Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Vraag om uitleg over de impact van de taxshift op de financiën van de lokale besturen
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, op 15 september 2015 verklaarde u in de Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting dat u bereid was om de impact van de zogenaamde federale taxshift op Vlaanderen verder te onderzoeken en op te nemen in de meerjarenraming vanaf het moment dat de details van de federale beslissingen duidelijk werden. Afgelopen week werd er heel wat duidelijkheid verschaft, of op zijn minst veel informatie verspreid.
Op donderdag 15 oktober 2015 konden we bijvoorbeeld in de media lezen en horen wat de zogenaamde taxshift Vlaanderen, Wallonië en Brussel zou kosten. Volgens die berichtgeving gaat het om 900 miljoen euro voor de deelstaten, waarvan 587 miljoen euro voor Vlaanderen. Ook voor de lokale overheden blijven de federale beslissingen niet zonder gevolgen. Zij zien hun inkomsten ook aanzienlijk dalen. Volgens diezelfde media gaat het om 264 miljoen euro. Het is trouwens niet de eerste keer dat de lokale overheden hun inkomsten zien dalen.
De voorwaarden om uw belofte waar te maken, minister, lijken dus vervuld. Het zou trouwens ook verbazen indien er geen cijfers zouden zijn overgemaakt tijdens een recent Overlegcomité of tijdens de gesprekken met de ministers van Begroting van de deelstaten die federaal minister Van Overtveldt iets later op die bewuste donderdag aankondigde.
Minister, ik heb enkele simpele vragen, waarop ik hopelijk duidelijke antwoorden krijg. Het is belangrijk voor ons als Vlaams Parlement maar ook voor de begrotingen van de gemeenten.
Zullen het ontwerp van begroting 2016 en de bijhorende meerjarenraming – het tweede is nog belangrijker – die dit najaar in het parlement worden ingediend, rekening houden met de impact van de federale beslissingen die door hen samengevat worden als een taxshift? Zo ja, wat is deze impact en hoe is die opgebouwd? Wat zijn de onderdelen ervan? Is er overleg geweest, zoals u en de minister-president verschillende keren hebben gevraagd? Zo neen, vanaf wanneer denkt u de implicaties van deze federale beslissingen in de begroting en meerjarenraming te kunnen opnemen?
Wat is de impact voor de Vlaamse gemeenten? Zult u ervoor zorgen dat de impact op de lokale overheden wordt getemperd of gecompenseerd? Die discussie hebben we al eens gevoerd. Zoals gezegd, hebben de lokale besturen al facturen doorgeschoven gekregen, en zijn ze nu bezig met het opmaken van de meerjarenbegroting, conform de Vlaamse orders ter zake. Ik citeer even iemand: “Als je een besparingsbeleid doet via de uitgaven” – waartoe u en uw collega’s de gemeenten dwingen – “heb je op korte termijn onvermijdelijk een negatieve impact op de economie.” Ik vraag dus naar een eventuele tempering van de minderinkomsten voor de gemeenten.
De heer Doomst heeft het woord.
Mijn vraag gaat over hetzelfde onderwerp. Minister, als besturen vooruitzien is, moet je wel een zicht hebben, en moet de mist wat optrekken voor de financiële perspectieven die de lokale besturen hebben de volgende jaren. We zijn deze dagen allemaal mee bezig aan beleidsplannen en duidelijkheid over de cijfers is daarbij heel belangrijk.
Iedereen moet zijn werk doen in het bezuinigingsparcours, dat absoluut noodzakelijk is. De voorbije maanden waren er besparingen op sectorale subsidies, op gesubsidieerde contractuelen (gesco’s), op de vennootschapsbelasting, de stijging van de pensioenuitgaven, en aan de overkant de vermindering van de dotatie voor de politie en meerkosten voor de brandweer. Voor de begrotingsopmaak op lokaal niveau is het niet gemakkelijk om voldoende duidelijkheid te krijgen over wat de financiële gevolgen zijn van bepaalde beslissingen die worden genomen door de Federale Regering en de Vlaamse Regering. Daar moeten we lokaal een antwoord op geven.
