Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Het toeval wil dat ik mijn interpellatie houd in de week die voorafgaat aan de internationale actiedag tegen armoede. Dat maakt dat uw antwoorden op mijn interpellatie nog net iets meer belang krijgen.
De aanleiding van mijn interpellatie is het voorstellen van de Armoedebarometer door Decenniumdoelen. In de nasleep van die voorstellen waren er vooral veel vragen die ik ook in dit parlement zou willen stellen. De antwoorden daarop lijken me heel belangrijk. Ik zou ook willen vragen om vooral te focussen op concrete antwoorden waar mensen iets aan hebben eerder dan allerlei retorische en andere oorlogjes uit te vechten over wie al dan niet waar in het verleden, het heden of de toekomst, een vinger in de pap had of heeft. De vraag is hoe we de problemen aanpakken en welke antwoorden we concreet kunnen geven die tastbaar zijn voor mensen die in armoede leven.
Als we de conclusies van de Armoedebarometer 2015 bekijken, dan is er weinig reden om hoopvol te zijn in de huidige stand van zaken. De doelstellingen die Decenniumdoelen, een samenwerkingsverband van behoorlijk relevante en talrijke verenigingen, had vooropgesteld om tegen 2017 iets concreet te doen aan armoede in onze regio, zijn nog lang niet gehaald, in geen enkel levensdomein dat werd vooropgesteld binnen de Armoedebarometer.
Het grote voordeel van die Armoedebarometer is dat die net peilt naar de impact van armoede in heel uiteenlopende levensdomeinen. Er zijn andere meer statistische benaderingen die vooral de gelijkheid en ongelijkheid in een samenleving meten, wat ook waardevol is. Het grote voordeel van de Armoedebarometer is dat men een veelvoud aan problemen in kaart kan brengen die samen een adequaat beeld geven van armoede.
Uiteraard is er een statistische vertraging. De huidige barometer is gebaseerd op cijfers uit 2013. Daaruit blijkt dat het armoederisico stabiliseert. Men kan dan zeggen dat het glas halfvol of halfleeg is maar in elk geval is er absoluut geen plaats voor hoerageroep. Een stabilisering is niet de target, zeker als we weten dat in 2013 in Vlaanderen meer dan 11 procent van de kinderen geboren werd in een kansarm gezin. Daar zit natuurlijk een heel belangrijk pijnpunt. Dat is een stijging en daar is de trend duidelijk niet gekeerd, zelfs niet gestabiliseerd. Die stijging is vooral merkbaar bij kinderen van wie de moeder is geboren in een niet-Europees land. Er leven dubbel zoveel kinderen met een migratiegeschiedenis in armoede dan zonder migratiegeschiedenis. Ik wil van de gelegenheid gebruikmaken dat u coördinerend minister van Armoedebestrijding en vakminister van Integratie bent. U kunt hierin een grote rol spelen in het licht van de gekleurde armoede die uit de cijfers blijkt.
Minister, zult u in het licht van de nieuwe cijfers uw armoedebeleid sterker laten inspelen op het toenemend aantal gezinnen met een migratieachtergrond? Hoe zult u een degelijk gekleurd armoedebestrijdingsbeleid voeren?
Uit het rapport van Decenniumdoelen blijkt ook dat zij verder zijn gegaan dan de louter statistische analyse van 2013. Zij hebben een aantal regeringsmaatregelen geïmputeerd op de cijfers van 2013 om een vooruitblik te geven op wat de komende jaren uit de statistieken naar voren zal komen. Daaruit blijkt dat de diverse besparingsmaatregelen die zijn opgedeeld in heel wat verschillende beleidsdomeinen en -niveaus voor de gezinnen een extra last betekenen van gemiddeld 525 euro per jaar. Het zijn de gezinnen onderaan de ladder die dat zowel in relatieve als absolute termen het meest voelen.
En dan kom ik opnieuw bij een debat dat al meermaals is gevoerd maar dat we moeten blijven herhalen zolang men op de ingeslagen weg verder gaat en zolang men beweert dat die besparingsmaatregelen bij de begroting horen en dus niet moeten worden onderworpen aan de armoedetoets. Minister, ik raad u aan om dat opnieuw te bekijken. 2017 is de target van Decenniumdoelen maar ik ga ervan uit dat uw Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) dat tijdens deze legislatuur moet worden uitgevoerd, in 2017 zal worden geëvalueerd.
Minister, zult u in het licht van de nieuwe cijfers het coördinerend armoedebeleid bijsturen? Zult u alsnog een armoedetoets uitvoeren op alle beslissingen van de Vlaamse Regering om de impact van de maatregelen te toetsen aan het armoederisico, inclusief de maatregelen die al zijn genomen, al dan niet in het kader van de begroting?
Bent u bereid om het VAPA aan te passen? Welke initiatieven zult u nemen om ook op het federale niveau een aantal zaken aan te kaarten? Plant u daarover overleg met uw federale collega?
De effecten zijn voor sommige groepen in de samenleving minder zwaar dan voor andere. Zij die het geluk hebben om te werken, zijn beter af dan de zij die geen werk hebben. Iedereen ondervindt wel wat bijkomende kosten maar het is heel duidelijk dat degenen die niet aan de slag kunnen gaan, zwaarder worden getroffen. Dat is iets heel anders dan wat de minister-president in het debat naar aanleiding van de Septemberverklaring naar voren bracht, alsof we mensen uitkeringsafhankelijk zouden maken. Ik denk dat we allemaal de ambitie delen om zo veel mogelijk mensen aan de slag te helpen maar we moeten er ook gewoon van uitgaan dat een aantal mensen de pech hebben, hetzij door psychische problemen, hetzij door sociale of economische omstandigheden, die gegeerde plek op de arbeidsmarkt niet te kunnen invullen. Zij worden door de maatregelen extra hard getroffen.
