Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de rationalisering in het hoger onderwijs
Vraag om uitleg over de rationalisering in het hoger onderwijs
Verslag
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, de uitspraken van de rector hebben ons duidelijk beroerd. Naar aanleiding van de opening van het academisch jaar 2015-2016 gaf de rector van de KU Leuven een interview aan de krant De Morgen, waarin hij stelt dat er “in Vlaanderen plaats is voor twee grote universiteiten. Gent en Leuven kunnen allebei internationaal meespelen. De andere drie zijn er ook en daar heb ik uiteraard niets op tegen. We leven in een land waar regionale belangen sterk spelen. Tegelijkertijd is het een illusie om te denken dat Vlaanderen vijf topuniversiteiten kan hebben.”
De definitie van topuniversiteit wordt in dat interview niet gegeven. Wel beweert hij dat er in het oosten van het land, zijnde aan de Limburgse universiteit, gebradeerd wordt met diploma’s. Deze uitspraken lokten scherpe reacties uit van zowel de rector van de Vrije Universiteit Brussel (VUB) als de Universiteit Hasselt.
Rector Torfs minimaliseert hierbij het belang van bijvoorbeeld Brussel als internationale hub voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs, om op een punt te wijzen dat de zaken in perspectief plaatst. Als we het hebben over de top – de definitie is niet gegeven – wil ik verwijzen naar enkele visitatierapporten waarin bepaalde studierichtingen van bijvoorbeeld kleine universiteiten zoals de VUB excellent zijn, waar dat in de grote universiteiten niet altijd zo is voor elke studierichting. Een beetje nuance had geen kwaad gekund.
In datzelfde vraaggesprek verwijst Rik Torfs naar de Leuvense oriënteringsproef LUCI. Daarbij beweert hij dat deze proef best naast de algemene oriënteringsproef, die volgend jaar rond Pasen door de Vlaamse minister van Onderwijs bij 5000 leerlingen uit het secundair onderwijs zal worden getest, mag blijven bestaan. Hiermee sluit Torfs aan bij de uitspraken van de minister – in Het Laatste Nieuws van 22 september – dat de universiteiten inderdaad vrij zijn om die al dan niet te organiseren.
Een derde en laatste vaststelling betreft het voorstel van de Leuvense rector om een biosketch te introduceren bij sollicitaties en promoties van academici. Het opzet van dit beschouwelijk essay is niet helemaal duidelijk, aangezien dit niet zal verhelpen aan de enorme publicatiedruk waarmee academici worden geconfronteerd.
Het Financieringsdecreet bepaalt immers dat het aantal publicaties van een universiteit bij de dotatie in rekenschap wordt gebracht. Om het simpel te stellen: wie meer publiceert, ontvangt meer geld, ondanks het feit dat anderen misschien ook meer publiceren. Wegens haar omvang is de KU Leuven koploper in dit systeem. Is dat dan misschien de definitie van de top? Ik weet het niet.
Minister, onderschrijft u de stelling van professor Torfs dat er in Vlaanderen slechts plaats is voor twee topuniversiteiten? Welke criteria zouden dan worden gehanteerd om van een topuniversiteit te kunnen spreken? Wat is de stand van zaken van de oriënteringsproef die in het secundair onderwijs zou worden afgenomen? In welke mate zijn deze proeven in overeenstemming te brengen met de al bestaande initiatieven zoals LUCI aan de KU Leuven en SIMON aan de UGent? Vreest u niet voor een devaluatie van het principe van oriënteren indien deze instellingen naast een andere proef hun eigen systeem blijven behouden? Kunt u het voorstel van professor Torfs betreffende een biosketch steunen? Bent u van mening dat dit een effect kan hebben op de publicatiedruk? Heeft de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) aangaande de publicatiedruk en dergelijke voorstellen zoals de opmaak van een biosketch een standpunt ingenomen of acht u het nodig hierover de VLIR te horen?