Elke gazet zet op de voorpagina wat het zal kosten voor de gezinnen. Dat wordt allemaal tot in het detail opgemaakt. De vraag is wat de taxshift en de fasering per aanslagjaar betekenen voor de lokale besturen. Wanneer kunnen we daarover duidelijkheid krijgen? Op welke manier zal de Vlaamse Regering erover waken dat de maatregelen de financiële situatie van de lokale besturen niet verder bezwaren en dat het vertrouwen in de samenwerkingsrelatie blijft?
Nogal wat steden en gemeenten wachten nog steeds op de formele beslissing of de vermindering van de werkgeversbijdrage naar 25 procent ook geldt voor contractanten in de publieke sector. Wanneer kunnen we daarover uitsluitsel krijgen?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Collega’s, zoals jullie weten en hebben kunnen lezen, hebben we vorige week een vergadering gehad met ministers Van Overtveldt en Wilmès om het akkoord over de federale taxshift voor het eerst toe te lichten. De focus van die vergadering lag op de nota van de FOD Financiën over de impact van de geplande maatregelen in de personenbelastingen op de Vlaamse en de gemeentelijke opcentiemenberekening.
Vooraleer we dieper ingaan op de weergegeven impact op de Vlaamse begroting, wil ik nog eens onderstrepen dat wat goed is voor de Vlaamse economie, ook goed is voor de Vlaamse Regering en bij uitbreiding uiteraard ook voor elke Vlaming.
U kunt positieve maatregelen nemen die een zeer positief effect hebben op de Vlaamse burger en het Vlaamse bedrijfsleven, maar die een negatief effect hebben op de Vlaamse begroting. Het is hierbij evenwel vooral van belang dat de regering in dit land het prille economische herstel verder wil stimuleren via lastenverlaging voor ondernemers en burgers.
De voorbije weken heeft de federale overheid werk gemaakt van een verdere verfijning van een budgettaire raming van de maatregelen die genomen worden in het kader van de tweede taxshift. De structurele budgettaire weerslag van de tweede taxshift op de federale begroting bedraagt 858 miljoen euro in 2016. De impact op de gewestelijke begrotingen situeert zich één jaar later, dus vanaf 2017, omdat dat samenvalt met het aanslagjaar in de personenbelasting, zijnde het jaar volgende op het inkomstenjaar.
In tegenstelling tot de koopkrachtmaatregelen van de eerste taxshift waar een budgettaire weerslag van 450 miljoen euro voor entiteit I en II samen werd gecommuniceerd, heeft het bedrag van 858 miljoen euro dus enkel betrekking op entiteit I. De 450 miljoen euro ging over de beide, dit gaat enkel over entiteit I. De globale budgettaire weerslag van de tweede taxshift met betrekking tot het inkomstjaar 2016 op de personenbelasting bedraagt dus voor het federale niveau en de regio’s samen 1,139 miljard euro. Deze globale impact neemt vanaf 2018, respectievelijk 2019, verder toe tot 1,328 miljard euro en respectievelijk 1,305 miljard euro.
Uit het overleg van vorige week vrijdag is onder meer gebleken dat om het gewestelijke aandeel in dit bedrag te berekenen de gebruikelijke autonomiefactor van 25,99 procent niet zomaar op alle maatregelen kan worden toegepast. De reden hiervoor is dat de maatregelen met betrekking tot de belastingvrije som en de tariefschijven ook raken aan het belastingkrediet voor kinderen ten laste, en dat is een zuiver federale bevoegdheid. Daarom is het federale aandeel in de totale kost voor de tweede taxshift groter dan 74,01 procent. Uiteindelijk kan de kostprijs op kasbasis voor alle gewesten samen voor het begrotingsjaar 2017 worden becijferd op een bedrag van 281 miljoen euro. Dit loopt verder op tot 610 miljoen euro vanaf 2019 en 915 miljoen euro vanaf 2020.
