Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Lieten heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik weet dat dit thema ook u na aan het hart ligt, want u hebt er in uw beleidsverklaring een aantal dingen over geschreven. De feiten geven aan dat het heel moeilijk is om de trend te volgen van de ouderen die aangeven dat ze heel graag langer thuis willen blijven wonen. Om dat te kunnen doen, moeten de woningen natuurlijk aangepast zijn. Dat is eigenlijk niet het geval bij de sociale woningen, want tot op heden is ongeveer 1,8 procent aangepast. Dat is ook niet het geval in de private woningen. Ook daar blijven mensen vaak in een huis wonen dat niet is aangepast. Vaak zijn ze eigenaar, of huren ze, maar zijn ze wegens hun leeftijd niet meer geneigd om snel te investeren in hun huis.
We zitten dus met een uitdaging. De ouderen willen zelf zo lang mogelijk in hun eigen huis blijven wonen. Dat is belangrijk voor hun eigen geluk en gezondheid, maar ook voor de betaalbaarheid van onze zorg. Maar we zitten wel met onaangepaste woningen.
Ook de vorige Vlaamse Regering heeft daarrond gewerkt. Toenmalig minister Van den Bossche heeft er toen samen met minister Vandeurzen een beleidsnota over geschreven. Mevrouw Van den Bossche heeft toen ook aan de sociale huisvestingsmaatschappijen gevraagd om errond te werken. Ze heeft ze eigenlijk opgelegd om er 100 miljoen euro per jaar aan te besteden en in te investeren.
Ik heb gelezen dat u er ook achter staat. Ik wil daarom graag het volgende weten. Van het beleidskader en de middelen werd door de vorige Vlaamse Regering een begin gemaakt. Hoe staan we er vandaag voor? Hoever staan we met het budget voor die zogenaamde sociale serviceflats? Is het budget hetzelfde gebleven als destijds? Zult u het beleid voortzetten? Hoeveel projecten zitten er in de pijplijn en hoeveel werden er al gerealiseerd?
Misschien hebt u zelf ook nog initiatieven op stapel staan in dat verband, zowel in de publieke als in de private sector om meer aangepaste seniorenwoningen in onze samenleving te krijgen?
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Lieten, in uw vraag staat duidelijk dat maar 1,8 procent van de sociale woningen is aangepast. We moeten hier toch een onderscheid maken tussen iemand die een bepaalde leeftijd heeft bereikt en iemand die een bepaalde verzorging nodig heeft.
Natuurlijk hebben senioren hun plaats in de sociale woningen, en ik kom zo dadelijk nog terug op het project van mijn voorgangster. Maar ik ben van oordeel dat zwaar zorgbehoevende personen thuishoren in een welzijnsinstelling. Het is niet de taak van de sociale huisvesting om die mensen te huisvesten. Niet omdat ze dat niet zouden willen doen, maar doodeenvoudig omdat ze de zorg die die mensen nodig hebben, niet op een ordentelijke manier kunnen geven.
Ik heb dan in verschillende kranten gelezen dat op basis van een enquête die door een collega van ons was afgenomen, 1,8 procent van de sociale woningen niet is aangepast aan senioren.
De titel luidde als volgt: ‘Sociale woning amper aangepast voor de oude dag’. Het is evenwel niet omdat men 65-plusser is dat men per definitie in een rolstoel zit of een lift nodig heeft om in of uit het bad te stappen.
Dit is een vertekend beeld. Als men de enquête erbij neemt en vergelijkt ze met wat ervan in de kranten gemaakt wordt, is er een verschil. Een van de vragen van de enquête is hoeveel woongelegenheden aangepast zijn voor mensen met een fysieke beperking. Dat is iets anders dan een woning voor iemand van een bepaalde leeftijd. 1,8 procent van alle sociale woningen is aangepast aan mensen met een beperking.
De huisvestingsmaatschappij Woonhaven, waarvan ik enige tijd voorzitter ben geweest, heeft niet geantwoord op de enquête. Dat heeft een invloed op de representativiteit ervan, aangezien die huisvestingsmaatschappij de grootste van heel Vlaanderen is. Op mijn vraag hoeveel sociale woningen aangepast zijn voor senioren, blijkt dat het gaat om 2036 van de in totaal 18.000 woningen, zijnde 11 procent. In die woningen werd bijvoorbeeld een leuning aangebracht aan het toilet of de douche, een bredere doorgang gemaakt of stopcontacten hoger geplaatst. Dat zijn alle heel eenvoudige en niet zo dure ingrepen die het mensen op leeftijd gemakkelijker maken er te blijven wonen. In de gebouwen is ook altijd een lift. Bovendien wordt bij dit soort woningen altijd rekening gehouden met nabijgelegen sociale voorzieningen en zorgvoorzieningen. Die woningen worden trouwens niet verhuurd aan andere gezinnen, maar exclusief voorbehouden voor 65-plussers.