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, in uw beleidsnota vinden we twee sleutelbegrippen terug over rationalisering in het hoger onderwijs: inhoudelijke transparantie en organisatorische optimalisatie. Begin dit jaar vermeldde u in deze commissie dat zowel de VLIR als de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) druk bezig zijn een nota op te stellen om het opleidingsaanbod te rationaliseren. Deadline daarvoor was april.
Om de rationalisering door de instellingen te bewerkstelligen werd een moratorium voor nieuwe opleidingen ingesteld. Dit moratorium zou gelden tot 2017. Enkel reeds ingediende dossiers voor nieuwe opleidingen zullen worden afgewerkt.
Uit een brief aan de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad (VLUHR) blijkt dat u de intentie hebt om dit moratorium te verlengen tot er concrete voorstellen van rationalisatie op tafel komen. Het hoger onderwijs dreigt daarmee in een vacuüm te komen. De samenleving evolueert en het onderwijs kan door het moratorium niet inspelen op nieuwe maatschappelijke noden.
In de commissie van begin juli 2015 wou u zich nog niet uitspreken over de voorstellen van de VLUHR om bepaalde opleidingen aan te passen. U voegde er wel aan toe dat het perfect mogelijk moet zijn voor een instelling om unieke opleidingen met een beperkt aantal studenten te blijven aanbieden.
Minister, waarom hebt u de intentie om het moratorium op nieuwe opleidingen te verlengen? Bent u niet tevreden met de geleverde inspanningen van het afgelopen jaar op het gebied van rationalisering? Waar hoopt u uit te komen met de rationalisering? Wanneer is er voldoende gerationaliseerd? Op welke manier evalueert u de rationaliseringsinspanningen van de instellingen?
De heer Daniëls heeft het woord.
De opening van het academiejaar gaat altijd gepaard met ronkende verklaringen en bevlogen openingsredes – al dan niet over het hoger onderwijs – over wie de beste, grootste en meest kwalitatieve hogeronderwijsinstelling is in Vlaanderen. Dat kat-en-muisspel zet zich nadien traditioneel verder in de media en sociale media. Dat schouwspel van de hoogste kennisinstellingen van dit land was ook dit jaar niet anders.
Rector Torfs gooide de knuppel in het hoenderhok door te stellen dat er in Vlaanderen geen plaats is voor vijf topuniversiteiten. De methodologische aanpak om tot die conclusie te komen, hebben we tot vandaag nog niet gezien. Zelf ziet hij enkel plaats voor de UGent en de KU Leuven, die afhankelijk van welke ranking men gebruikt steeds als hoogste twee gerangschikt staan in internationale rankings.
Hij zei: “De andere drie zijn er ook en daar heb ik uiteraard niets op tegen.” Hoe we dat moeten verbinden met het feit dat er maar twee mogen zijn en dat hij tegen de anderen niets heeft, lijkt op twee plus drie is vijf.
Minister, tijdens de commissie van 20 januari 2015 stelden mevrouw Soens en ikzelf reeds een aantal vragen aan u over de geplande rationalisering in het hoger onderwijs. Ik kom daar graag nog eens op terug, en ook op het regeerakkoord, omdat daar staat dat we gaan kijken naar de verwevenheid tussen opleidingen. Dat is een begrip uit het rapport-Soete om te kijken in welke mate de ene opleiding grote verwantschap vertoont met de andere opleiding. Ik heb me dat deze zomer opnieuw afgevraagd toen ik hoorde dat er in West-Vlaanderen een opleiding sportjournalistiek kwam. Goed, dacht ik, we hebben journalistiek, en nu ook sportjournalistiek exclusief in Vlaanderen, en zo kwam het uitgebreid in het nieuws. De opleiding dient om nieuwe sportjournalisten te vormen. Het is welbekend dat dit een knelpuntberoep is met een hoge afname, elk jaar opnieuw. In welke mate is er overeenstemming met al bestaande opleidingen? Het gaat natuurlijk ook over het in de markt zetten van die opleiding. Het is niet noodzakelijk dat die opleiding langs de Vlaamse Regering is gepasseerd. Daar wil ik straks nog even op doorgaan.