Ook op het vlak van onderwijs groeit er een kloof en zorgen verschillende drempels ervoor dat gezinnen in armoede moeilijk aan de samenleving kunnen deelnemen. Het percentage personen dat deelneemt aan sportieve, recreatieve of artistieke activiteiten, neemt voor het eerst sinds de Armoedebarometer af. Vooral bij laaggeschoolden, eenoudergezinnen en bij de laagste inkomensgroepen neemt de non-participatie toe. Dit zijn heel veel individuele voorbeelden waarbij u als coördinerend minister van Armoedebestrijding een heel belangrijke taak hebt. In eerdere debatten hebben u en diverse vakministers gewezen op de sociale correcties die zouden gebeuren op pijnlijke maatregelen. Die sociale correcties rijden het gat echter niet dicht. Integendeel, het probleem aan de onderkant van de samenleving vergroot. Daar worden effectief drempels opgebouwd.
De evidente vraag, minister, is dan: zult u alsnog uw verantwoordelijkheid nemen om als coördinerend minister uw collega’s aan te vuren, te inspireren of op de vingers te tikken, eerder dan te zeggen dat het uw bevoegdheid niet is en dat het een opdracht is voor elke minister apart, voor het horizontaal beleid? Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Homans heeft het woord.
U hebt heel wat vragen gesteld, mijnheer Van Malderen, en dat is goed. Ik zal proberen gestructureerd te antwoorden.
Eerst wil ik echter toch opmerken dat ik blij ben dat u zelf zegt dat de cijfers van de Armoedebarometer gebaseerd zijn op de gegevens van 2013. Ik was toen niet de bevoegde minister. Dat wil ik wel onderstrepen. U zegt dat de armoede stabiliseert. Dat klopt in het algemeen, maar u kunt en zult ook niet ontkennen dat de kinderarmoede allesbehalve is gestabiliseerd. Het is dan ook belangrijk in te zetten op de strijd tegen kinderarmoede, en dat doen we ook. De Decenniumdoelen 2017 werden opgesteld in 2007 en moeten in 2017 worden gehaald, maar u kunt toch moeilijk verwachten dat we in twee jaar alles rechttrekken wat er tussen 2007 en 2014 niet is gelukt. Ik wil daar zelfs geen partijpolitiek spel van maken en ik ga ervan uit dat dat ook niet uw bedoeling is. Nu aan mij vragen een situatie waaraan zeven jaar niet veel is verbeterd, in twee jaar recht te trekken, is intellectueel niet eerlijk. We zijn het erover eens dat de kinderarmoede is verdubbeld en dat dat zeker geen goede zaak is. Daar willen we over alle partijgrenzen heen in deze commissie aan werken, omdat het natuurlijk ook centraal staat in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding en in mijn beleidsnota Armoedebestrijding, waarover we het al uitvoerig hebben gehad en binnenkort opnieuw zullen hebben.
Ik erken dat mensen in armoede vaker een migratieachtergrond hebben en ik geef ook toe dat dit fenomeen met de huidige instroom en asielcrisis nog zal toenemen. Dat moeten we hier niet ontkennen. Ik ben er echter ook van overtuigd dat alle maatregelen en concrete acties, opgesomd in het VAPA – en dat zijn er redelijk veel –, ook die groep ten goede zullen komen. Ik heb in deze commissie ook al de vraag gekregen of het niet goed zou zijn voor de ‘gekleurde’ armoede iets specifieks te doen. Nee, dat vind ik niet goed, want in mijn ogen staat dat haaks op de definitie van integratie en volwaardig deel uitmaken van de maatschappij. Maar natuurlijk wordt die groep ook meegenomen in allerlei acties van het VAPA.
U hebt er terecht op gewezen dat het aanpakken van armoede een horizontale verantwoordelijkheid is. Iedere vakminister moet zijn of haar verantwoordelijkheid nemen, maar ik ook. In tegenstelling tot wat u op het einde van uw interpellatie zegt, ga ik mijn verantwoordelijkheid niet uit de weg, ook niet vanuit mijn bevoegdheid voor de inburgering en de integratie, integendeel. Ik moet wel vaststellen dat we in 2004, het jaar dat inburgering verplicht werd, weinig medestanders hadden. Heel wat partijen waren tegen de verplichte inburgeringscursus. Die is er wel gekomen omdat onze partij heeft doorgezet. Dat we die verplichting hebben opgelegd, is een heel goede zaak voor iedereen die in Vlaanderen een toekomst wil uitbouwen, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor eventuele kinderen. Ik merk ook dat we het enige gewest zijn waar de verplichte inburgering bestaat, maar dat er in de andere gewesten wel meer en meer interesse voor groeit.
Zoals u weet, zijn er voor armoedebestrijding sleuteldepartementen: Welzijn, Onderwijs, Werk, Inburgering, Wonen. Heel veel ministers dragen hier dus een verantwoordelijkheid, maar een van de hoekstenen van een armoedebeleid moet volgens mij wel zijn dat we ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen een inkomen uit arbeid verwerven.
Ik geef toe dat er wellicht ook mensen zijn die niet in staat zijn om dat te bereiken en ook hen moeten we blijven helpen. Het hebben van een inkomen uit arbeid is volgens mij de beste manier om uit de armoede te geraken en te beletten in armoede te belanden. Daarom zetten we met de Vlaamse Regering absoluut in op tewerkstelling, al dan niet voorafgegaan door een cursus Nederlands als tweede taal, Nederlands op de werkvloer en dergelijke meer. We zetten ook in op de snellere erkenning van diploma’s van mensen met een buitenlandse herkomst. Daarvoor hebben we in het kader van de begrotingsopmaak voor 2016 ook meer middelen uitgetrokken voor NARIC. Ook de EVC-procedure, de procedure voor Elders Verworven Competenties, wordt vergemakkelijkt, eveneens belangrijk om die mensen aan een job te helpen. Ook de hervorming van het EAD-beleid, de evenredige arbeidsdeelname, is hierbij belangrijk én de kennis van het Nederlands, maar dat ontkent niemand.
Volgens u, mijnheer Van Malderen, is er nood aan bijsturing. Ik geef toe dat het beleid sinds 2007 heeft gefaald en dat is een collectieve verantwoordelijkheid. Ik wil daar ook geen partijpolitieke discussie over voeren. We kunnen enkel zeer objectief vaststellen dat de kinderarmoede alleen maar is gestegen en dat de armoedesituatie de afgelopen tien jaar niet duurzaam is verbeterd. U kent ongetwijfeld ook de officiële cijfers van Kind en Gezin voor kinderarmoede. In 2005 werd 6,5 procent van de kinderen met een armoederisico geboren, in 2014 was dat 11,4 procent. Dat is zeer alarmerend. Zoals gezegd zijn de cijfers van de Armoedebarometer gebaseerd op gegevens van 2013. De negatieve evoluties waarop de Armoedebarometer nu de aandacht vestigt, kunnen we echt niet enkel en alleen aan het huidige beleid toeschrijven, integendeel. Maar de bijsturingen die we hebben gedaan, zijn net goed. We hebben structurele en fundamentele wijzigingen aangebracht aan het armoedebeleid.