Vlaanderen neemt van dit bedrag 63,78 procent voor zijn rekening, wat resulteert in een bedrag van 180 miljoen euro. Gelet op de eerder genoemde budgettaire enveloppes zal dit bedrag verder oplopen tot 390 miljoen euro in 2019, om vervolgens in 2020 op kruissnelheid te komen met 587 miljoen euro. Hoewel er op de vergadering van vorige week vrijdag al een en ander duidelijk is geworden, zullen we natuurlijk nog een aantal technische vergaderingen moeten hebben om de technische aangelegenheden verder uit te klaren. We zullen daarvoor op heel korte termijn een ambtelijke werkgroep opstarten met technici van zowel de federale overheid als de regio’s. Daarnaast zal er nog deze maand een interfederale interministeriële conferentie bijeenkomen om zich verder te buigen over deze berekeningen.
Belangrijk daarbij is dat de cijfers die ik nu noem, uiteraard altijd onder voorbehoud zijn van de technische vergaderingen waar eventueel nog wijzigingen kunnen zijn.
Het is belangrijk dat wij er als Vlaamse Regering voor hebben gekozen om de negatieve impact van deze maatregelen op de Vlaamse begroting niet terug te draaien via een verhoging van de opcentiemen. We willen dat de belastingverlaging effectief volledig naar de Vlaamse burgers mag worden vertaald.
Het is belangrijk om de balans te kunnen maken. Ik heb het nu over het negatieve aspect van de 30 procentschijf, maar er zijn ook een aantal positieve zaken. Die moeten we nog exact berekenen. Dat zal ook in de ambtelijke werkgroep gebeuren. Zo zal de structurele vermindering van de RSZ-werkgeversbijdrage tot gevolg hebben dat de Vlaamse doelgroepkortingen kunnen verminderen. De reden ligt in het feit dat er door de verhoging van de structurele vermindering in bepaalde gevallen geen bijdragen meer verschuldigd zijn en er dus geen regionale doelgroepkorting meer nodig is of dat men dat budget voor iets anders kan gebruiken. De vraag is wat je dan met dat budget doet. Het kan zijn dat je blijft bij doelgroepkorting, maar extra budget hebt voor andere zaken. Maar goed, dat is dan ook een winst voor Vlaanderen. Door de verhoging van de structurele vermindering treden ten tweede bepaalde cumulregels tussen structurele vermindering en doelgroepvermindering in werking, waarbij deze laatste worden geplafonneerd. Ook dat is een pluspunt. Maar nogmaals, er moet nog worden berekend wat het effect daarvan is en vooral ook hoe wij daarmee omgaan.
Er is ook de verlaging van de RSZ-werkgeversbijdrage van sommige eigen Vlaamse entiteiten en gesubsidieerde entiteiten die tot een vermindering van de Vlaamse uitgaven leidt. Wij hebben ook de fiscale regularisatie die tot extra ontvangsten zal leiden, voornamelijk via de erfrechten. Het is echter heel moeilijk te bepalen hoeveel dat exact is, aangezien het afhangt van hoeveel fiscale regularisatie er is. Ik heb verleden week in de commissie in mijn antwoord op een vraag gezegd dat dat voor 2015 nog tot en met september 24 miljoen euro was, maar het is altijd moeilijk in te schatten hoeveel dat exact zal zijn.
Dan is er ook de verlaging van het btw-tarief voor scholenbouw, dat ook een positieve impact kan hebben op de Vlaamse begroting, namelijk dat je extra middelen kunt hebben om extra scholen te bouwen, wat ook weer bijzonder goed is voor de Vlaming.
Als je alle plussen en minnen bekijkt, zal er nog heel wat moeten worden uitgeklaard in de technische werkgroep. We kennen het effect van de 30 procentschijf, maar ik vind het echt van cruciaal belang om te benadrukken dat er ook plussen zijn. Alleen kennen wij nog geen exacte bedragen voor die plussen.
Wij moeten daarover nog informatie leveren aan de federale overheid, opdat die de berekening zou kunnen maken, en zij moet bepaalde informatie aan ons leveren, opdat wij de juiste berekeningen zouden kunnen maken. Ik benadruk dat er ook heel belangrijke plussen zijn in deze kwestie, voor de Vlaming, voor de Vlaamse begroting, maar bijvoorbeeld ook vooral voor de scholenbouw.