In uw antwoord toen, minister, gaf u aan dat de aanbevelingen van het rapport-Soete uit 2008 de basis vormen voor de verdere afwikkeling van dit dossier en dat het hoger onderwijs tegen april een gedragen voorstel moest uitwerken. April 2015 zit in de buurt van Pasen, dat begint een iconische datum te worden in mijn geheugen. (Opmerkingen)
Oké.
Hoe staat u tegenover de uitlating van de rector van de KU Leuven? Wat is de stand van zaken betreffende de rationalisering van het hoger onderwijs? Hiervoor koppel ik heel concreet terug naar de twee passages uit het regeerakkoord betreffende de inventarisatie van de verwevenheid van de verschillende opleidingen.
Wat in verband met de evaluatie van het Financieringsdecreet? Dat is een vertrekpunt om het systeem aan te passen en transparanter te maken, onder andere de evaluatie van de puntengewichten, synergieën met wetenschapsbeleid en uiteraard de publicatie.
Minister Crevits heeft het woord.
We hebben de opleiding Sportjournalistiek opgezocht en we vinden enkel een vak sportjournalistiek van drie studiepunten. (Opmerkingen)
Dat is de KU Leuven inderdaad.
Ik weet dat er in West-Vlaanderen sinds kort een opleiding well-being en wellness bestaat. Dat is ook een knelpuntberoep. Soms denk ik dat dat iets voor mij zou zijn. Natuurlijk zou een opleiding om u te ‘laten wellnessen’ nog beter zijn.
De uitspraken van rectoren aan het begin van het academiejaar laat ik – en dat zult u mij vergeven – voor rekening van de rectoren. Ik vermoed dat rector Torfs zich onder meer baseert op de resultaten van de wereldwijde universitaire rankings waarin de KU Leuven sterk gestegen is. Aan de andere kant, wie Rik Torfs kent, weet dat hij altijd de eerste is om dergelijke rankings te relativeren. Ik ken hem en ik heb hem soms aan de lijn.
Ik krijg hier intussen belangrijk nieuws: sportjournalistiek kun je volgen aan de Howest en is een keuzetraject dat niet gevat is door regelgeving. Het is geen opleiding die wij moeten goedkeuren.
Dat heb ik net toch gezegd? Het passeert niet langs de Vlaamse Regering, maar wordt wel zo in de markt wordt geplaatst.
Ik kom nog terug op wat u gezegd hebt.
Zelf ben ik er ook geen voorstander van om universiteiten aan de hand van deze rankings te gaan opdelen in topuniversiteiten en andere. De kwaliteit van het hoger onderwijs moet in de eerste plaats blijken uit de resultaten van de kwaliteitszorg: de visitatieresultaten en binnenkort de instellingsreviews. Ik denk dat al onze universiteiten kwaliteit leveren.
Ik heb eens nagegaan hoeveel universiteiten er zijn in Nederland. Verhoudingsgewijs hebben wij niet meer universiteiten. Het is helemaal niet zo dat wij er spectaculair veel meer hebben. We moeten daar verder ook niet blijven bij stilstaan.
Wat ik gehoord heb van alle rectoren is de zorg voor kwaliteit: die willen ze absoluut garanderen.
De rationalisatie van het hoger onderwijs is een delicate oefening die al vele legislaturen loopt. In de beleidsnota heb ik duidelijk gemaakt wat ik versta onder rationalisatie en hoe ik dat wens aan te pakken. Ik verwijs naar mijn beleidsnota. Ik heb gezegd dat ik dat in samenwerking wil doen met associaties, hogescholen en universiteiten. Dat is cruciaal: in samenwerking met de sector. Ik wil geen overheid zijn die zelf het aanbod gaat bepalen. Zo werken we niet in het hoger onderwijs: de instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor een opleidingsaanbod dat tegemoetkomt aan de noden van de studenten en de maatschappij. De overheid bepaalt de spelregels, niet de inhoud.
