Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, deze vraag om uitleg is het gevolg van een schriftelijke vraag die ik u net voor de zomer stelde, omdat gebleken was dat in 2014 relatief weinig bedrijven een REG-premie (rationeel energiegebruik) aanvroegen. Die REG-premies blijven misschien wat onderbelicht in vergelijking met de premies voor energiebesparende maatregelen in woningen, die iedereen kent. Ook voor bedrijven zijn er dus heel wat REG-premies voorhanden.
In totaal werd er voor 4,2 miljoen euro aan premies uitbetaald. Dat is ongeveer evenveel als in 2012 en 2013. Alleen lag het aantal dossiers lager, zodat het gemiddeld bedrag van de premie iets hoger lag dan in 2012-2013. Voor 2014 kwam dit bedrag neer op 2705 euro per dossier. Blijkbaar zijn de uitgevoerde werken iets omvangrijker geworden.
De sterk dalende trend in het aantal aanvragen geeft aan dat het stimulerende effect van de premies een beetje uitgewerkt lijkt te zijn, of dat er een probleem is met de bekendheid. Het bevestigt ook opnieuw dat bij niet-energie-intensieve bedrijven energie-efficiëntie helemaal niet boven aan het prioriteitenlijstje staat. Energie is voor deze bedrijven geen grondstofkost waardoor de energiefactuur blijkbaar zonder veel aandacht of vragen wordt betaald. En bedrijven waar werknemers eventueel toch eens nadenken over energiebesparende voorstellen, houden die meestal tegen omdat de terugverdientijd voor de investeringen te lang is. Het is nochtans belangrijk om deze trend te keren en meer bedrijven aan te zetten tot energie-efficiëntie. Al deze bedrijven samen kunnen immers een grote bijdrage leveren aan de verbetering van de energie-efficiëntie van Vlaanderen en aan de Vlaamse klimaatdoelstellingen. Daarenboven, en zeker niet minder belangrijk, een verbetering van de energie-efficiëntie zorgt voor een daling van de energiefactuur van de bedrijven, en dat maakt dan weer middelen vrij die het bedrijf in zijn corebusiness kan investeren.
U hebt al initiatieven in de pijplijn zitten, minister. Ik denk dan aan de oprichting van het ESCO-fonds (energy service company) binnen de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV) en de mini-EBO (energiebeleidsovereenkomst), die misschien eind dit jaar wordt geconcretiseerd. Uiteraard zou het goed zijn het systeem van de REG-premies te hervormen in lijn van wat u van plan bent in het kader van het Renovatiepact en de REG-premies voor gezinnen.
Minister, hoe zult u de afname van het aantal aanvragen van REG-premies door bedrijven opvangen? Zult u deze premies meer onder de aandacht brengen? Welke concrete plannen hebt u daarvoor? Welke maatregelen zijn volgens u nodig om de investeringen in energie-efficiëntie en de daaruit volgende premieaanvragen te laten toenemen? Premieaanvragen zijn natuurlijk geen doel op zich, wel de verhoging van de energie-efficiëntie van de bedrijven. Hoever staat de met de oprichting van het ESCO-fonds binnen PMV en wat is de verdere planning? Hebt u al zicht op eventuele proefprojecten die het ESCO-fonds kan financieren? Is er al voorbereidend werk geleverd voor de mini-EBO en kunt u daarbij al enige toelichting geven?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Op basis van de evolutie van het aantal uitbetaalde niet-huishoudelijke premiedossiers, zouden we inderdaad kunnen concluderen dat de investeringsbereidheid in energiebesparende maatregelen in 2014 een stuk lager lag dan de voorgaande jaren. Er is nog niet onderzocht welke redenen achter deze daling zitten. Mogelijk zijn de beperkte steunbedragen een reden en vinden de bedrijven het niet de moeite om hiervoor een premieaanvraag in te dienen. Eventueel moeten we het bestaan van deze premies beter bekendmaken. Ik heb echter ook kunnen vaststellen dat in het eerste semester van 2015 het aantal premies voor isolatieacties, met uitzondering van glasvervanging, een verbetering vertoont. Het aantal grotere investeringssteundossiers van Elia was over de afgelopen drie jaar, 2012-2014, wel nog toegenomen, evenals het aantal dossiers voor een premie na audit. Voor deze investeringen stellen we in het eerste semester 2015 een zekere terugval vast. Bedrijven bleken in de periode 2012-2014 dus minder geïnteresseerd in de energiepremies voor isolatiemaatregelen, maar meer in de premies voor andere maatregelen.