We hebben de impact per individuele gemeente nog niet kunnen berekenen. Dat is nog niet beschikbaar op de website van de FOD Financiën, maar ze weten ook dat ze daaraan moeten werken. Een algemeen bedrag ter zake noemen vind ik moeilijk, omdat dat echt wel afhangt van de afzonderlijke gemeente.
Dan was er de vraag of de vermindering van de werkgeversbijdrage naar 25 procent ook geldt voor contractanten in de publieke sector. Ik heb vorige keer ook gezegd dat er minnen zijn voor de gemeenten, maar dat er potentieel ook plussen zijn. Ter zake is het belangrijk dat je dat echt op het niveau van de individuele gemeente bekijkt. Er kunnen immers heel grote verschillen zijn, afhankelijk van de gemeente. Een individuele burgemeester of schepen heeft dus eigenlijk niets aan een algemeen bedrag. Die wil gewoon weten wat de impact is voor zijn begroting. Naar aanleiding van de technische werkgroep en de interministeriële conferentie zullen we ook uw vraag over de impact van contractueel personeel in de publieke sector of bij intercommunales meenemen. Sowieso zou een btw-verlaging met betrekking tot scholenbouw ook een reëel financieel voordeel kunnen zijn voor steden en gemeenten, indien ze ter zake een eigen bijdrage hebben. Er zijn toch niet weinig steden en gemeenten die nog altijd eigen bijdragen hebben in de bouw van scholen. Het is dus nog even wachten om het effect te kennen op de individuele begrotingen van steden en gemeenten. Nogmaals, het is moeilijk om ter zake met algemene bedragen te werken, omdat dat eigenlijk heel weinig zegt voor een individuele stad en gemeente. Over de minnen voor Vlaanderen in het algemeen heb ik nu de stand van zaken gegeven, maar ik wil echt benadrukken dat men niet mag afkloppen op een bepaald bedrag, want de minnen zijn maar waard wat de plussen zijn die daartegenover staan.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik blijf toch voor een deel op mijn honger. Naast de plussen zijn er immers vele minnen. We hebben dat ook al gezien bij de gezinnen. Als ik uw verklaringen in de media goed begrijp, dan zult u de minderinkomsten opnemen in uw meerjarenraming. Dat wil ik nog eens heel uitdrukkelijk vragen. De plussen hebt u nog niet, de plussen tussen aanhalingstekens dan: daar zal ik straks nog een vraag over stellen. De minnen neemt u op in uw meerjarenraming.
Ik heb de minister-president ooit stoer horen verklaren dat de taxshift geen gevolgen mocht hebben voor Vlaanderen. Dat was de eerste verklaring. Die werd snel ingetrokken. De tweede verklaring was dat moest worden overlegd, dat men Vlaanderen moest betrekken, dat Vlaanderen moest weten wat er gebeurde, dat dit niet eenzijdig mocht. De jongste verklaring die ik heb gehoord, is dat de minister-president zijn telefoonnummer geeft en dat ze hem mogen bellen als ze gaan beslissen. Dat is blijkbaar ook niet gebeurd, want u hebt de toelichting verleden week gekregen. U hebt dus eigenlijk akte moeten nemen van de beslissingen daar. Ik herinner me tijden tijdens de vorige legislatuur waarin het kot hier op stelten werd gezet voor veel kleinere bedragen dan 1 miljard euro voor de deelgebieden of 264 miljoen euro voor de gemeenten. Dat moet me toch van het hart. Minister, u zegt het prille economische herstel te zullen ondersteunen. U hebt echter geen individuele bedragen voor de gemeenten. Daar kan ik nog enigszins mee leven. U hebt echter ramingen voor de deelgebieden geciteerd op basis van een nota van de FOD Financiën, en daarin staat ook letterlijk dat het gaat om 264 miljoen euro voor de gemeenten, te verdelen over de gemeenten in België. Er is dus wel een negatieve impact. Ik vraag me dus eigenlijk af of u het prille economisch herstel daar niet fnuikt. U gaat immers de lokale investeringen een knauw geven, zoals we al een paar keer hebben gezegd.
