooltijd vermindert. Daar heb ik het helemaal niet op begrepen. Bovendien vind ik dat er voldoende vakantieperiodes zijn. Ik heb als minister al meermaals gezegd dat ik die niet zal inkorten. Mevrouw Helsen verwees vorige week nog naar een studie die zegt dat de geest nu en dan tijd moet krijgen om te ontspannen. Ik ben daar ook een hevige fan van, zeker nu ik bijzonder weinig tijd heb om mijn geest te ontspannen. Dan snak je daar nog meer naar. Maar voor jongeren is dat zeker ook nodig, dus ik zal die vakantieperiodes in deze legislatuur zeker niet inkorten. Dat staat ook niet in het regeerakkoord.
Ik zal ook niet in functie van bepaalde sectoren wijzigingen aanbrengen. Ik vind dat het onderwijs zichzelf moet respecteren. U zei daarnet dat de dokters ziektebriefjes uitschrijven, mijnheer Vandenberghe, maar ik heb dat briefje net afgeschaft, omdat het niets uithaalde.
Het is echt elementair dat de start en het einde van de schoolperiodes worden gerespecteerd. Ik denk dat u daar als schooldirecteur ook 100 procent achter staat. Ik vind dat we daar zelfs veel offensiever in moeten zijn. Ik werd de avond van 1 september geconfronteerd met ouders die net terugkwamen van een tijdens die periode veel goedkopere vliegvakantie. Maar hun kind vond het wel heel erg dat het er op 1 september niet bij was. Dat zegt genoeg. Ik weet dat er vaak budgettaire redenen spelen, maar het begin en het einde van de schooltijd moeten wat mij betreft gerespecteerd worden. Daarmee wil ik niet zeggen dat uw voorstel niet waardevol is, mijnheer Vandenberghe. Ik wil het wel eens bekijken. Maar op dit moment is het wel heel duidelijk: 1 juli - 1 september. Dat betekent dat er niet veel interpretatie kan zijn over wanneer de school start en eindigt. Als dat elk jaar verandert, zal dat ongetwijfeld een impact hebben.
Als we die discussie zouden openen, mag dat enkel en alleen gebeuren vanuit overwegingen die met onderwijs te maken hebben. Er zijn heel veel belangen van scholen, personeel en ouders. Ook onderwijsexperts hebben hun mening over de optimale indeling van vakanties. En dan zijn er nog de externe spelers zoals de recreatiesector. Het is moeilijk om het belang daarvan te onderzoeken, maar ik erken wel dat ik daar ook gevoelig voor ben, zeker wanneer het gaat over kampen. Er moeten tijdens de vakanties voldoende activiteiten georganiseerd kunnen worden.
Iedereen kan een standpunt innemen, maar het grote voordeel van de regeling nu is dat het schooljaar altijd op hetzelfde moment begint, wat zeer duidelijk is. Het nadeel is dat dat soms ook midden in de week valt.
Het is niet zo evident om de kosten in te schatten. Na een hervorming zou een bepaald aantal vakantiedagen en schooldagen behouden moeten blijven. We zouden dan een regeling moeten vinden die ertoe leidt dat de onderwijstijd dezelfde blijft en dus niet wordt ingeperkt. Op het vlak van kosten zou dat niet zo’n groot verschil maken voor de scholen. Wat andere sectoren betreft, ben ik niet echt bevoegd. Dat zouden die sectoren zelf kunnen berekenen.
Er is een besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991 dat het begin en het einde van het schooljaar en van de vakantieperiodes regelt. Het schooljaar begint altijd op 1 september en eindigt altijd op 30 juni. De zomervakantie begint in het basisonderwijs altijd op 1 juli en eindigt altijd op 31 augustus. In het secundair onderwijs is dat hetzelfde maar daar zijn een aantal souplesses mogelijk. Men moet er in het secundair onderwijs wel voor zorgen dat het normaal aantal lessen op schooljaarbasis en de afwerking van de goedgekeurde leerplannen gewaarborgd zijn. Men moet er ook voor zorgen dat aan elke leerling tijdens de maanden juli en augustus minstens vier aaneensluitende weken vakantie kunnen worden toegekend.
Is uw voorstel waardevol? Zeker, maar er moet met heel veel andere belangen rekening worden gehouden. Ik ben er op dit moment eerder een koele minnaar van. Ik vind de regeling nu heel duidelijk en wil niet in een situatie terechtkomen waarin we die duidelijkheid niet meer hebben. Ik wil uw voorstel wel bekijken, maar altijd vanuit het oogpunt van het belang van de scholen en het kind. Ik heb u trouwens ook geen andere argumenten horen geven. Het zal zeker niet voor morgen zijn, maar ik ben wel bereid het gesprek daarover nog eens te voeren.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
U zegt een beetje verbaasd te zijn. Maar u bent de nieuwe minister van Onderwijs en ik vind het wel nuttig om uw mening daarover te horen. Dat was eigenlijk de insteek van de vraag.
In het verleden is daar inderdaad al heel wat over gedebatteerd. Een oplossing ligt dan ook niet zomaar voor de hand. Maar ik vind het wel interessant om te weten wat uw visie daarop is.