De auteurs van de Armoedebarometer gaan er systematisch van uit dat de weg uit armoede moet gaan via een vervangingsinkomen, al dan niet aangevuld met sociale correcties. Dat staat er letterlijk in. U, mijnheer Van Malderen, erkent ook dat het hebben van een inkomen uit arbeid eigenlijk veel beter is dan een vervangingsinkomen, met dien verstande dat we ervan moeten uitgaan dat een bepaald percentage van de bevolking altijd nog een vervangingsinkomen zal moeten hebben. De uitkeringsafhankelijkheid, die eigenlijk de rode draad is in de Armoedebarometer, vind ik echt niet goed. Wij hebben daar inderdaad een fundamentele wijziging aangebracht in het beleid van armoedebestrijding in vergelijking met het beleid van de vorige legislatuur.
Ik heb al heel veel uitleg gegeven, ook in het actualiteitsdebat, over het VAPA en dergelijke meer. Ik dring er bij mijn collega’s echt wel op aan aandacht te hebben voor de armoedetoets, als dat al nodig is, want ze zijn zich zelf ook wel van bewust van het belang ervan. Het is een engagement van de voltallige regering en op de meeste zaken wordt die ook toegepast.
Natuurlijk overleg ik ook met mijn federale collega. Dat die tot mijn eigen partij behoort, is gemakkelijk, maar anders zou het uiteraard ook zonder problemen gaan. We hebben regelmatig overleg en ontmoeten elkaar ook. Ik vind het altijd vreemd dat partijen die jarenlang zowel op Vlaams als federaal niveau beleidsverantwoordelijkheid hebben opgenomen, de welvaartsenveloppe maar voor 60 procent hebben aangewend, terwijl de Federale Regering nu heeft beslist ze voor 100 procent aan te wenden. Ze heeft ook beslist dat de laagste uitkeringen en de laagste pensioenen 2 procent stijgen. Dat is een belangrijke kentering in vergelijking met het beleid van de vorige regeringen. Dat is goed.
Het optrekken van het leefloon tot boven de armoedegrens heeft de hele tijd in het federaal regeerakkoord van de vorige legislatuur gestaan, maar er kwam niets van in huis. Door de aanwending van de welvaartsenveloppe met 100 procent in plaats van met 60 procent, zal er nu wel iets van in huis komen. Dat is toch een significant verschil.
Over de sociale correcties werden al heel veel debatten gevoerd, mijnheer Van Malderen. Dat is goed, maar ik wil het even hebben over het gemiddelde gezin dat er 525 euro per jaar op achteruitgaat. Staat u me toe om te zeggen dat ik vind dat er toch een kleine beetje een karikatuur van wordt gemaakt. Alle slechtst mogelijke scenario’s worden hiervoor opgeteld. Het gaat om een gezin met drie universiteitsstudenten, vier kinderen in de crèche en een huis dat nog moet worden afbetaald. Zo komt u inderdaad aan een bedrag van 525 euro.
Ontken ik, mijnheer Van Malderen, dat er besparingen zijn doorgevoerd en dat sommige groepen in onze samenleving een extra inspanning moeten doen? Neen. Maar er zijn wel degelijk sociale correcties. En uiteraard zijn nog niet alle sociale correcties concreet: bepaalde maatregelen gaan pas in op 1 januari 2016.
Ik geef u een heel concreet voorbeeld over de waterfactuur. Zelfs u, als socialist, kunt hier niet tegen zijn – dat hoop ik althans, maar ik wacht uw reactie met blijdschap af. Een gezin met vier personen betaalt nu 456 euro per jaar aan water. Het nieuwe tarief bedraagt 514 euro. Aan het huidige sociale tarief voor een gezin van vier personen – het is misschien nuttig dat u ook dit noteert – bedraagt de waterfactuur nu 162 euro. De nieuwe sociale correctie is 114 euro. Nu mag u zeggen dat dat geen sociale correctie is, maar het komt erop neer dat de sterke schouders net iets meer betalen dan vroeger en dat de zwakkere schouders een nog grotere sociale correctie krijgen dan ze gekregen hebben in de tijd dat uw partij nog mee politieke verantwoordelijkheid nam.
Ik geef u het voorbeeld van de studiebeurzen. U haalde het voorbeeld van het onderwijs zelf aan. Aan het tarief van de beursstudenten is geen eurocent veranderd. De bijna-beursstudenten zijn in aantal verdubbeld: van tweeduizend naar vierduizend. En inderdaad, de mensen die geen studiebeurs krijgen, moeten iets meer betalen, maar dat zijn niet de mensen die in armoede leven. Dus ook hier hetzelfde principe: uit solidariteit dragen de sterke schouders iets meer bij zodat er nog meer sociale correcties doorgevoerd kunnen worden voor de mensen die het al moeilijk genoeg hebben in deze samenleving om de eindjes aan elkaar te knopen.
De sociale correcties, mijnheer Van Malderen, die deze regering doorvoert, zijn veel socialer dan de sociale correcties die de vorige Vlaamse Regering heeft doorgevoerd.
Ik steek me helemaal niet weg achter mijn collega’s. Ik heb hier een heel uitgebreid antwoord gegeven, en met plezier. U weet dat ik geen enkel debat, geen enkel probleem uit de weg ga. Ik zal mijn collega’s blijven stimuleren om werk te maken van alle sociale correcties. Voor zover dat nodig is, want ze zijn zich echt wel zelf bewust van de problematiek. Als een maatregel pas ingang vindt per 1 januari 2016, dan zal die sociale correctie er komen, en dan is het niet zo abnormaal dat er midden oktober 2015 nog geen concrete sociale correctie is uitgewerkt. Dat ze er komen, dat kan ik u garanderen.