Wat zijn de vorderingen? De universiteiten hebben de principes voor rationalisatie op papier gezet en hebben een inventaris gemaakt van alle inspanningen die al in het verleden zijn gebeurd. De hogescholen hebben mij hun visie bezorgd en alle inspanningen uit het verleden geïnventariseerd. Na in ontvangstname van alle documenten, heb ik het thema met de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad besproken enkele maanden geleden, en is met instemming van iedereen aan VLUHR-voorzitter Willy Claes en associatievoorzitter André Oosterlinck de opdracht gegeven om samen met de universiteiten en de hogescholen hun principes in de praktijk te vertalen.
Daarbij heb ik inderdaad aangegeven dat die concrete voorstellen nodig zijn om het afgesproken moratorium terug los te laten. Ik wil immers niet dat het aanbod verder uitbreidt met nieuwe opleidingen zonder dat er kritisch is gekeken naar wat al bestaat. Mevrouw Soens, het is helemaal niet mijn bedoeling om het moratorium te verlengen. Ik vind een moratorium op zich geen goede maatregel. Ik wil op het terrein alles goed bekijken en goede afspraken maken. Ik wil overleggen met een zekere druk. Ik vind het nodig om te zeggen: als jullie niet spreken, moeten we lijnen trekken of het moratorium wordt verlengd. Het is het een of het ander. Ik wil dat eigenlijk helemaal niet, het moratorium verlengen. Het is een noodmaatregel om te komen tot een goed nieuw kader.
Voor mij was het belangrijk dat de hogescholen en de universiteiten hun kader en principes aan mij voorlegden. Ze vinden beide dat ze niet zoveel richtingen hebben. Zeker de hogescholen zijn daar fel over, ze vinden echt dat er niet zoveel nieuwe zijn bijgekomen. Er is natuurlijk wel een verschil tussen het aanbod dat wij moeten goedkeuren als overheid en wat ze daaronder of ernaast hebben aan afstudeerrichtingen en nieuwe namen. Een kat vindt er soms haar jongen niet in terug, dat is enorm.
Rationalisatie is voor mij: meer transparant en helder maken van het aanbod, en opleidingen een voldoende brede basis geven zodat men niet opgesloten geraakt. Een opleiding kan nu heel interessant zijn, maar over tien jaar denkt men dan: wat heb ik nu eigenlijk gedaan?
Mevrouw Soens, het is niet mijn bedoeling om sowieso kleine opleidingen af te schaffen. In West-Vlaanderen maakt men zich daar grote zorgen over. Ik heb nagekeken hoeveel studenten gemiddeld een opleiding volgen. Ik neem de afstudeerrichtingen er niet bij. Ik kijk naar de opleiding zelf. Dat valt niet zo erg tegen eigenlijk. Eerder integendeel, zou ik zeggen. Men moet wel klare afspraken maken. Ik vind het geen goede zaak als elke instelling in elke regio alles wil kunnen aanbieden en we geen afspraken meer kunnen maken over het aanbod. Dat moeten we in het oog houden voor de toekomst.
De stand van zaken rond de oriënteringsproef is bekend. We zullen eens iets samen moeten doen op Pasen, mijnheer Daniëls. (Opmerkingen)
Hij heeft Pasen vernoemd omdat ik weer gecommuniceerd heb dat die eerste testafname rond Pasen moet zijn.
We hebben vorige week een zeer interessant overleg gehad met de hogescholen en de universiteiten. Ik werd een beetje ongerust na de opening van de academiejaren dat er geen bereidheid zou zijn om onze testen of oriënteringsinstrumenten – die er zijn om de instap te kunnen maken – te gebruiken. Op dat overleg zijn de rectoren en hogeschooldirecteurs ermee akkoord gegaan om effectief in te stappen in een project om een heel generiek instrument uit te bouwen. Ze willen bovendien – dat is belangwekkend – de experten van de bestaande instrumenten, dus de twee mensen die achter SIMON en LUCI zitten – het project laten trekken. Ze willen de kennis en knowhow van de bestaande tests gebruiken om een generieke test te maken voor het secundair onderwijs. Het gaat niet alleen over SIMON en LUCI maar ook over LEMO en LASSI, over klaarvoorhogeronderwijs.be en over onze onderwijskiezer.be. LEMO en LASSI zijn voor de hogescholen.