Ik heb alle lokale toewijzingsreglementen laten onderzoeken. Daaruit blijkt dat in heel Vlaanderen 13.499 woningen, of 9 procent, voorbehouden zijn voor senioren.
Mevrouw Lieten, u bent niet verantwoordelijk voor de krantenartikels, maar de bewering dat 1,8 procent van alle sociale woningen is aangepast aan senioren, klopt niet. Dat acht ik een heel belangrijke nuance in dit toch wel gevoelig debat.
Ik heb het wat moeilijk met de vaststelling dat de problematiek van Welzijn ietwat wordt doorgeschoven naar Sociale huisvesting. Ik beweer helemaal niet dat er geen samenwerking mag zijn. De projecten Wonen/Welzijn vind ik goed en wat mevrouw Van den Bossche in 2013 heeft opgestart, zullen we voortzetten. Ik herhaal echter dat zwaar zorgbehoevende mensen niet in een sociale woning thuishoren, niet omdat we ze daar niet willen, maar wel omdat ze daar geen aangepaste zorg krijgen. De zorg die ze nodig hebben, is iets helemaal anders dan wat ze krijgen in de assistentiewoningen waarover u het in uw eerste vraag had.
Op 4 oktober 2013 heeft collega Van den Bossche het systeem samen met collega Vandeurzen uitgewerkt. Er was sprake van dat van het budget van Sociale Huisvesting ten minste 100 miljoen euro naar die projecten zou moeten gaan, maar dat bedrag werd nooit in die post op de begroting ingeschreven.
Desalniettemin zijn we nog altijd even ambitieus. Sta me toe in dit verband enkele cijfers te geven. Sindsdien werden twee sociale assistentiewoningen gerealiseerd. Dat is begrijpelijk, want we spreken over een periode van twee jaar. 62 woningen zijn in uitvoering, 55 zijn op korte termijn gepland en nog eens 88 zijn ingeschreven in de meerjarenplanning. Voor het realiseren van die twee woningen had men geen 100 miljoen euro nodig. Dat bedrag is pas nodig als het project echt op kruissnelheid is gekomen. Kortom, het is een goed initiatief, dat we zullen behouden.
Uw tweede vraag had betrekking op maatregelen die ik wil nemen om het privépatrimonium aan te passen aan de noden van senioren. Ik herhaal nogmaals dat het gaat over senioren, en niet over mensen met een fysieke beperking. Iemand van een zekere leeftijd kan minder mobiel zijn, maar dat is niet iemand met een fysieke beperking of een zwaar zorgbehoevende.
De verbeterings- en aanpassingspremie VAP is een goed systeem dat in het verleden uitstekend werd beheerd. Men kan er 50 procent van de facturen indienen, met een maximumpremie van 1250 euro per onderdeel. In 2014 werden 2596 aanpassingspremies verleend voor een bedrag van iets meer dan 3 miljoen euro. Op korte termijn worden geen aanpassingen aan dit systeem aangebracht, want een systeem dat goed werkt, moet niet worden aangepast.
Mevrouw Lieten heeft het woord.
Minister, ik ben blij te vernemen dat u het beleid wenst voort te zetten. Ik ben me ervan bewust dat nog niet alle sociale huisvestingsmaatschappijen hieraan meewerken en dat dit enige tijd vergt. Misschien zou u kunnen nagaan hoe u de sociale huisvestingsmaatschappijen nog beter kunt stimuleren om de woningen aan te passen.
Zoals u immers zelf zegt, het hoeven niet altijd grote kosten te zijn. Het kunnen ook kleine ingrepen zijn die voor veel mensen het leven al wat aangenamer maken.
Minister, ik volg u niet zo als u een rigide onderscheid maakt tussen oudere mensen en mensen met een fysieke handicap. De realiteit waar wij allemaal op een bepaald moment voor staan, is de volgende. Iedereen is natuurlijk zeer zelfvoorzienend wanneer hij 50 is, terwijl de meeste senioren op hun 65 of 70 ook nog heel actief zijn en geen hulp nodig hebben. Vanaf een bepaalde leeftijd – en gelukkig schuift dat steeds meer op in de tijd – begint men echter toch assistentie nodig te hebben om zijn comfortniveau te kunnen behouden. Dat begint klein. In het begin is het zeker en vast nodig om een lift te hebben, is het moeilijker om trappen te doen, heeft men een stok of een rollator nodig om zich te verplaatsen. Langzamerhand gaan fysieke kwaaltjes echter steeds meer doorwegen, heeft men toch een stoeltje nodig in de douche om zich goed te kunnen douchen, kan men niet meer zelfstandig in en uit het bad. Dat is jammer genoeg enigszins het perspectief waar we allemaal op een bepaald moment voor staan.
