Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer De Croo heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de distelbestrijding is een probleem aan het worden in Vlaanderen. U weet dat het een oud zeer is. Er zijn twee tegenstrijdige polen: de landbouw en de natuur. Ze zouden volgens mij in overeenstemming moeten worden gebracht.
We weten ook dat er hierover besluiten bestaan. Sommige rechtbanken zouden hebben besloten dat Vlaanderen niet langer bevoegd is bij gebrek aan wetgeving. Quod non, op basis van het KB van 19 november 1987 bestaat er een bestrijdingsplicht voor ten minste vier distelsoorten. Die werd nog wat verfijnd met de beslissingen juni 2012. De bestrijdingsplicht bestaat, is gestoffeerd en moet worden uitgevoerd.
Helaas ziet men dat dit is toevertrouwd aan wie de voogdij, de eigendom of de benuttiging heeft van de landerijen of van de gronden of van de bermen waar de distels zich, in het bijzonder tijdens dit seizoen, hebben ontwikkeld. Men geeft aan de gouverneur de bevoegdheid om de distelbestrijding hard te maken. Sommige gouverneurs doen dat, andere niet. Bij het gebrek aan het bestrijden van die plaag – want dat is het, gelooft u me vrij – is het de verantwoordelijkheid van de burgemeester om op te treden. Als u via google zoekt naar ‘distelbestrijding’ zult u zien dat sommige steden dat doen, andere niet.
Kortom, er zijn problemen en frustraties, in het bijzonder in de landbouwsector. Vertegenwoordigers van natuurgebieden zeggen dat zij goede distels hebben, maar de landbouwers niet. We kennen die story. Boeren of landbouwers met akkers op verschillende gemeenten zijn aan verschillende reglementen onderworpen. Kortom, we moeten maatregelen nemen.
Ik herhaal dat er een bevoegdheid is, en indien nodig zal ik straks uitleggen hoe die in elkaar zit. Er is onhebbelijkheid, er is spanning tussen degenen die geen distels willen bestrijden en degenen die ze moeten bestrijden. Wanneer de gemeenten het doen en de factuur sturen naar de eigenaars, het weze een natuurvereniging, het weze een andere eigenaar, dan krijgen ze geen betaling. Dat brengt met zich mee dat ze geen tweede keer een factuur opmaken. De distels zijn weelderig aan het tieren, dat kan ik u verzekeren. De zogenaamde beperkte uitzaaiing van distels is met warme temperaturen en met in de lucht het behoud van het zaad van distels, een echte plaag. Als we niet optreden, minister, zal Vlaanderen over twee à drie jaar vergeven zijn van de schadelijke distels.
Zie daar de essentiële inhoud van mijn vraag, die u ook in mijn nota vindt.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer De Croo, u gaf zelf al aan dat er een discussie is. Die is al jaren aan de gang. Er is een KB, maar aan de andere kant zijn er, ook vanuit landbouw, inzichten. Er is inderdaad heel wat discussie over.
Er werd ook een werkgroep opgericht om de bevoegdheidsproblematiek, federaal/Vlaams, uit te klaren. In die werkgroep heeft men geconcludeerd over de bestrijding van de akkerdistel, de speerdistel, de kale jonker en de kruldistel, dat als die op en rond landbouwpercelen aanwezig zijn, dat een sanitair probleem is, en dus een federale materie. Als die distels echter beslissen om in de natuur of in openbaar groen te groeien, dan vormen ze een milieuprobleem en zijn ze een gewestelijke materie.
In lijn met deze afspraken heeft de federale overheid het KB gewijzigd en gesteld dat het voor bepaalde soorten een gewestelijke bevoegdheid is. Andere distels blijven een oorspronkelijke bevoegdheid.
De bestrijding van akkerdistels is in uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) ook opgenomen onder de randvoorwaarden. Dat zijn eisen die worden opgelegd aan landbouwers. Als zij steun willen ontvangen, moeten ze aan die voorwaarden voldoen. In dat verband moet de landbouwer om de overwoekering tegen te gaan, de bloei, de zaadvorming en de uitzaaiing van de akkerdistel voorkomen. Door het overwoekerend karakter vormt deze immers een bedreiging voor goede landbouw- en milieucondities. Hij heeft eraan voldaan wanneer er geen akkerdistelhaarden voorkomen.
Dat was vroeger geregeld in het ministerieel besluit van 25 juni 2012. Het besluit staat helemaal los van het federale KB, maar gaf uitvoering aan het besluit van de Vlaamse Regering tot instelling van bedrijfstoeslag, dus de steunvoorwaarden voor landbouwers. Het is opgeheven bij ministerieel besluit in januari. Dat heeft te maken met het feit dat de steunmaatregelen van het GLB voor de landbouwers zijn gewijzigd, wat de rechtstreekse bepalingen betreft. Maar wat erin stond over de akkerdistels, is mee overgenomen in het ministerieel besluit. Het is dus niet afgeschaft. Op die manier is uw bezorgdheid weggenomen, denk ik.
Minister, ik vermoed dat de gouverneurs van de provincies in Vlaanderen juridische diensten hebben die op iets trekken en dat zij besluiten nemen die correct zijn. Ik lees één artikel voor uit het besluit van de gouverneur van Antwerpen, van 13 april 2015: “Artikel 1. De eigenaars, huurders, bezetters of uitbaters van cultuurgronden, braakliggende gronden, bossen of wouden, en allen die op hun eigendom of op het door hen gebruikte terrein, schadelijke distels vaststellen, dienen de bloei, alsmede de zaadvorming en de uitzaaiing ervan efficiënt te bestrijden. Deze verplichting geldt zowel voor publieke als privaatrechtelijke personen.” Ik kan u dat geven, als u wilt.
Ik heb ook een brief van Jan Briers, u wellicht goed bekend, de gouverneur van Oost-Vlaanderen. Hij stelt: “De provinciale dienst Landbouw en Platteland bevestigt dat zolang het KB van 19 november 1987 niet is vernietigd of gewijzigd, het besluit van toepassing is. De gouverneurs beschikken dus nog steeds over de bevoegdheid om dergelijk besluit uit te vaardigen, indien zij dit nodig zouden achten.” Dat is een brief van 11 augustus 2015.
De distelbestrijdingsplicht in de omstandigheden die u beschrijft, bestaat, maar wordt helaas door een aantal verantwoordelijken niet toegepast. Wanneer de gemeente optreedt in de plaats van degene die de distels niet bestrijdt en de factuur stuurt naar wie het had moeten doen, wordt zij niet betaald. Ik vermoed dat binnenkort op een gepaste wijze moet worden opgetreden, anders gaan wij, en ik herhaal mijn woorden, naar een ‘distelvergeving’ van Vlaanderen.
Mijnheer De Croo, het federale KB blijft bestaan, maar belangrijk is dat het GLB ook van toepassing is op Natuurpunt, voor de percelen in hun eigendom waarvoor ze steun krijgen uit het GLB. Het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Het federale KB is inderdaad nog van toepassing. Het GLB legt die verplichting ook op. Beide bestaan naast elkaar. Ik bekijk de brieven eens. Mochten er effectief problemen zijn, zullen wij dat uitklaren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.