Wat de contractuelen in de publieke sector betreft, verwijst u naar een interfederale werkgroep. Mijn vraag ter zake blijft: hoe moeten die gemeenten hun begroting opmaken? Dat geldt immers niet alleen voor de gewone contractuelen. Ik zal het nog een beetje specificeren. Wat doen we bijvoorbeeld met de contractuelen van de publieke sector in de publieke woon- en zorgcentra? Die krijgen dat dus niet, als ik het goed begrijp. Of dat weet men nog niet. Dat is toch hallucinant. Men gaat een verschil creëren tussen diverse woon- en zorgcentra. Dat begrijp ik toch uit uw antwoord. We gaan dat ooit wel zien.
Dat statuut is ook anders.
Dat is niet zo. (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
Mijnheer Diependaele, u moet maar eens kijken naar de profitsectoren van categorie 1, 2 en 3. Dat is altijd geregeld in het kader van de sociale Maribel. Nu is dat blijkbaar één grote poespas. Men weet het niet. De informatie is blijkbaar nog altijd onderweg.
Die verschillen zijn er al.
Er zijn verschillen, maar die worden nu alleen nog maar verscherpt, als ik het goed begrijp. Minister, ik hoop dat u dit hebt begrepen.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, de lokale besturen moeten niet enkel aan de klaagmuur staan. Ik denk dat men ook lokaal zou kunnen profiteren van een heroplevende Vlaamse economie. Ik heb al dikwijls ervaren dat dubbel genot groter genot is. Ik ben er dus van overtuigd dat er zeker appels uit de kast zullen kunnen vallen. Voorlopig is het probleem dat men vooral lokaal alleen de zure appels ziet, en niet weet hoe zoet de andere zullen smaken. Minister, ik wil er toch op aandringen dat we simulaties zouden krijgen met de pro’s en de contra’s per type gemeente en zo. Ik denk toch dat men stilaan voor de lokale besturen een dergelijke oefening zou moeten kunnen doen.
Ik ben blij dat u steun geeft om de werkgeversbijdrage tot 25 procent te reduceren voor de contractanten uit de publieke sector. Ik hoop dat u dat op uw vergadering ook zult verdedigen.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik begrijp zeer goed de vraag over wat de effecten zullen zijn voor Vlaanderen en de gemeenten. Ik schrik er toch altijd wat van dat partijen hier komen zeggen dat federaal een maatregel wordt genomen – een maatregel waar ik trouwens honderd procent achter sta, die als doelstelling heeft jobs, jobs, jobs en concurrentiekracht voor de ondernemingen – die doorsijpelt naar de gemeenschappen en de gewesten, en dus de lokale overheden. Maar ze hebben zelf jarenlang aan een staatsstructuur gewerkt die dit nu eenmaal met zich meebrengt. Dat is nu eenmaal het gevolg van de situatie waarin Vlaanderen zich bevindt.
Mijn partij heeft al decennialang – ook de keren dat we zelf daaraan hebben meegewerkt – gepleit voor responsabilisering. Dat betekent dat als een overheid maatregelen neemt, diezelfde overheid ook instaat voor de gevolgen die deze maatregel eventueel zou hebben. Dat is niet wat we nu hebben in de Belgische staatsstructuur. Ik ken alle omstandigheden over de totstandkoming van de zesde staatshervorming. Alle begrip daarvoor. Maar, mijnheer Bertels, kom nu niet zeggen dat u daarvan schrikt, u hebt die staatshervorming zelf mee goedgekeurd. Daarmee is inherent verbonden dat als het federale niveau een aantal maatregelen neemt – nogmaals, waar ik volledig achter sta –, die inderdaad gevolgen hebben voor Vlaanderen en de gemeenten. Dat is nu eenmaal de situatie waarin we zitten als gevolg van de krakkemikkige staatsstructuur.