Het is natuurlijk zo – en daar moet ik mevrouw Schryvers wel een beetje in steunen – dat men met die enquête toch heeft geprobeerd om een en ander te bekijken. Die mensen die nu 65 zijn, die willen natuurlijk het liefst sterven in het huis waarin ze nu wonen. Dat is, denk ik, de wens van iedereen. Jammer genoeg is dat echter niet mogelijk voor iedereen. Hoe sneller men assistentie nodig heeft, hetzij fysiek, hetzij door zorg van andere mensen, hoe sneller men op een bepaald moment moet zoeken naar alternatieven. Ik ben het ermee eens dat, als men zwaar zorgbehoevend is, dat een beslissing is waar ieder individu of diens familie op een bepaald moment voor staat, en dat er dan soms geen andere oplossing is dan inderdaad naar een gespecialiseerde instelling te gaan. Dan moet het zo. Ik denk echter dat iedereen dat meestal doet met lood in de schoenen, en dat men zo lang mogelijk in zijn vertrouwde omgeving blijft wonen. In die zin lijkt het me wel vooruitziend om te bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen daar vanaf een bepaald leeftijd mee bezig zijn. Als het aanbod op de markt groter is, en ook sociale huisvestingsmaatschappijen daar een diverser aanbod voor hebben, dan kunnen ze daar ook in hun toewijzingsbeleid qua woningen al rekening mee beginnen te houden. Als mensen van 65 of iets jonger naar een sociale woning gaan, dan weten we dat dat probleem vermoedelijk over tien jaar rijst, ook al zijn ze vandaag nog kwiek en gezond.
Minister, in die zin zou ik toch niet te rigide omgaan met die scheiding tussen leeftijd en fysieke beperkingen. Ik denk dat dit onvermijdelijk is voor ieder van ons. Het is dus zeker en vast een uitdaging om verder mee om te gaan, zowel wat de sociale huisvesting als wat de particuliere markt betreft. Of men nu iets in eigendom heeft of huurt, die uitdagingen zijn daar ook. Ik ben blij te horen dat u dat beleid wel wenst voort te zetten. Ik wil u motiveren om daar zeker en vast mee door te gaan, op alle manieren: preventief en curatief, maar inderdaad ook met subsidies, zoals u zelf ook zei.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, het zal u niet verwonderen dat ik me in dezen wel een beetje aangesproken voel. Collega Lieten, ik was toch ook wat verwonderd, op de eerste plaats door het feit dat die vraag werd ingediend zonder enige verwijzing. U hebt dat echter daarnet gedaan. De minister heeft er ook naar verwezen.
Minister, mensen zo lang mogelijk in hun eigen woning laten wonen, dat staat uitdrukkelijk in het regeerakkoord, en dat staat ook uitdrukkelijk in de beleidsnota Welzijn. Ik denk dat we daar allemaal achter staan. Daar zijn vanuit diverse beleidsdomeinen ondersteuningsmechanismen voor, die we allemaal, denk ik, ook met veel overtuiging willen inzetten. Ik denk dan bijvoorbeeld aan thuiszorgdiensten en gezinszorg, aan aanvullende thuiszorg. OCMW’s nemen ter zake ook heel veel maatregelen, maar ook het beleidsdomein Wonen. Die aanpassingspremie is er bijvoorbeeld ook.
We interpreteren dat in de eigen woning blijven wonen gelukkig ook steeds ruimer. Dan gaat het niet zozeer over de eigen fysieke woning, maar vooral over het wonen in de eigen buurt, waar men sociale contacten heeft, waar familie woont, waar vrienden wonen en dergelijke meer. Dan heb je natuurlijk een heel segment: van de woning die men bewoont, of dat nu een huurwoning of een woning in eigendom is, tot een meer aangepaste woning, een assistentiewoning, en dan uiteindelijk, voor wie dat nodig heeft, een woonzorgcentrum. Sta me toe te zeggen dat dat laatste alleen is voor zwaar zorgbehoevenden. Minister, ik ga dus toch niet akkoord met uw eerste stelling dat mensen die zorg nodig hebben, in een welzijnsvoorziening thuishoren, want dat is natuurlijk een enorm segment. U bent daar wel mee begonnen. Hopelijk zijn we het er toch over eens dat die woonzorgcentra er alleen zijn voor de mensen die echt zwaar zorgbehoevend zijn.