Eerste afspraak: iedereen is bereid om kennis te delen. We gaan niet opnieuw een groep wijzen samenstellen om in het secundair onderwijs iets te realiseren.
In het platform is het secundair onderwijs mee vertegenwoordigd. Men is bereid om de knowhow samen te leggen en om de experten van LUCI en SIMON dat te laten trekken. Die gaan daar ondertussen mee akkoord om tegen Pasen een oriënteringsinstrument te hebben. Het is nu aan hen om het effectief te realiseren in de praktijk.
Wil dat zeggen dat de instellingen niets zelf meer hebben? Uiteraard. Ik herinner me nog een vraag ettelijke maanden geleden toen we SIMON denk ik, besproken hebben, en dat jullie het erover eens waren dat je niet heel SIMON nodig hebt in het secundair onderwijs, maar dat de eerste drie modules zeer interessant zijn om jongeren toe te laten zich goed te oriënteren. Het is niet de bedoeling om heel die test binnen te brengen maar wel stukjes daarvan.
Ik kom tot de ‘biosketch’ die zou worden ingevoerd bij sollicitaties en promoties van academici. Leuven wil dat vanaf volgend academiejaar invoeren. Het is een soort essay over het belang van hun werk, waarin ze hun belangrijkste realisaties kunnen toelichten. Ik kan verstaan dat men dat een meer genuanceerde manier vindt dan het louter tellen van publicaties en citaties. Ik denk ook niet dat het zo nieuw is om bij sollicitaties enige toelichting te vragen bij de kwaliteiten en verwezenlijkingen van de kandidaten. Zoiets kan een positieve impact hebben op hoe er met de publicatiedruk wordt omgegaan en hoe publicaties meetellen voor het interne personeelsbeleid.
De VLIR heeft hierover nog geen standpunt ingenomen. Dat is ook niet echt nodig omdat het hier gaat over het interne beleid binnen een universiteit. Ik vind het wel interessant dat de universiteiten dit onderling gaan bespreken en via deze weg naar manieren zoeken om met het gegeven van publicatiedruk om te gaan. Afschaffen is nagenoeg onmogelijk, omdat publicaties en citaties belangrijke parameters zijn binnen de academische wereld. Dat is in de internationale context nog veel meer het geval dan louter binnen ons eigen financieringsmechanisme, waarvoor Onderwijs voor de enveloppeverdeling trouwens de BOF-sleutel (Bijzonder Onderzoeksfonds) overneemt. De universiteiten zelf hebben mij ook nog geen alternatieven aangereikt, maar ik heb wel op de laatste vergadering gemeld dat ik open sta om dit te bekijken.
Collega Daniëls, u hebt een aanvullende vraag gesteld over de rationalisatie- en de financieringstechnieken. Je moet natuurlijk zorgen dat je in de financiering wie rationaliseert niet net straft. Het wordt mee in het oog gehouden. Het zit mee in het pakket waar de heren Oosterlinck en Claes nu rond aan het werken zijn. Ik zie hen trouwens binnen twee weken bij mij op het kabinet om verslag uit te brengen van waar zij staan.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitvoerig antwoord. Ik heb de vraag over de ‘biosketch’ gesteld omdat ik de indruk kreeg dat het een beetje ‘catchy’ klonk, maar ik was niet meteen overtuigd van de grote omslag in de problemen die onderzoekers ervaren. Het probleem is dat er, zeker aan grote universiteiten, heel veel doctorandi zijn, en die hopen allemaal te kunnen blijven. Ze lijden al onder een publicatiedruk die niet meer gezond is. Het idee klinkt goed, maar hoe ga je ermee om? Wordt het niet nog omslachtiger? Is het een oplossing? Dat wilde ik even ter sprake brengen.