Waar zijn we dan nog veranderd? U vraagt of ik het VAPA-armoedebeleid wil wijzigen. Ik denk dat ik daar al heel veel voorbeelden van heb gegeven: sociale correcties en heel veel concrete acties. Later vandaag krijgen we nog een vraag om uitleg van de heer De Bruyn over de 1 euromaaltijden. Ik heb daar heel veel commentaar over gelezen: het was niet structureel, men vroeg zich af of het wel nodig was om dat te doen. We zullen mijn antwoord op die vraag afwachten.
Deze week werd ook een project gelanceerd in samenspraak met een supermarktketen over het verdelen van de structurele voedseloverschotten over heel Vlaanderen in plaats van ze te beperken tot één gemeente of een cluster van vijf gemeenten. Ik denk dat dat goed is. Er wordt dan altijd een karikatuur van gemaakt, maar als mensen gratis gezonde voeding kunnen krijgen in het kader van de recuperatie van de voedseloverschotten, dan is dat heel goed en wel structureel.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik dank u. U hebt mijn oproep om op een constructieve manier te debatteren beantwoord met een pleidooi om intellectueel eerlijk te zijn. Ik ga daar graag op in. Ik zal u dan wel even wijzen op een aantal dingen waarover ik van mening ben dat u ze misschien wat zou mogen corrigeren.
U laat uitschijnen dat uw partij de vorige legislatuur niet in deze regering zat. Dat is niet zo. Ook toen hebben in het teken van het VAPA verschillende ministers er iets meer energie in moeten steken dan andere.
Feit is dat we hier collectief voor een verantwoordelijkheid staan. (Opmerkingen van Piet De Bruyn)
Ja, inderdaad collectief. Zeggen dat een aantal zaken in de vorige legislatuur niet gelukt zijn, is hetzelfde als zeggen dat een deel van het beleid waarvoor u mee verantwoordelijk was, ook niet gelukt is.
Waar het over gaat, is dat we in algemene termen – en daarover zijn we het eens – zien dat de trend stabiliseert. Maar dat is niet voldoende. De algemene trend verbergt – dat is zo met gemiddelden – dat er een uitgesproken verslechtering van de situatie is inzake kinderarmoede. U hebt, heel terecht, ook gewezen op externe factoren zoals migratie om dat te duiden. Daar kunnen we als uitgangspunt echt wel naar kijken om hiermee verder te gaan. Dat waren eigenlijk mijn basisvragen.
We kunnen ook niet ontkennen dat Decenniumdoelen heel duidelijk zegt dat 2013 de foto is, maar dat te vrezen valt dat er met het besliste en het in uitrol zijnde regeringsbeleid bijkomend een achteruitgang zal zijn. Dat valt toch niet te ontkennen? We moeten daarom vragen hoe u daarmee omgaat. Ontkent u dat, bevestigt u dat of corrigeert u dat?
Er zijn een paar zaken in uw antwoord waarop ik wil ingaan. We hebben een pleidooi gehouden om taboeloos in te gaan op de problemen. Kinderarmoede werd aangehaald. Gekleurde armoede is er ook een. U zegt dat u geen apart beleid zult voeren, dat de algemene maatregelen moeten volstaan. Een van de problemen is natuurlijk dat binnen die groep de participatie aan uw maatregelen, de ‘non-take-up’ heel veel groter is. Als u zegt dat iedereen gelijk is, zullen sommigen wel en andere niet aan de startstreep komen. En dus zou uw beleid er toch op gericht moeten zijn om de participatie van die groepen op een zo adequaat mogelijke manier te brengen zodat ze effectief mee gebruik kunnen maken van een generiek beleid om hun positie te verbeteren. Voorziet u in specifieke maatregelen?
Ik heb genoteerd dat u zei dat u alleen stond om inburgering te verplichten. Ik heb op een bepaald moment die onderhandelingen mee kunnen voeren. Ik kan dan ook uit de eerste hand getuigen dat het verplichtend karakter niet zozeer het probleem was. Het probleem betrof de link die werd gelegd met een aantal grondwettelijke rechten zoals wonen. Die bekommernis zullen wij toch wel even blijven aanhouden.
Een heel interessant debat gaat over arbeid. We zijn het er, denk ik, allemaal over eens dat het hebben van een kwalitatieve job, van een inkomen uit arbeid, een heel belangrijke factor is. U maakt zelf de nuance – daar ben ik heel blij mee – dat er mensen zijn die niet in staat zijn, tijdelijk of definitief, om aan de arbeidsmarkt deel te nemen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat we in de statistieken vaststellen dat de groep langdurig werklozen in onze samenleving nooit groter is geweest dan vandaag. En daarvoor hebt u met uw partij nu toch al een behoorlijke poos de verantwoordelijkheid in handen. We stellen in dezelfde statistieken vast dat er bij de jongeren heel grote verschillen zijn. Er zijn jongeren die bij wijze van spreken al van op de schoolbanken een job hebben en anderen die het heel moeilijk hebben om op de arbeidsmarkt te geraken.
Minister, we stellen vast dat het beleid dat u ter zake wilt voeren, in grote mate wordt gecontesteerd, door mensen die bezig zijn met betrekking tot armoede, maar evengoed door vakbonden en zelfs door CD&V, zo heb ik deze week gelezen. We hebben u heel concreet voorgesteld in te zetten op een doelgroepkorting voor laaggeschoolden, daar waar je het verschil kunt maken, daar waar het hefboomeffect het grootst is. Ik had gehoopt dat uit uw antwoord zou blijken dat u daar een bijsturing kunt doen.
En, dan nog, arbeid is een heel grote factor, maar ik wil u toch wel eens wijzen op studies die bijvoorbeeld zijn gebeurd over referentiebedragen en waaruit heel duidelijk blijkt dat arbeid als factor as such eigenlijk onvoldoende is om mensen uit armoede te houden, jammer genoeg. Er zijn ook andere dingen, zoals wonen, waarvoor u ook verantwoordelijk bent. Het hebben van een sociale huurwoning is voor heel veel mensen het verschil tussen onder of boven de armoedegrens zitten. Ik had gehoopt dat u daarop zou zijn ingegaan, dat u zou hebben gezegd daar een tandje te willen bijsteken.