Dat zo lang mogelijk in de eigen woning of de eigen buurt blijven wonen, geldt natuurlijk ook voor de mensen die een beroep moeten doen op de sociale huisvesting, op een sociale huurwoning. Ik vind het dan van belang dat ze in dezelfde omgeving kunnen blijven wonen. Dat betekent daarom niet dat ze in dezelfde huurwoning of hetzelfde appartement moeten kunnen blijven wonen. In de sociale huursector moet er dus ook een aanbod zijn in de eigen buurt waarnaar men kan verhuizen als dat nodig is. Dat hoeft zelfs geen oudere te zijn. Dat kan gaan om mensen die dat nodig hebben door hun ouderdom. Dat kan bijvoorbeeld gaan om mensen die dat nodig hebben wegens een ongeval of een ziekte.
Minister, ik heb u gevraagd of u cijfers hebt over het aantal aangepaste woningen. Omdat u me in uw antwoord op een schriftelijke vraag had geantwoord dat die er niet waren, en die ook bij de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) niet beschikbaar waren, heb ik die bevraging gedaan. Bij elke bevraging kan je natuurlijk een kanttekening maken, dat begrijp ik ook, maar ik weet wel dat 50 procent van de huisvestingsmaatschappijen me hebben geantwoord. We kunnen het debat aangaan. Wat voor mij het belangrijkste is, is dat we naar de toekomst kijken, ook met betrekking tot die sociale huisvesting. Ik hoop dat we dat bij dezen hebben losgeweekt, en dat we daar in de toekomst nog over kunnen spreken. De helft van de bewoners is ouder dan 60. We moeten binnen het totaalpakket aan sociale huurwoningen in voldoende woongelegenheden voorzien waarnaar mensen kunnen verhuizen als ze niet meer in een gewone woning kunnen wonen. Dat is mijn enige oproep.
Minister Homans heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid, ik kan me vergissen, maar ik dacht niet dat ik had gezegd dat iemand die zorg nodig heeft, niet thuishoort in een sociale woning. Ik heb altijd gesproken over zwaar zorgbehoevenden. Zelfs mevrouw Lieten geeft me gelijk, dus het moet wel waar zijn.
Mevrouw Schryvers, ik ben het volledig met u eens: mensen moeten inderdaad zo lang mogelijk in hun eigen woning blijven wonen, ook als het een sociale woning is. Ik heb de cijfers gegeven. Met de lokale toewijzigingsreglementen komen we eigenlijk nu al aan in totaal 13.499 woningen die zijn aangepast aan de noden van senioren: 9 procent van het hele sociale huisvestingspatrimonium is dus aangepast aan de noden van senioren. Ik heb dit daarnet opgenoemd, dus ik doe dat niet opnieuw. Zijn ze allemaal aangepast aan iemand met een zware fysieke beperking? Neen. Ik blijf dat echter nog altijd wel een heel groot onderscheid vinden. Ik heb u daarnet voorbeelden gegeven van wat men kan doen om het comfortabeler te maken voor iemand die op zekere leeftijd is. Men kan een stopcontact hoger plaatsen, er kan een leuninkje komen aan het toilet, in de douche en dergelijke meer. Als je echter een sociale woning moet ombouwen voor iemand met een zeer zware beperking, dan hebben we het natuurlijk over heel ingrijpende werken, en dat is gewoon mijn punt geweest. Ik vond het gewoon heel jammer – en ik weet zelfs niet of het aan u ligt of aan de journalist in kwestie, ik wil me daar niet mee bemoeien – om in de media te moeten lezen dat slechts 1,8 procent van de sociale woningen is aangepast aan de noden van senioren, terwijl we aan 9 procent zitten. Dat vind ik een beetje jammer, want ik ben er net als u, en zoals het regeerakkoord stelt, echt van overtuigd dat het het beste is voor iedereen dat men zo lang mogelijk in de eigen, vertrouwde omgeving kan blijven, zolang dat kan, natuurlijk.
Mevrouw Lieten heeft het woord.
Ik wil zeker niet de discussie tussen minister Homans en mevrouw Schryvers verder aanmoedigen. Minister, het lijkt me gewoon belangrijk dat u me cijfers hebt gegeven die er wel rooskleuriger uitzien, maar dat u ook bevestigt dat u daar verder werk van wilt maken. Dat lijkt me het allerbelangrijkste.
De vraag om uitleg is afgehandeld.