Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Vandaele heeft het woord.
Wat de problematiek van permanente bewoning in weekendverblijven betreft, biedt de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) de mogelijkheid om via ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) een planologische oplossing te zoeken. Zolang er geen definitieve planologische oplossing komt, kent het decreet ook een tijdelijk woonrecht toen tot 2029 voor mensen die er al langer dan 1 jaar woonden bij de inwerkingtreding van de bepalingen in 2009.
Al in 2010 heeft het Agentschap Inspectie een praktisch draaiboek opgesteld en verspreid om de gemeenten te informeren. Heel wat gemeenten hebben daar echt mee gewerkt en hebben daar de voorbije jaren concreet gevolg aan gegeven. Zij hebben ook komaf gemaakt met een jarenlang gedoogbeleid. Door middel van een ‘stakingsbevel strijdig gebruik’ werd nieuwe permanente bewoning vastgesteld en aangepakt.
Minister, in de omzendbrief van 6 juni 2014 wordt een algemeen afwegingskader voor stakingsbevelen bij gebruik opgemaakt. Recent, in april 2015, hebt u deze omzendbrief strenger gemaakt en het gebruik van dit instrument dus verder beperkt. Sommige gemeenten vragen zich af of en hoe zij in het kader van het voorkomen van nieuwe permanente bewoning in weekendverblijven nog gebruik kunnen maken van het stakingsbevel.
Minister, kunt u bevestigen dat het ook vandaag nog mogelijk is om nieuwe permanente bewoning tegen te gaan via het opleggen van een stakingsbevel bij gebruik, zoals voorzien in het draaiboek?
Zijn de huidige omzendbrieven hierbij volgens u voldoende duidelijk?
De deadline om een planologische oplossing te bieden, was 30 april 2015. Naar aanleiding van vragen van de heren Diependaele en Sintobin stelde u dat er geen probleem is om nog RUP’s op te maken, maar sommige juristen zijn een andere mening toegedaan. Vandaar mijn vraag of u er zeker van bent dat er na 30 april nog RUP’s gemaakt kunnen worden om de problematiek van permanente bewoning in vakantieverblijven op te lossen.
De VCRO bepaalt dat de woongelegenheden die voor april 2015 worden gecreëerd door de RUP’s, niet meetellen in de woonquota. Bent u van mening dat ze wel meetellen in de woonquota als de RUP’s tot stand komen na april 2015?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Ik kan u bevestigen dat om nieuwe bewoning tegen te gaan, het stakingsbevel nog altijd kan worden toegepast en dus onverkort blijft bestaan. Het is een preventief instrument dat niet ter discussie staat.
U verwijst waarschijnlijk naar het draaiboek Handhaving Permanente Bewoning van het Agentschap Inspectie Ruimtelijke Ordening. Daar zitten een aantal praktische handleidingen in over het vermijden van nieuwe permanente bewoning. Dat is immers wat we moeten doen, het is beter om te voorkomen.
Er was een eerste versie in 2010. Toen werd het instrument ‘stakingsbevel’ enkel ingezet in de preventieve fase. Bij bestaande permanente bewoning werd de herstelvordering tot staking van het strijdig gebruik naar voren geschoven. Er was dus een verschil tussen het preventieve en een bestaande inbreuk.
Er kwam een wijziging in 2012. Het stakingsbevel bij gebruik werd toen ook in de curatieve fase ingezet. Dat gold dus ook voor bewoners die al lang permanent in een weekendverblijf wonen maar niet beschikken over een woonrecht. Dat gaf aanleiding tot heel wat discussies, betwistingen en procedures, en finaal tot cassatiearresten, die de toepassing van het instrument in die fase niet volgden. Er was dus wat onduidelijkheid op het terrein, met heel uiteenlopende interpretaties en implementaties, wat de rechtszekerheid niet ten goede komt.
Dus werd er inderdaad beslist om een omzendbrief te maken: de omzendbrief van 6 juni 2014. Dat was net voor het aantreden van de nieuwe Vlaamse Regering. Daarin wordt het preventieve karakter van het instrument bevestigd. Bovendien wordt rechtszekerheid geboden door duidelijke tijdscriteria. Bij strijdigheid met de bestemmingsvoorschriften moet het bestemmingsbevel binnen het jaar vanaf de ingebruikname worden opgelegd. In ruimtelijk kwetsbaar gebied is dit twee jaar. Er is dus een verschil in timing.
Waar de omzendbrief betrekking heeft op het opleggen van het stakingsbevel, is er een omzendbrief in april 2015 om de mogelijke procedures, nadat het is opgelegd, verder af te dwingen met de administratieve geldboete bij doorbreking of gerechtelijke procedure tegen een bekrachtigd bevel. De essentie is dat enkel de procedures die betrekking hebben op een preventief stakingsbevel, kunnen worden voortgezet, maar bij het instrument dat gebruikt werd om bestaande bewoning te staken, wordt die geldboete niet verder ingevorderd. Daarmee houdt deze omzendbrief geen verstrenging in of een verdere beperking van het gebruik van het instrument.
Mijnheer Vandaele, ik denk dat de omzendbrieven voldoende duidelijk zijn. Tenzij u andere aanwijzingen hebt? Het is natuurlijk een technische en juridische materie. We moeten wel duidelijk stellen dat ze geen totaalbeeld geven van de mogelijkheden die de handhavingsinstrumenten bieden bij de aanpak van permanente bewoning.
Ik heb gevraagd aan het agentschap Inspectie RWO om een volledig draaiboek te maken en op een website te zetten. Een buitenstaander die informatie wil, ziet daar de volledige context en niet enkel die omzendbrief, die meer bedoeld is voor de technici, om toe te passen op het terrein.
In afwachting van deze website – en dat zal even duren – kunnen de gemeenten voor alle informatie terecht bij de gewestelijke stedenbouwkundige inspecteur, die in de provincies zit. Hij kan bij twijfel uitsluitsel geven.
Wat is nu de deadline om planologische oplossingen te bieden? Artikel 5, punt 4, punt 2, van de Vlaamse Codex ontneemt de provincies of gemeenten hun planningsbevoegdheid niet. Aan het verstrijken van de datum, vermeld in het eerste lid, wordt enkel het gevolg gekoppeld dat ook in dat artikel is vervat, namelijk dat de initiatieven tot nader order moeten worden verrekend in de woonquota. Je kunt dus nog initiatieven nemen, maar je moet ze verrekenen in de woonquota, en dat maakt het niet evident. Naar aanleiding van een aantal eerdere vragen om uitleg, onder andere van de heer Ward Kennes, heb ik geantwoord dat ik de decretale bepaling niet wil wijzigen en de deadline niet wil verschuiven. Ik wil dat niet omdat we al heel wat tijd hebben gegeven. We kunnen blijven schuiven. Het is jammer dat men nog niet overal klaar is. Aangezien de betrokken decretale bepalingen niet wijzigen, geldt ook het tweede lid ervan, waardoor de woongelegenheden die er in de RUP’s bij komen na april 2015 wel degelijk meetellen in de gemeentelijke woonquota.
Dit betekent niet dat we niets gaan doen en het niet zullen bekijken. Ik heb toen ook verwezen naar het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen. We hebben de ambitie om in dat kader te kijken of we geen totale oplossing moeten vinden die geldt voor alle woonquota. Het lijkt ons beter om daarin daarmee rekening te houden in plaats van de deadline te verschuiven en weer wat meer tijd te geven. Dat is de oplossing waarnaar wij op dit moment zoeken.
De heer Vandaele heeft het woord.
Voorzitter, dat is een duidelijk antwoord. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.