Wat de oriëntering betreft, denk ik dat het goed is dat er stappen vooruit worden gezet in die test. Dat is nodig. U weet dat ik een voorstander ben van de SIMON-test, onder andere omdat die geen verschil maakt tussen leerlingen met een hogere of lagere socio-economische status. Dat is nu eens een test die geen nefast sociaal neveneffect heeft. Ik denk dat die eerste modules daarvan zeker bruikbaar zijn. Ik ben blij met het nieuws dat u brengt dat de zaak vooruit gaat.
Wat de rationalisatie betreft, is er een interessante masterproof van mevrouw Els Titeca die die rationalisatie onder de loep heeft genomen en een aantal bedenkingen meegaf en ook een aantal suggesties deed. Ik vroeg me af in hoeverre u dat onderzoek bekend is en in hoeverre u een aantal van die suggesties kunt meenemen, bijvoorbeeld duidelijkheid scheppen over de afstudeerrichtingen, over de inhoud ervan en op de SID-in-beurzen een bepaalde aanpak te hanteren en een aantal zaken te realiseren met internationale experten en dergelijke meer. Het ziet er zeer interessant uit wat zij voorstelt.
Nu denk ik wel dat we voorzichtig moeten zijn in die rationalisatie. Ik ben er ook voor bevreesd dat er studierichtingen zouden sneuvelen die wel een meerwaarde hebben. Dan heb ik het niet over de opleiding tot wellnesscoach, want dat vind ik eerlijk gezegd zijn geld niet waard, het spijt me zeer. U hebt terecht met enige ironie aangehaald dat dat niet meteen een knelpuntberoep is. Wat ik het meest storend vind aan dergelijke opleidingen is dat je een jongere de illusie geeft dat die een diploma zal behalen dat kansen biedt op een toekomst op de arbeidsmarkt, maar dat is niet zo. Ik vind dat dus een vorm van wat we in West-Vlaanderen boerenbedrog noemen. Daar heb ik het een beetje moeilijk mee. Dergelijke afstudeerrichtingen mogen er voor mijn part uit. Het is niet de eerste keer dat ik zeg dat die afstudeerrichtingen er komen door het mercantiele aspect van de organisatie van bepaalde hogescholen. En dat mercantiele aspect vloeit voort uit het Financieringsdecreet, dat weten wij allemaal. Het is dus belangrijk dat die hogescholen onder elkaar zeer goede afspraken maken en dat opleidingen zoals de menopauzeconsulent en de wellnesscoach... (Gelach)
Deze week heb ik vernomen dat een hogeschool de menopauzeconsulent als afstudeerrichting aanbiedt, terwijl het mijn overtuiging is dat wanneer het over uw wellness gaat, het over uw lichaam gaat en over uw gezondheid. Dan zijn er niet zo veel goede adressen. Een ervan is uw arts, en al de rest is voor mij eigenlijk gebakken lucht.
Dat waren mijn laatste bekommernissen. Mijn enige bijkomende vraag betrof de suggesties die door een onderzoeker aangebracht werden in het kader van de rationalisatie.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik wil nog even terugkomen op de mate van verwevenheid. Dat is iets dat in het rapport-Soete in 2008 al naar voren kwam. De masterproof die collega Brusseel heeft geciteerd, is een goed werkstuk waar een aantal visies inzitten van mensen die ze heeft gesproken. Bij een aantal van die visies maak ik me wat zorgen, want die geven uiting aan de idee dat er niet veel moet veranderen. We moeten ook objectiveren. Dat was de sterkte van het rapport-Soete.
