Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, enkele weken geleden is de winkelketen Action onder vuur komen te liggen omdat een groep van twaalf sollicitanten voor een nieuwe vestiging in Hasselt twee weken zonder loon zou hebben moeten proefdraaien in de Actionvestiging in Genk. Het ging om werklozen die door de VDAB op stage waren gestuurd bij Action. Tijdens het opleidingstraject behielden ze hun werkloosheidsuitkering en moesten ze niet voor andere jobs solliciteren.
Wettelijk gezien bleek er geen probleem te zijn met de sollicitatieprocedure, die in de feiten een vorm van werkplekleren bleek te zijn. Alleen was het de betrokken werklozen klaarblijkelijk niet voldoende duidelijk gemaakt dat er op het einde van die stage niet automatisch sprake zou zijn van een arbeidscontract. Dat gebeurde alleen voor de acht sollicitanten met een positieve evaluatie. Na de kritiek van arbeidsrechtspecialisten heeft Action trouwens ook de andere kandidaten dan een contract voor een jaar aangeboden, omdat ze volgens Action niet de dupe mochten worden van een misverstand. Tegelijk heeft het bedrijf ook toegegeven dat de kandidaten niet wisten dat er nog een evaluatie zou volgen.
Minister, we nemen aan dat het tot de taak van de VDAB behoort om werklozen die op stage worden gestuurd, klaar en duidelijk te wijzen op het feit dat die stage niet automatisch wordt gevolgd door een arbeidscontract. Kunt u verduidelijken hoe dat misverstand bij die betrokken werklozen is ontstaan? Welke zijn de informatieplichten ter zake van de betrokken werkgevers? Welke verweermiddelen hebben de betrokken werklozen? Hebt u weet van eerdere voorvallen waarbij werklozen er niet van op de hoogte waren dat ze een stage met evaluatie aan het verrichten waren, in plaats van te proefdraaien in het kader van een sollicitatie?
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, ik vind dit een ernstige zaak en wil dat dan ook ernstig behandelen. Je hebt hier een samengaan van twee dingen. Natuurlijk zijn wij voor stages. U bent voor stages. Ik ben voor stages. Natuurlijk kan dat niet tot uitbuiting leiden. Dan is de vraag: stemt wat hier is gebeurd tot nadenken en moeten we ons beleid aanpassen? Samengevat is het dat waarover we het moeten hebben.
Wat mij betreft, is het nogal duidelijk: de werkzoekenden waren in opleidingsstage bij de VDAB. Elke partij weet dat de opleiding kosteloos is, dat de werknemer daar behalve zijn werkloosheidsuitkering niets voor krijgt en dat de werkgever, behalve het begeleiden van die mensen – wat toch ook een kostprijs heeft – ook geen kost heeft. Het is de bedoeling – en dat is essentieel – dat de competenties die iemand daarmee kan opdoen, ervoor zorgen dat die persoon morgen meer kans heeft op de arbeidsmarkt. Dat is eigenlijk de essentie van de zaak.
De opleidingsstages – in tegenstelling tot bijvoorbeeld een individuele beroepsopleiding (IBO) – hebben geen verplichting tot aanwerving. Het misverstand komt wellicht voort uit het feit dat Action voor de eerste keer ging werken met stages. Ik was daar ook heel blij mee. Als bedrijven bij mij komen klagen dat ze niet gemakkelijk personeel vinden, zeg ik altijd dat ze toch een beroep kunnen doen op allerlei instrumenten, zoals stages en IBO. Ik probeer hen daarnaartoe te leiden. Action heeft dat deze keer gedaan. Het misverstand is ontstaan toen zij een mail stuurden naar hun stagiairs om te zeggen dat ze na hun opleidingsstage een contract van één jaar zouden krijgen. Ze zijn daarbij vergeten te vermelden dat de VDAB-instructeur daarvan niet op de hoogte was. Verder hebben ze ook niet duidelijk gesteld dat dat na een evaluatie zou zijn. Dat lijkt mij wel belangrijk. Het is een soort kinderziekte vanuit de ontvangende werkgever. De essentie is dat een werkgever stages aanbiedt.
Natuurlijk is de werkgever altijd vrij, ook na afloop van een stage, om een arbeidscontract aan te bieden. Zoals ik zei, is er echter geen aanwervingsverplichting. De werkgever moet wel iets anders doen, namelijk een attest geven waarbij hij de verworven competenties weergeeft. Dat is de afspraak bij stages. In het verhaal van de elders verworven competentie (EVC) is dat toch een belangrijk aspect.
Iedere werkzoekende kan natuurlijk een klacht indienen bij de VDAB. Als de Vlaamse ombudsman hier verslag komt uitbrengen, zegt hij altijd dat de VDAB een voorbeeld is. Als dat echter nog niet genoeg is voor de klachtindiener, kan die na de klachtbehandeling door de VDAB altijd nog terecht bij de Vlaamse ombudsman.