Samengevat: ik vind dit een interessant debat, maar ik blijf op mijn honger. We worden hier geconfronteerd met een aantal trends die eigenlijk niemand ontkent, met een aantal cijfers, waarbij u dan zegt dat we er een karikatuur van maken, om er dan vervolgens zelf een van te maken. Ik had gehoopt dat u gewoon al die twijfel zou willen wegnemen, dat u gewoon alle sociale correcties en alle maatregelen van prijsstijgingen enzovoort die u hebt genomen, eens zelf tegen het licht zou willen houden, en daar die armoedetoets op doen. Dan hoeven we meteen dit debat niet meer te voeren: dan gaan we vervolgens bekijken welk effect die maatregelen hebben. U hebt dat niet gedaan. Ik betreur dat en ik zal dat blijven betreuren.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, ik wil me graag aansluiten bij de vragen van collega Van Malderen. De Armoedebarometer van Decenniumdoelen 2017 is, zoals gezegd, heel duidelijk. Die barometer staat in het rood en de samenleving is hoe langer hoe minder in evenwicht. In die Armoedebarometer kunnen we lezen dat het aantal Vlamingen met een inkomen onder de armoederisicodrempel de jongste drie jaar is toegenomen tot maar liefst 680.000 personen, ongeveer 11 procent. Eenzelfde zorgwekkend cijfer zien we terug bij de mensen met een migratieachtergrond. Van de 11,2 procent kinderen die in 2013 in een kansarm gezin werden geboren, heeft 60 procent een moeder uit een niet-EU-land. De vraag die vandaag is gesteld naar een armoedebeleid voor kinderen met een migratieachtergrond, is in mijn ogen dus bijzonder relevant.
Minister, als minister van Wonen, Gelijke Kansen, Inburgering en Armoede hebt u veel sleutels in handen. Ook met de zesde staatshervorming, waar nog niet over is gesproken, zijn er bevoegdheden overgekomen waarmee u aan de slag kunt, zoals die met betrekking tot de kinderbijslag, de preventieve gezondheidszorg en het huurbeleid. Daarnaast wil Groen ook andermaal hameren op instrumenten zoals de armoedetoets en de sociale correcties, ook in het kader van de doorgevoerde besparingen. We volgen het als u zegt dat u als coördinerend minister inderdaad niet heel veel middelen in handen hebt, maar die armoedetoets en die sociale correcties hebt u wel. Ook onze fractie vraagt dus met aandrang die ook te gebruiken.
Ik heb concreet één bijkomende vraag voor u. Een van de meest waardevolle manieren om armoede te bestrijden, is het lenigen van de nood aan een betaalbare woning, zoals daarnet ook kort werd aangehaald. Als er één gegeven is dat we de voorbije week tijdens de reis van de commissie met onze eigen ogen hebben kunnen vaststellen, dan is het dat er een erg nauwe band is tussen het al dan niet vinden van een betaalbare woning en armoede. Vorige week was dat gegeven ook in Vlaanderen in het nieuws: de wachtlijsten voor sociale woningen blijven aangroeien. Vandaag staan er 120.000 mensen op die wachtlijst. Net vandaag pakt de Vlaamse Jeugdraad uit met een actie om te ijveren voor een ernstig woonbeleid. Hij legt concrete beleidsaanbevelingen op tafel. De raad pleit voor meer investeringen in sociale huurwoningen en voor het harder aanpakken en actief opsporen van discriminatie. Tot slot wil hij een uitbreiding van de stelsels van de huurpremie en de huursubsidie, iets waarvoor mijn partij al langer uitgebreid pleit. Het is geen goed beleid dat mensen met recht op een sociale woning eerst vier jaar moeten sukkelen op die private huurmarkt alvorens ze begeleiding of ondersteuning krijgen. Minister, zult u dat signaal dat er vandaag is gekomen van de officiële adviesraad voor de Vlaamse Regering, ernstig nemen, en gaat u daarmee aan de slag?
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, collega Van Malderen, u hebt toch niet heel goed geluisterd. U hebt geluisterd, voor alle duidelijkheid, ik wil constructief en positief zijn, maar u hebt niet heel goed geluisterd. Als de minister één ding heeft gezegd over de foto van 2013, dan is het dat die een collectieve verantwoordelijkheid is. Ik vind dus niet dat u dan in uw repliek kunt zeggen dat de minister blijkbaar doet alsof zij en haar partij daar niets mee te maken hebben, en dus ook geen enkele verantwoordelijkheid daarin dragen. De minister heeft gesproken over een collectieve verantwoordelijkheid, maar dat wil nog niet noodzakelijk zeggen dat iedereen ook een gelijk aandeel van die verantwoordelijkheid draagt.
Ik wik mijn woorden: ik meen dat die barometer van de millenniumdoelstellingen een belangrijk instrument is, in die zin dat het voor ons een herinnering is, een wake-upcall, een alarmbel. Men kan dat op verschillende manieren benoemen, maar het is in elk geval een instrument waar we niet aan voorbij kunnen gaan, maar waaraan we ook niet voorbijgaan, voor alle duidelijkheid. We hebben ook het voorbije jaar de barometer gebruikt om eens stil te staan en het debat aan te gaan. We hebben dat ook op andere momenten gedaan en we zullen dat blijven doen. Dit herinnert ons aan de urgentie van een aantal problemen, aan het feit dat het inderdaad helaas nog altijd niet goed gaat, en zeker niet goed genoeg, met de bestrijding van armoede. Het herinnert ons er ook aan dat het een collectieve – daar is het woord weer – verantwoordelijkheid is van diverse beleidsdomeinen.