In het kader van rationaliseren heeft onze partij er al lang voor gepleit dat we moeten gaan voor speerpunten in de instellingen. Op dit moment willen alle instellingen alles aanbieden, ook als ze er niet in slagen om genoeg kritische massa te verwerven. Op dat vlak moet het beleid durven te zeggen dat, als ze er niet in slagen om tot speerpunten te komen – ik geef ze het voordeel van de twijfel, minister en collega’s – we ze dan een beetje moeten helpen. Want het gevolg van niet te komen tot speerpunten is, ten eerste, dat ze zich in een zeer moeilijk financieel kader wringen, want alles aanbieden, geeft moeilijkheden, en ten tweede, dat we de illusie zouden hebben dat een prof zich in een bepaald domein alle specialismen eigen zou kunnen maken en er ook nog eens in zou kunnen specialiseren, wat net is wat in de instellingen voor hoger onderwijs en in wetenschapsontwikkeling net niet het geval is. Wat denkt u van die speerpunten en over de visie dat alles overal moet kunnen? Hoe denkt u die verwevenheid daarin te kunnen brengen?
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik ben blij dat u bevestigt dat het moratorium geen goede maatregel is en u dat niet automatisch zult verlengen. Ik ben ook blij met uw opmerking over voldoende transparantie. We zien opleidingen die eenzelfde naam hebben maar een andere inhoud, of omgekeerd. Daar zou een rationalisatieoefening al heel veel helpen. Het is natuurlijk in de eerste plaats aan de instellingen zelf om afspraken te maken. Maar het gaat niet alleen over afspraken maken, die afspraken moeten natuurlijk ook worden uitgevoerd.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Ondertussen, sinds juli 2015, is er ook een advies van de Vlor. In de conclusie staat dat de raad overtuigd is dat voor een echte rationalisatie- en optimalisatieoefening in de nodige ondersteunende middelen moet worden voorzien. Wordt in die middelen voorzien? Ik vermoed dat er over twee weken meer nieuws zal zijn over dit dossier.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, het is fascinerend om eens door alle mogelijke afstudeerrichtingen te gaan. Wij hebben trouwens opgemerkt dat de menopauzeconsulent een postgraduaat is. Het is wel West-Vlaanderen dat een beetje wordt geviseerd want dat wordt aangeboden in VIVES. (Opmerkingen van Ann Brusseel)
Ik ben nu eventjes van mijn melk want ik wist niet dat u van West-Vlaanderen bent.
De thesis werd gelezen op ons kabinet. Er staan heel waardevolle dingen in waarmee rekening kan worden gehouden.
Mijnheer Daniëls, de verwevenheid is inherent aan wat wij nu willen doen. Hetzelfde geldt voor de speerpunten. Ik zei net voor uw betoog dat ik het niet evident vind dat iedereen alles wil aanbieden. Dat kan ook niet. Ik weet dat Leuven een beetje verveeld was met het feit dat Hasselt nu de opleiding handelswetenschappen heeft terwijl vroeger alle Limburgers handelswetenschappen kwamen volgen in Brussel of Leuven, op een van die twee campussen. Ik begrijp dat dat wat vervelend is. We moeten goed afspreken hoe we dat gebiedsdekkend en proper kunnen organiseren.
Mijnheer Daniëls, wat betreft die speerpunten, is dat zeker oké. Maar speerpunten heb je ook in onderzoek. Ik zie ook dat regio’s hun speerpunten voor het onderzoek duidelijk formuleren. West-Vlaanderen heeft dat gedaan voor de volgende jaren. Het is belangrijk dat dat wordt gehonoreerd. Daarop kun je je opleidingsclusters enten. Dat is de logica zelf. Dat is de goede manier van werken.
Ik zal rekening houden met alle andere interessante opmerkingen. Ik had het wat lastig met de ‘mercantiele geest’. Ik kan u alle aanvragen bezorgen. Ik vond het interessant om te zien hoeveel aanvragen er door wie zijn gedaan, wat we hebben gehonoreerd en wat niet in de voorbije jaren. Het gaat om alle provincies. West-Vlaanderen heeft geen grote universiteit. Zowel Gent als Leuven heeft een grote vestigingspoot in West-Vlaanderen, maar het is logisch dat men daar wat opleidingen wil ontwikkelen. Hetzelfde met de hogescholen, trouwens. Die zijn daar ook in volle ontwikkeling. Ik weet niet of dat zoveel te maken heeft met een mercantiele geest. Die zit globaal, overal in Vlaanderen. Maar ze zijn wel creatief, en ik stel een zekere neiging vast om toch maar die ene unieke opleiding te hebben die niemand anders heeft. Tegelijkertijd wil men zoveel mogelijk opleidingen die ook anderen hebben organiseren. Het is een fascinerende evolutie.