U vroeg of ik, behalve Action, nog andere voorvallen kende. Dat is niet het geval. De opleidingsstage maakt deel uit van een opleiding. Het stagecontract stelt heel duidelijk wat zowel de stagenemer als de stagegever daarvan mag verwachten. Ik denk dat het op zich nog een rekruteringskanaal kan zijn, maar dan wel een waarbij de focus niet ligt op rekrutering, maar wel op het opdoen van competenties. Het mag zeker niet worden beschouwd als proefdraaien. Maar als iemand een paar weken of maanden stage heeft gelopen en de werkgever ervan kan overtuigen dat hij voldoende competenties heeft om verder te groeien, zou het zonde zijn als die werkgever die persoon niet zou mogen aanwerven.
Mevrouw Talpe, u stelt ook de vraag hoe we dergelijke onduidelijke toestanden in de toekomst kunnen vermijden. Ik moet eerlijk zeggen dat ik blij ben dat er maar één geval is. Ik heb tot nu toe geen klachten gezien. Voor mij is dat niet zo verwonderlijk omdat het stagecontract effectief door alle partijen, zowel de werkzoekende, de werkgever als de VDAB, werd ondertekend en vrij duidelijk opneemt wat de bedoeling van de stage is. De VDAB onderstreept daarbij dat de werkgever het op zich moet nemen om goed te communiceren met de stagiair. Ik hoop – en dat meen ik echt – dat Action door dit geval niet beslist om geen stages meer te doen. Het is een grote werkgever, ook voor mensen die iets minder geschoold zijn. Het zou zonde zijn indien ze zich daar door dit voorval niet meer op inschrijven.
U vroeg hoe we ervoor kunnen zorgen dat er geen misbruik is. De VDAB waakt over het eigenlijk gebruik van de stages. Ten eerste is er altijd een opleidingsplan, waarbij de stageduur heel duidelijk is meegegeven. Ten tweede is er een opvolging door de VDAB-medewerkers om te zien of de geplande activiteiten rond competentieversterking effectief worden uitgevoerd. Als er daarbij onregelmatigheden zijn, zal de VDAB die aankaarten.
Het hebben van vacatures staat los van de aangeboden stageplaats. Voor mij mag dat ook zo zijn. De IBO is meer gericht op het invullen van vacatures doordat men een verplichting van aanwerving heeft. Een stageplaats moet de mensen eigenlijk vooral bijschaven in competenties.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Werkplekleren is uiteraard een goede zaak en werkzoekenden de kans geven om te solliciteren is dat heel zeker. Ik hoop samen met u dat het hier inderdaad om een misverstand gaat: slechte communicatie, een kinderziekte bij een individueel dossier, zoals u het zelf zegt. We zullen het niet groter maken dan het is.
Sollicitanten hebben rechten en plichten, werkgevers hebben die ook. We moeten er ons zeker voor behoeden dat er acties op touw worden gezet om ergens gratis arbeid te kunnen krijgen.
Dit voorval maakt natuurlijk duidelijk dat het zeer belangrijk is dat werkzoekenden er duidelijk over worden geïnformeerd waaraan ze beginnen en waar ze naartoe gaan. De VDAB moet hier richting aan geven. Ik heb begrepen dat hij heel goed op de hoogte is van zijn opdracht.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, ik wil graag een aanvulling doen. Het is toch belangrijk dat een grote werkgever als Action weet dat er zoiets bestaat als dat werkplekleren. We weten allemaal dat dat heel veel voordelen biedt, zowel voor werkgevers als werknemers, op korte en lange termijn. Het is belangrijk dat we dat nog meer ‘in the picture’ zetten of er meer mee naar buiten komen.
Bij korte stages van dat werkplekleren is het heel belangrijk dat er een evaluatie is. Die evaluatie moet er uiteraard zijn om tot een contract van onbepaalde duur te komen.
Bij stages en vormen van werkplekleren, zoals we die kennen op lange termijn bij IBO, en bij de leertijd, worden er altijd concrete afspraken gemaakt tussen de VDAB, de werkgevers en de werkzoekenden. Minister, in welke mate worden stages op korte termijn bij werkplekleren opgevolgd?
Minister Muyters heft het woord.
Dat is voor 100 procent hetzelfde. Zoals ik al zei, is het zowel de werkgever, de werkzoekende als de VDAB die ondertekent wat er wordt verwacht van de stageplaats. Ik hoop echt dat bedrijven als Action dat engagement om stageplaatsen te verzorgen blijven opnemen. Dat is zo essentieel in het model rond werkplekleren dat we naar voren willen schuiven. Langs de ene kant willen we dat mensen ervaring kunnen opdoen in een bedrijf. Ik heb zelf met Action gesproken om hen ervan te overtuigen in te stappen in het model. Ik hoop dat een kinderziekte er dan niet voor zorgt dat ze afhaken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.