Ik heb echter inderdaad ook een aantal bedenkingen bij het instrument. Het is niet meer dan een instrument, zoals er ook andere zijn, en voor mij gaat het ook wel wat voorbij aan het feit dat de evolutie op het gebied van armoede niet zo statisch is als men schetst. Ik ben ervan overtuigd, en ik weet dat niet iedereen daar in dezelfde mate van overtuigd is, dat het beleid dat de federale en de Vlaamse overheid op dit moment in combinatie voeren voor bijkomende jobs, ervoor zal zorgen dat het beschikbaar inkomen in dat opzicht voor meerdere gezinnen zal stijgen, en dat dit ook een gunstige impact zal hebben op de armoedecijfers. Ik begrijp dat niet iedereen daarvan overtuigd is. Het is in ieder geval mijn overtuiging en de overtuiging van mijn partij dat dit wel degelijk zo zal zijn. Dan komen we ook tegemoet aan wat u zelf zegt: het streven naar en het bereiken van een goede job is een essentieel breekijzer om uit armoede weg te geraken. We mogen ons echter niet verschuilen op het inzetten op die poot alleen. Ik denk dat de minister ook duidelijk was ter zake. Dat doen we ook niet, want er zal inderdaad helaas een groep mensen zijn die niet snel, niet snel genoeg en wellicht zelfs nooit naar een duurzame job zullen kunnen worden toegeleid. Voor die groep mogen en willen we ook onze ogen niet sluiten.
Dan komen we bij een ander element, dat ook uitvoerig is toegelicht: de discussie over het optrekken van uitkeringen, hetzij een leefloon, hetzij andere vervangingsuitkeringen, voor die doelgroep. Deze Federale Regering maakt daar werk van, maar laten we die discussie aan de overkant voeren, laten we dat hier even aanstippen. Bijkomend zoeken onze Vlaamse ministers binnen hun bevoegdheidspakket naar sociale correcties. Er is ook niemand die daar moeilijk over doet. Die zijn essentieel. Die zijn noodzakelijk. Daar worden rekenmodellen op losgelaten, en dan wordt bekeken wat het efficiëntste is. De minister heeft één heel concreet voorbeeld gegeven voor de waterfactuur voor een gezin van vier personen. U mag die oefening maken voor een gezin van twee of van vijf personen: het wordt er telkens beter op ten opzichte van de huidige sociale correctie. Het laatste woord is daarover nog niet gezegd. Dit is ook nog niet definitief door de regering goedgekeurd, maar de tabellen circuleren vrijelijk, zijn in de pers verschenen, staan op internet, dus ik denk niet dat we een groot geheim verkondigen als we zeggen dat dat er in elk geval goed uitziet.
U blijft aandringen op sociale correcties in alle beleidsdomeinen. U hebt al eerder gemerkt dat u ter zake in ons een bondgenoot hebt, en ook in de minister. Dat is immers inderdaad essentieel.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, er is hier al een en ander gezegd. Het is goed dat organisaties als Decenniumdoelen de vinger ook mee aan de pols houden vanuit het middenveld. Dat lijkt me zeer belangrijk. We weten dat de algemene armoedecijfers vrij stabiel blijven en Vlaanderen het bijzonder goed doet in Europese vergelijkingen. Dat is ook al gezegd en blijkt ook uit de jongste Vlaamse Regionale Indicatoren (VRIND) die ons recent zijn overgemaakt. Dat mag echter natuurlijk geen vrijgeleide zijn om de problemen die er zijn, niet aan te pakken. Elke persoon in armoede is er uiteraard een te veel. Vooral de stijgende kinderarmoede, maar ook de hardnekkige generatiearmoede waarmee we kampen, moeten we samen aanpakken. In het regeerakkoord, en ook in de beleidsnota, staat duidelijk dat het armoedebestrijdingsbeleid universeel moet zijn waar dat kan, maar ook soms categoriaal waar dat moet. Als blijkt dat bepaalde doelgroepen meer kans hebben om in armoede terecht te komen, dan moet men daar toch ook de nodige aandacht aan besteden.
Ik wil ook even ingaan op de samenwerking die niet alleen tussen de verschillende Vlaamse ministers moet bestaan, maar ook tussen het Vlaamse en het federale beleidsniveau. Ongeveer een jaar geleden stelde ik een vraag over de samenkomst van de interministeriële conferentie Maatschappelijke Integratie, die ondertussen een andere naam heeft. Ik weet niet of die inmiddels al is samengeroepen.
Minister Homans, u wijst er terecht op dat de minimumuitkeringen tot de Europese armoederisicodrempel worden opgetrokken. Een deel van de verhoging wordt nu reeds gerealiseerd door de volledige aanwending van de welvaartsenveloppe. Misschien is het een goed idee om op de interministeriële conferentie Maatschappelijke Integratie bij de federale collega’s erop aan te dringen om een groeipad voor de komende jaren uit te tekenen. De welvaartsenveloppe doet al heel wat, maar volstaat niet om het volledige groeitraject in te vullen.
De armoedetoets is een verantwoordelijkheid van alle Vlaamse ministers. De ministers zijn bezig met de opmaak van de beleidsbrieven. Ik roep elke minister op om aan zijn beleidsbrief een stand van zaken inzake armoedebestrijding toe te voegen. De ambitie van de Vlaamse Regering was zeer groot: op 33 voorstellen zal de armoedetoets worden uitgevoerd.
Wat tewerkstelling betreft, rondt de Senaatscommissie Kinderarmoede momenteel haar hoorzittingen af. Uit die hoorzittingen bleek dat, als we de kinderarmoede willen aanpakken, we op de gezinnen met een lage werkintensiteit moeten inzetten. Minister, u zegt terecht dat het hebben van een job nog altijd een van de beste hefbomen is om uit de armoede te raken of te blijven. Ook hier zien we dat de bestaande jobcreatie vaak een beetje ongelijk is verdeeld. De extra jobs gaan hoofdzakelijk naar de werkrijke gezinnen, en niet zozeer naar de werkarme. Misschien is het interessant om hiervan werk te maken omdat we aldus een aantal doelgroepen meenemen, zoals laaggeschoolde mensen, mensen met een migratieachtergrond, eenoudergezinnen, enzovoort. Ze lopen vaak een hoger risico om in de armoede te verzeilen en hebben vaak ook een zeer lage werkintensiteit.