Wat mij zorgen baart, en wat nog door niemand werd opgemerkt, is dat we duidelijk moeten zijn over de finaliteit van een opleiding. Ik begin nu brieven te krijgen van mensen die mij zeggen dat hun dochter of zoon die bepaalde studierichting doet in het hoger onderwijs, dat ze dachten dat dat er zou uitkomen, maar dat nu blijkt dat ze bepaalde handelingen niet mogen stellen waarvan zij dachten dat ze die wel zouden mogen stellen. Dat is natuurlijk het nadeel van het steeds nieuwe namen of labels plakken op bepaalde opleidingen. Het is voor het eerst dat ik dergelijke brieven heb ontvangen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, dat is precies mijn zorg: dat men mensen met de illusie opzadelt dat ze een aantal zaken zullen kunnen. Ik heb al ouders gehoord die zeggen: “Mijn dochter gaat voor diplomaat” en dan blijkt die richting ‘assistent in de diplomatie’ of iets dergelijks te zijn genoemd. Het gaat dan om iets wat helemaal niet zo moeilijk is, terwijl het diplomatiek examen toch wel behoorlijk moeilijk en van een heel andere orde is. Dat zijn zaken die ik vanuit menselijk oogpunt niet kan appreciëren.
U moet de opmerking over de mercantiele geest absoluut niet betrekken op West-Vlaanderen. Ik zie daar inderdaad creativiteit. Maar ik denk dat dit een gevolg is van het Financieringsdecreet. Men probeert in de eigen instelling zoveel mogelijk aan te bieden om zoveel mogelijk studenten aan te trekken en te groeien. Dat is de logica.
Mijnheer Daniëls, wat betreft het streven naar transparantie zitten wij absoluut op één lijn. Ook de kwaliteit van het onderwijs moet het uitgangspunt zijn. Wat bepaalde studierichtingen betreft, is het interessant om naar de visitatierapporten te kijken. Daar blijf ik bij. Dan kun je niet zomaar stellen dat er slechts twee instellingen in het land de top zijn. Absoluut niet. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
Minister, ik ben heel tevreden dat u dat hebt benadrukt.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u het belang erkent van de verwevenheid en van de speerpunten. Ik hoop dat wij deze twee zaken zullen terugvinden in de adviezen die we daarover zullen krijgen.
Wat betreft de opleidingen die tot iets of tot niets zullen leiden, vrees ik dat we er nog wel een aantal kunnen opsommen. Zo was de bachelor Pedagogiek van het jonge kind er voordat er een beroep was. Nu heeft Kind en Gezin daar wel degelijk een aantal beroepen aan gekoppeld. Maar ik vraag me af of er toekomstige leraars in die opleidingen zitten. De aantallen die we nodig zullen hebben die die studierichting volgen, zullen niet zo groot zijn. Ik wil daar toch tot enige terughoudendheid oproepen. U zei daarnet dat dat moratorium geen goede maatregel is. Ik ben het ermee eens dat een jarenlang totaal moratorium geen goede maatregel is. Maar de tijdelijke moratoria zijn nodig om iedereen tot de orde te roepen. Ik denk ook dat we in de volgende, toekomstige macrodoelmatigheden echt kritisch moeten zijn en dat we moeten proberen om allerlei andere argumenten of invalshoeken niet te laten spelen. We zullen moeten bekijken wat er nu in de wetenschapstak enerzijds en in de maatschappij anderzijds effectief nodig is. Dat speelt zich natuurlijk op regeringsniveau af.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.