Wat toegekende steun betreft, is het belangrijk op te merken dat de maximumpremies voor isolatieacties voor facturen vanaf 2014 werden geschrapt. Daardoor wordt nu voor de volledige geïsoleerde oppervlakte een premie toegekend, terwijl de premie vroeger werd afgetopt. Dat heeft een belangrijke impact op de bestede budgetten. Op basis van de gegevens die het VEA haalt uit de behandelde aanvragen voor verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen, kan niet worden geconcludeerd dat de investeringsbereidheid over de laatste drie jaar sterk is verminderd. De goedgekeurde REG-investeringen voor verhoogde investeringsaftrek bedroegen in 2012 268 miljoen euro. Dat bedrag daalde in 2013 naar 174 miljoen euro maar steeg in 2014 opnieuw tot 247 miljoen euro.
Het Vlaams Energieagentschap liet daarnaast voor het vijfde jaar op rij een marktonderzoek uitvoeren bij duizend bedrijven. De investeringsbereidheid, vertaald in toekomstplannen voor de komende drie jaar, bleef over de jaren heen redelijk stabiel. Bedrijven plannen vooral investeringen in energiezuinige verlichting, verwarming en hernieuwbare energie, gevolgd door dakisolatie of muurisolatie en beglazing. Ongeveer 30 procent geeft aan geen plannen te hebben voor de komende drie jaar. Bij deze laatste groep werd ook gepeild naar welke ondersteuning ze nodig hebben om dat alsnog te doen. Hierbij geeft iets meer dan de helft van de bedrijven aan vooral nood te hebben aan goed advies inzake de besparingsmogelijkheden, 45 procent aan financiële ondersteuning in de vorm van premies, 32 procent aan ontzorging en 25 procent aan prefinanciering. Opvallend is ook dat een op vier bedrijven toegeeft op geen enkele manier te motiveren te zijn om investeringen te doen. Dat is bijzonder veel.
Ik zal op zoek blijven gaan naar manieren die ondernemingen aanzetten om verder te investeren in energiebesparende maatregelen. In 2016 zal de haalbaarheid van de uitwerking van een mini-EBO voor kmo’s worden onderzocht. Om de uitvoering van de gedetecteerde energiebesparende investeringen, in het bijzonder bij kmo’s, te faciliteren, heeft de Vlaamse Regering beslist PMV de haalbaarheid van de oprichting van een ESCO-fonds te laten onderzoeken. Dit ESCO-fonds zal de kredietverstrekking van de ESCO-projecten moeten overnemen. Het ESCO-fonds moet opereren met een lichte structuur en binnen een ESR-neutraal (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen) kader. De uitgaven, inclusief beheerskosten, moeten worden gedragen door eigen ontvangsten. Eind 2015 zal PMV haar uitgewerkt voorstel voor een ESCO-fonds voorleggen. In 2016 zullen proefprojecten in het kader van het ESCO-fonds worden opgestart.
Samenvattend kunnen we op basis van het onderzoek zeggen dat meer dan de helft van de bedrijven nood heeft aan goed advies en dat nood aan premies pas op de tweede plaats komt, 32 procent weet niet hoe eraan te beginnen en wil hulp, 25 procent heeft nood aan prefinanciering, en een op de vier bedrijven zegt niet te motiveren te zijn.
Dus ik weet niet of uw analyse dat het voor een stuk te maken heeft met een factuur die betaald wordt, wel juist is. Nochtans denk ik dat er nog heel veel energie-efficiëntie is bij bedrijven. Ik merk ook bij al mijn gesprekken dat wanneer de terugverdientijd langer is dan twee jaar, want die is voor sommige investeringen drie tot vijf jaar, het bedrijfseconomisch geen prioriteit is. Dat leidt ertoe dat alleen gegaan wordt voor de echte absolute quick wins, zoals verlichting die op twee jaar effectief terugverdiend wordt, en de andere zaken nagelaten worden.
Het is dus een blijvende zoektocht, die geen rechte lijn volgt van punt a naar punt b. Ik denk dat de bezorgdheid over energie drie jaar geleden veel groter was dan vandaag. Dat heeft grotendeels te maken met het feit dat de commodityprijzen op dit moment op de internationale markten vrij laag zijn door de schaliegasontwikkeling in de Verenigde Staten, en de reactie daarop van de OPEC-landen om ook de prijzen te doen dalen, wat de terugverdientijden langer maakt. Dat helpt de klimaatzaak uiteraard niet vooruit. We moeten dus pistes blijven zoeken. Ik geef het zeker niet op, maar we moeten meer ‘top of mind’ geraken bij bedrijven om daarin effectief te investeren, bedrijven bij wie het een onderdeel is van een missionstatement. Ze doen het heel intensief en zijn absolute voortrekkers. Bij veel andere bedrijven is het gewoon een factuur die binnenkomt en betaald wordt.