De aanbevelingen moeten nog verder worden uitgeschreven. Ik begrijp dat er een zekere vrees bestaat met betrekking tot de Decenniumdoelen. Sommigen vragen zich af wat de gevolgen van bepaalde maatregelen zullen zijn op lange en middellange termijn. Ik ben het niet volledig eens met de wijze van berekening van de cijfers omdat niet met alle sociale correcties rekening wordt gehouden. Bij dezen een oproep aan uw collega-ministers om die sociale correcties zo snel mogelijk te verduidelijken. Ik verwijs naar de verschillende maatregelen op het vlak van gezondheid, die nog maar pas in werking zijn getreden. De Decenniumdoelen verwijzen zelf naar een achttal maatregelen, zoals de maximumfactuur. We moeten die maatregelen de tijd geven om effecten te sorteren op middellange termijn. Ze kunnen nu nog geen effect hebben want ze zijn nog maar net in het leven geroepen. Zo is de derdebetalersregeling bij de artsen op 1 oktober opgestart. Voor de berekening moet dus met bepaalde factoren reeds rekening worden gehouden en met andere niet. De positieve effecten op middellange termijn moeten alleszins in rekening worden gebracht.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Mevrouw Moerenhout verwees naar de nota sociale woningen en meer bepaald naar het advies van de Vlaamse Jeugdraad, waarin werd opgeroepen om meer te investeren in sociale woningen.
Met uitzondering van de minister moeten we elkaar geen Liesbeth noemen. Het is een illusie te denken dat de overheid alleen voldoende woningen zal kunnen bijbouwen. Dat is niet geloofwaardig. Voor alle duidelijkheid: ik beweer niet dat mevrouw Moerenhout dat heeft gesuggereerd.
De boodschap van deze commissie moet zijn dat de Vlaamse overheid niet alleen zelf moet investeren, maar dat we ook zoveel mogelijk moeten kunnen laten investeren.
Van de studiereis die de commissie heeft gemaakt, heb ik vooral geleerd dat we de nood aan betaalbare en sociale woningen niet zullen lenigen met één, twee of drie grote maatregelen. We zullen meerdere alternatieven mogelijk moeten maken. Het is dan ook onze opdracht om in dit parlement na te gaan hoe we die alternatieve pistes kunnen creëren en om ze dan ook daadwerkelijk te realiseren.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, ik ontken niet dat gekleurde armoede bestaat. Wel heb ik altijd gezegd dat ik geen specifieke actie zal ontwikkelen die enkel en alleen is gericht op mensen met een migratieachtergrond. Het is echter wel duidelijk voor welke doelgroep inburgering wordt ingericht, namelijk voor mensen met een migratieachtergrond. Sommigen zeggen dat we niets doen voor die mensen. Welnu, een gemiddeld inburgeringstraject kost 4300 euro. We stellen dat graag en met zeer veel solidariteit gratis ter beschikking aan diegenen die we verplichten een dergelijk traject te volgen.
U zegt ook dat mensen met een migratieachtergrond die jammer genoeg in armoede moeten leven, jammer genoeg weinig gebruikmaken van bepaalde voordelen. Ik heb al verwezen naar de inburgeringstrajecten, die ik een zeer goed instrument vind. Een ander voordeel waarvan wel degelijk zeer frequent gebruik wordt gemaakt, is de kinderopvang. Daar is een sociale correctie. Ik ben overigens vergeten te zeggen dat het tarief van 1,56 euro blijft bestaan. Iedereen heeft het steeds over de verhoging van de tarieven. Het klopt dat mensen die werken, het modale gezin tweeverdieners, 27 euro of zelfs nog meer betalen om ervoor te kunnen zorgen dat andere kindjes aan een tarief van 1,56 euro in een kinderopvang terechtkunnen.
Ik weet niet of u ooit een crèche of kinderdagverblijf in een stad als Antwerpen, Gent, Mechelen of Dendermonde hebt bezocht. Voor hoeveel kindjes met een migratieachtergrond wordt volgens u daar het tarief van 1,56 euro aangerekend? Voor heel veel! Beweren dat mensen met een migratieachtergrond geen toegang hebben tot de bestaande voordelen en sociale correcties, is wel zeer kort door de bocht.
Voorzitter, ik wil ook voor de zoveelste maal onderstrepen dat er geen verband is tussen de kennis van de Nederlandse taal en het in aanmerking komen voor een sociale woning. Ik verwijs naar artikel 23 van de Grondwet. Ik heb dat al 800 keer gezegd, nu dus voor de 801e maal. De betrokkenen moeten resultaten boeken, maar nooit zullen ze uit hun woning worden gezegd en nooit zal hun de toegang tot een sociale woning worden ontzegd omdat ze het Nederlands niet machtig zijn. Wij vragen gewoon dat ze een bepaalde inspanning doen. Dat is niet meer dan normaal.
Ik ben dat verhaal beu. Mensen die in armoede moeten leven, worden steeds de stuipen op het lijf gejaagd. Niet alleen de partij van de heer van Malderen, maar ook Groen is daar heer en meester in. Altijd leggen ze de link: wie de Nederlandse taal niet kent, krijgt geen toegang tot een sociale woning, of erger nog, wordt eruit gezet. Neen, dat klopt niet: we zullen dat nooit doen en we zijn ook nooit van plan geweest dat te doen. Ik hoop dat dit nu duidelijk is.
Er is ook gezegd dat ik bij mijn collega-ministers de twijfel moet wegnemen. Mijn collega’s zijn zich terdege van de problematiek bewust. Ik geef het voorbeeld van de armoedetoets bij water. Die is er uiteraard gekomen omdat collega Schauvliege die toets ook wou, maar ook omdat ik vanuit mijn coördinerende functie erop heb toegezien dat die armoedetoets er kwam. Ik denk dat ik de heer De Bruyn het voorbeeld heb gegeven van de waterfactuur van een doorsneegezin van vier personen. Ik heb tabellen met betrekeningen voor alle mogelijke gezinssamenstellingen. Bij de nieuwe sociale tarieven gaat iedereen er behoorlijk op vooruit; er moet dus minder worden betaald dan onder het stelsel van de sociale correcties dat tijdens de vorige legislatuur is uitgewerkt.
Ik ben mijn eerste antwoord begonnen met te zeggen dat wij ook een verantwoordelijkheid hadden in de vorige Vlaamse Regering. De heer De Bruyn heeft dat herhaald, en dat klopt. Ik vind het soms wel kras dat mij hier vragen worden gesteld terwijl andere personen bepaalde verantwoordelijkheden droegen in de vorige Vlaamse Regering. Nu doen alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat ik vanaf 2014 alles rechttrek dat sinds 2007 verkeerd is gelopen, vind ik echt niet kunnen.