We hebben in de vorige legislatuur tientallen keren, zeker al van toen ik fractieleider geworden ben in 2013, maatregelen gevraagd voor het concurrentiepact - ik denk zelfs dat het mijn eerste tussenkomst was. Ondernemingen moeten concurrentiëler worden met het buitenland. Sindsdien hebben alle partijen, ook uw partij mijnheer Bertels, keer op keer die vraag herhaald. Keer op keer hebben we Kris Peeters toen op zijn knieën naar de overkant van de straat gestuurd om dat concurrentiepact te vragen. Nu hebben we het gekregen. De toenmalige minister-president stond daar volledig achter. Nu hebben we eindelijk die maatregelen gekregen om ondernemingen in Vlaanderen concurrentieel te maken, om effectief te gaan voor de jobs die we zo hard nodig hebben. We hebben dus gekregen wat we gevraagd hebben.
Wat de gemeenten betreft, mijnheer Doomst, in uw schriftelijke vraag stond een punt dat ik niet zo goed begreep en dat ik zou willen rechtzetten. Er stond: besparingen op de sectorale subsidies. Het spijt mij verschrikkelijk, maar dat was geen besparing, die subsidies zijn overgedragen aan de lokale besturen, in de zin van de autonomie van de lokale besturen. Buiten de algemene besparing die overal heeft plaatsgevonden, is daar geen besparing op doorgevoerd. Ik heb er alle vertrouwen in dat alle partijen in de Vlaamse Regering inderdaad bezorgd zijn om de financiële kracht, of de budgettaire situatie van onze gemeenten. Ik neem aan dat u daar ook alle vertrouwen in hebt. Het mooiste bewijs daarvan is het overeind houden van de groei van het Gemeentefonds met 3,5 procent. Dat is ook geen gemakkelijke opgave, want dit jaar betekent dat ongeveer 85 miljoen euro. Maar we houden dat jaar na jaar vol. Ook in de vorige legislatuur hebben we die altijd volgehouden. Dat mag ook wel eens worden gezegd.
Er zijn ook heel wat positieve effecten, de minister heeft daar al ruimschoots naar verwezen. Ik hoor daar van alles en nog wat over. Ik begrijp dat wel. Het is jammer dat de positieve en de negatieve effecten niet samen gegeven zijn, want dan was er een eerlijk debat geweest. Nu is er een debat waarbij we de negatieve aspecten kennen en de heisa ontploft. We hebben allemaal kritiek of wat dan ook. Voor hetzelfde geld valt het allemaal veel beter mee dan wat we nu denken. Het is dus jammer dat die twee aspecten gescheiden zijn, maar ik ben heel hoopvol met betrekking tot de positieve elementen. Als ik het goed begrijp, zullen we ze binnen een week of twee krijgen.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mijnheer Diependaele, ik zal al één mysterie oplossen voor u. U zei dat Kris Peeters op zijn knieën naar de overkant moest gaan om iets te doen aan de competitiviteit van de Vlaamse economie. U ziet het dus: Kris Peeters is zelf naar de Federale Regering gegaan. Dat is dus opgelost. Dankzij zijn inbreng is die taxshift dus voor elkaar gekomen. Daarmee is dus al één mysterie opgelost.
Het tweede mysterie is natuurlijk de discussie over de repercussie van federale beslissingen op het regionale of het Vlaamse niveau, of op het lokale niveau. Voor het lokale niveau is dat al decennia zo. Voor Vlaanderen is dat nu inderdaad ook dankzij de zesde staatshervorming ingevoerd. We hebben heel duidelijk een fiscale autonomie. Wij kunnen de opcentiemen aanpassen binnen de lokale gemeentebesturen. Voor Vlaanderen kunnen we dat nog meer, we hebben een belastbare basis en we kunnen de tarieven, de belastingschalen aanpassen. We hebben die bevoegdheid. De Vlaamse Regering beslist in volle autonomie om de tarieven stabiel te houden en een duit te doen in de belastingvermindering.