Ik ben het met u eens dat er geen onderwijstijd verloren mag zijn. We moeten er blijven voor ijveren dat leerlingen tot de laatste dag naar school gaan. Dat is een prioriteit.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil vanuit mijn fractie onderstrepen dat wij ook niet meteen voorstander zijn om de schoolvakanties te herbekijken, zeker niet op basis van argumenten van recreatieve organisaties die daar zouden voor pleiten.
Zoals de minister zegt, zijn daar al veel discussies over geweest, over de gemeenschappen heen. Uiteindelijk is toen ook beslist om alles te laten zoals het was. Tijdens die discussie kwamen verschillende partijen aan bod waaronder de vakantieorganisatoren. Ook bij hen was nooit echt duidelijk of zij daar al dan niet sterk voorstander voor zijn. Dit is een gegeven dat vooral en ook blijvend vanuit pedagogisch oogpunt moet worden bekeken. Wij volgen hier dan ook de visie van de minister.
De heer De Meyer heeft het woord.
Ik ben het eens met de minister dat een beslissing uitsluitend op basis van pedagogische argumenten moet worden genomen. Ik vind het anderzijds moedig van de heer Vandenberghe dat hij de problematiek aan bod brengt. Hij gaat daarmee in tegen de voormalige minister van Onderwijs van zijn eigen fractie. Vanuit zijn verleden als schooldirecteur is hij bezorgd over deze problematiek die effectief in een aantal scholen leeft.
Het optimaliseren van einde en start van het schooljaar, waarbij er wordt gestart op een maandag en geëindigd op een vrijdag, biedt vanuit organisatorisch oogpunt een aantal voordelen. Wanneer men de zomervakantie zou herleiden tot acht weken, dan moet men ervoor zorgen dat die paar dagen vakantie eventueel kunnen worden opgenomen in het lange eerste trimester van het schooljaar. Is dat een halszaak voor ons? Zeker en vast niet. Maar indien de organisatie ter sprake zou komen in overleg met de partners en stakeholders, dan hebben we daar uiteraard geen bezwaar tegen.
Ik heb de geschiedenis van de vakanties bekeken. Daarbij valt op dat zowel de religieuze als de agrarische kalender altijd bepalend is geweest voor de vakanties. Vanaf de 20e eeuw, het einde van de Tweede Wereldoorlog, speelden ook pragmatiek en vragen van de toeristische sector.
Ik pleit er niet voor om van vandaag op morgen de boel helemaal ondersteboven te zetten. Zoals de minister mij daarnet toefluisterde, mogen we zeker geen onzekerheid creëren, dat is niet nodig.
Het belangrijkste voor mijn fractie is het belang van het kind, de jongere en het leerproces. Een betere spreiding van de vakanties en de lestijden zou goed kunnen zijn, rekening houdend met een pauze op tijd en stond. We kunnen nagaan of de zomervakantie niet te lang is, zeker voor leerlingen die het misschien wat moeilijk hebben met een aantal zaken op school. Ik denk aan de taalverwerving, aan het oefenen van de Nederlandse taal door de jongsten.
Ik meen dat er wel een aantal zaken in overweging kunnen worden genomen, maar we moeten vooral uitgaan van de nood aan pauzes voor de kinderen, niet alleen in de zomer, maar ook in de winter.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik neem alle opmerkingen mee, ze zijn heel waardevol. Ik herhaal nog eens dat ik bereid ben om dit algemeen te bekijken, maar dat ik geen wijzigingen zal doorvoeren tenzij ze pedagogisch verantwoord en in het belang van het kind zijn. Dat is het enige dat mij in dezen interesseert. Eventuele veranderingen moeten ook gedragen zijn, want daarover een oorlog ontketenen, heeft ook geen zin.
Er is inderdaad iets voor te zeggen, mijnheer De Meyer, om altijd op een maandag te starten en altijd op een vrijdag te eindigen, maar het voordeel van de huidige regeling is de duidelijkheid. Zolang we niets veranderen, is het heel duidelijk. Ik wil vermijden dat we met het doorvoeren van wijzigingen in een oorlogssituatie terechtkomen waarbij iedereen zijn profijt zoekt. De enige reden, de enige regel, het enige belang dat voor mij in dezen telt, is het belang van het kind of dus de pedagogische belangen. Al de rest kan daar een invloed op hebben, maar dat is het enige dat voor mij cruciaal is.
En mevrouw Brusseel, ik ben wel bereid om ‘out of the box’ te denken, maar niet om ‘total loss’ te gaan. Het is altijd de bedoeling om iets te hebben dat duidelijk is, efficiënt en bovenal in het belang van het kind.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik wil nog iets rechtzetten. Ik ben blij dat de heer De Meyer zegt dat het stellen van deze vraag, moedig is. Ik wil echter duidelijk stellen dat het niet mijn bedoeling was om tegen de vorige minister in te gaan. Dat is zeker mijn punt niet.
Maar ik ben een nieuwe volksvertegenwoordiger en ik word hiermee geconfronteerd. Ik krijg hier vragen over, ook van mensen uit de recreatiesector. Als nieuw parlementslid wil ik gewoon eens de hartslag horen, ik wil graag weten hoe hierover gedacht wordt en dat neem ik dan mee. Er is geen sp.a-minister meer, ik wilde dus graag weten hoe er nu over gedacht wordt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.