Mevrouw Moerenhout, die wachtlijsten zijn een steeds terugkerend verhaal. Ik wil erop wijzen dat 2015 geen actualisatiejaar is. Dat geeft altijd een vertekend beeld. Bovendien zit daar ook een heel grote groep mensen tussen die interne mutaties aanvragen. Dat betekent dat zij al in een sociale woning wonen maar dat zij een andere sociale woning vragen. Zij worden meegeteld in die wachtlijsten. Dat is dus geen correct beeld. Dat betekent dus niet dat er 120.000 gezinnen op de wachtlijst staan. Bijna 40.000 van die gezinnen wonen nu al in een sociale woning maar staan op een wachtlijst voor een andere sociale woning. Vorige maand was er nog sprake van 100.000, nu zijn het er 120.000, volgende maand zijn het er wellicht 140.000 en eind dit jaar zullen we nog stranden op 200.000. Als u cijfers de wereld instuurt, gelieve dan rekening te houden met de interne mutaties en dergelijke meer.
Ik wil ook nog eens wijzen op het recordbedrag aan investeringen die we dit jaar zullen afronden op 1 miljard euro, zowel voor nieuwbouw als voor energetische renovaties. Ik vind energetische renovaties heel belangrijk ook in het kader van de armoedebestrijding. Het is belangrijk dat mensen na verloop van tijd ook minder aan hun energiefactuur betalen dan aan hun werkelijke sociale huur, vandaar die mix van nieuwbouw en energetische renovaties. Vandaag is daar al 850 miljoen euro aan besteed, eind dit jaar kloppen we af op 1 miljard euro. Dat is ongezien wat de investeringen in sociaal wonen betreft.
Mevrouw Moerenhout, ik weet wat Decenniumdoelen vraagt, ik heb dat ook gelezen maar we moeten natuurlijk ook een beetje realistisch blijven, zeker wanneer het over geld gaat. Als we zouden realiseren wat zij vragen, dan zouden we concreet 12 miljard moeten investeren. Als u weet dat de Vlaamse begroting 38 miljard bedraagt, dan is die 12 miljard euro daar een redelijk substantieel deel van.
Per jaar wordt 335 miljoen euro besteed aan huursubsidies. Ik heb vragen bij het huidige systeem van huursubsidies maar ik vind het wel goed dat mensen een bepaalde ondersteuning krijgen van de overheid. Waarom heb ik daar vragen bij? Als u samen met de mensen van Decenniumdoelen pleit om iedereen die ervoor in aanmerking zou kunnen komen, een huursubsidie te geven, dan is het logische resultaat dat de huurprijzen gewoon zullen stijgen. Dat is de werking van de markt. Dat hebben we ook gezien met de woonbonus. De woonbonus is verlaagd maar dat heeft geen effect gehad, integendeel zelfs, mensen hebben nog meer gekocht dan in het verleden. Wanneer men echter meer mensen een subsidie of een premie geeft, zullen de verhuurders de prijzen gewoon optrekken. Dat is nu eenmaal de werking van de markt.
Mevrouw Franssen, wat de interministeriële conferentie over armoede betreft, heb ik een brief geschreven aan de premier. Hij heeft me geantwoord dat die er zal komen maar nog niet weet wanneer. Ik denk dan ook dat de tijd rijp is om dit op de agenda van het Overlegcomité te zetten, wat ik ook zal doen.
U hebt ook uw bezorgdheid geuit over de jobs. Ik zal die bezorgdheid doorgeven aan mijn Vlaamse en federale collega die bevoegd zijn voor werk.
De heer Van Malderen heeft het woord.
De cijfers die we hebben gezien, zijn meer dan een herinnering. Het is duidelijk dat we bij een lopend beleid zullen stagneren met een achteruitgang op het vlak van kinderarmoede maar dat beslist beleid van deze regering de toestand zal verslechteren. Er zijn externe en interne factoren. Ik ben blij met de toevoeging van mevrouw Franssen, die oproept om sociale correcties zo snel mogelijk door te voeren. Dat onderschrijft meteen de stelling dat er in heel veel gevallen nog geen correcties zijn daar waar wel al andere zaken zijn beslist.
In beide gevallen, of het nu externe factoren zijn die veranderen of interne als gevolg van uw beleid, zou u het beleid moeten bijstellen. U zou daar een tandje bij moeten steken. U hebt hier een aantal keer naar mensen gesneerd, maar ik weet niet of dat veel zoden aan de dijk brengt. Misschien kunt u die energie beter gebruiken om wat meer te doen aan de oorzaken. In eerste instantie is er het inkomen van mensen. Ook op Vlaams niveau kunnen wij iets doen aan het inkomen van mensen. Arbeid is belangrijk maar jammer genoeg misschien minder belangrijk dan we zouden willen. Er komen nog heel wat andere zaken aan te pas. Ook kosten zijn heel belangrijk. We stellen vast dat de kosten voor heel wat mensen stijgen. Maar ook participatie en het bereik van uw maatregel is enorm belangrijk. U blijft vasthouden aan uw dogma dat u geen specifiek beleid voert. Het schermen met inburgering vind ik eerlijk gezegd nogal goedkoop want dat geldt voor nieuwkomers. Dat doet niets aan een grote groep van mensen die hier al zijn en bij wie we vandaag dezelfde achterstand zien.
Ook in een aantal andere domeinen volg ik u niet, zoals wanneer het gaat over kinderopvang en dergelijke. Ik heb het dan over de loutere aanwezigheid van kinderen met een migratieachtergrond in crèches in Gent en in Antwerpen. Ik hoop dat die crèches gewoon een demografische doorslag zijn van de situatie in steden. Waar het over gaat, is dat we via kinderopvang bruggen naar werk zouden moeten kunnen bouwen en die kinderen moeten versterken. De maatregel die daar wordt genomen, samen met het niet-uitbreidingsbeleid door minister Vandeurzen, is eerder negatief te noemen.
Ik betreur dat men hier een kans mist om het beleid fundamenteel bij te stellen. Ik wil dan ook een motie aankondigen om de regering daaraan te herinneren.
De interpellatie is afgehandeld.