Met het ESCO-fonds hoop ik dat we die ontzorging kunnen bieden en voor een stuk ook de prefinanciering. Maar dan zullen we nog extra maatregelen moeten nemen. Alle ideeën daarvoor zijn meer dan welkom, maar het mini-EBO onderzoeken we in elk geval in 2016.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Bedankt minister, voor dit uitgebreide antwoord. Zeker de gegevens uit de enquête geven nog eens een beeld van de wijze waarop onze bedrijven op dit moment kijken naar deze problematiek. Er is inderdaad een heel grote discrepantie tussen enerzijds onze wereldkampioenen in energie-efficiëntie bij de energie-intensieve industrie en anderzijds bij het brede veld van vooral iets kleinere bedrijven waarvoor energie helaas nog geen topprioriteit is.
Advies, ontzorging, motivatie, financiering zijn inderdaad de belangrijkste knelpunten die moeten worden aangepakt. Ik denk dat u op het goede spoor zit met bijvoorbeeld PMV en het ESCO-fonds. Ik denk dat het ook belangrijk is om die premies door te lichten met het oog op de terugverdientijden die op bedrijfsniveau gerealiseerd moeten worden. De premies moeten voldoende stevig zijn om ervoor te zorgen dat de terugverdientijd voldoende kort is. Het positieve aan de stijgende elektriciteitstarieven is natuurlijk dat er ook op dat vlak een impact is op de terugverdientijd.
Wat advies, ontzorging en motivatie van kmo’s betreft, denk ik dat de samenwerking die in het verleden al bestond met ondernemersorganisaties, zowel de UNIZO’s en Voka’s van deze wereld als met de sectororganisaties misschien toch nog verder versterkt kan worden om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk bedrijven bereikt worden met het beleid dat u hierrond wil voeren.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Mag ik voor de duidelijkheid nog eens de cijfers horen? Er zijn duizend bedrijven ondervraagd en daarvan doet 30 procent niets. Waarom doen ze niets, wat hebben ze nog te kort? Dan kom ik tot 50 procent prefinanciering, klopt dat?
Er zijn duizend bedrijven. Van die duizend bedrijven zegt 30 procent dat ze geen plannen hebben voor de komende drie jaar. Bij die laatste groep werd dan ook gepeild naar de ondersteuning die ze nodig zouden hebben om hen te overtuigen toch iets te doen. Dan geeft meer dan de helft aan nood te hebben aan goed advies, dat staat dus op nummer één. Dan geeft 45 procent aan nood te hebben aan financiële ondersteuning via premies, 32 procent heeft nood aan ontzorging. Advies en ontzorging samengenomen zijn dus heel belangrijke aspecten. Ten slotte heeft 25 procent nood aan prefinanciering. Dat is natuurlijk geen optelsom, het is niet totaal 100 procent, maar het geeft wel aan dat in de top vijf premies op de tweede plaats staan. De andere zaken zijn: prefinanciering, advies, ontzorging, dat is eigenlijk veel meer omkadering dan een financiële incentive.
We zullen wachten wat de nota omtrent de ESCO voor kmo’s weergeeft. Ik denk dat op basis van deze cijfers ESCO juist geen oplossing is voor kmo’s.
Wel voor de 25 procent prefinanciering.
Dat is het enige. Maar is dat dan met resultaatsverbintenis, ja of neen? Want dat zal de juridische discussie zijn waarom kmo’s instappen in een dergelijk ESCO-fonds of niet. We zullen afwachten met welke voorstellen PMV komt, maar het is inderdaad voor die 25 procent van die 30 procent van de ondervraagden. Dan zal het gaan over de juridische factor. Als aan prefinanciering wordt gedaan zonder resultaatsverbintenis, stappen ze niet in het systeem, en mét resultaatsverbintenis is volgens mij juridisch zeer moeilijk voor kmo’s.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Het zal ongetwijfeld én, én, én moeten zijn: én advies en ontzorging, én prefinanciering én een versterkt premiebeleid, dat alles ondersteund door een goede communicatie. Ik heb het volste vertrouwen dat u erin zult slagen, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.