U moet nu niet komen zeggen dat wij als slaven gekoppeld zijn aan die federale beslissing. Alles hangt af van de manier waarop wij het zelf invullen. Als wij als Vlaamse Regering of als Vlaams Parlement zeggen dat we die tarieven naar boven aanpassen om enigszins te compenseren of dat we die federale beslissing willen versterken door nog een extra Vlaams luik aan die belastingvermindering te hechten, is dat onze autonome beslissing. Nu beslissen wij autonoom dat we de tarieven stabiel houden.
Het is een zeer beperkte voorstelling van de feiten dat Vlaanderen als een slaaf de oekazes of de directieven van de federale overheid uitvoert – quod non. Vlaanderen beslist in volle autonomie om de tarieven stabiel te houden, met de minderontvangsten waar de minister daarnet naar verwees. De gemeenten hebben een ietwat lager niveau van autonomie, want ze kunnen maar één tarief wijzigen. Vlaanderen kan veel meer wijzigen.
Dat is ingewikkeld, ik ontken niet dat het allemaal helderder en gemakkelijker kan. Dat is het verhaal van het compromis om iets te kunnen bereiken en vooruit te kunnen gaan in de fiscale autonomie. Maar voor de lokale besturen geldt in se hetzelfde verhaal.
Van twee zaken één, mijnheer Bertels. We hebben een grote fiscale hervorming gehad onder paars-groen. Toen hebt u die opmerking wellicht niet gemaakt. We hebben een grote fiscale hervorming gehad begin jaren 90 met Herman Van Rompuy. Toen hebben we hetzelfde verhaal samen met u gedaan.
U weet: om de tien tot vijftien jaar hebben we een fiscale hervorming om de zogenaamde elasticiteit wat af te zwakken, dus de meeropbrengsten. Ik vind dat we de lokale besturen onrecht aandoen als we continu aan de klaagmuur staan dat de lokale besturen te weinig middelen en te weinig autonomie zouden hebben.
Dat zeg ik ook binnen onze partij, hoor, mijnheer Rzoska. Ik zie dat u de wenkbrauwen fronst en denkt: wat zegt u nu, als burgemeester. Maar ik vind dat oprecht. Als je sterk gelooft in de lokale autonomie en als je vindt dat het lokale niveau het beste en het dichtste beleidsniveau is en dus moet worden versterkt, moet je ook consequent zijn en de fiscale autonomie van de lokale besturen laten spelen. Ik geloof ook voor 100 procent dat degene die de beslissingen neemt, moet worden geresponsabiliseerd en dus moet zorgen voor de hoofdmoot van de fiscale ontvangsten. Dat ligt in ons land voor de lokale besturen gelukkig veel hoger dan gemiddeld in het buitenland.
Het is een positief verhaal. Voor de oppositie is het mogelijk om ook in het positieve nog het negatieve boven te halen. Dat is een kenmerk dat een oppositielid moet uitmelken. Soms is dat gemakkelijk, maar in dit dossier is het zeer moeilijk, mijnheer Bertels. Het zou u sieren als u onderkende dat u dit 15 of 12 jaar geleden of zelfs 25 jaar gelden hebt gesteund, in een regering waarvan u deel uitmaakte, en als u ootmoedig zou toegeven dat dit een oefening is die de Vlaamse economie gaat versterken en die de Vlaamse burger meer fiscale ademruimte gaat geven. Het geeft in het globaal zuurstof, zowel aan de economie als aan de Vlaamse samenleving.
De heer Schiltz heeft het woord.
Bij de laatste noot van de heer Van den Heuvel wil ik me aansluiten. Mijnheer Diependaele, met de zesde staatshervorming is de autonomie van Vlaanderen natuurlijk wel vergroot, en ook de fiscale autonomie. U laat de perceptie bestaan dat het door de andere partijen komt dat Vlaanderen niet volledig fiscaal autonoom is. De essentie is – of dat nu federaal is of Vlaams – dat er nu zuurstof wordt gecreëerd voor de burgers, voor de mensen die werken. Er wordt een enorme lastenverlaging georganiseerd, mijnheer Bertels. Dat heeft inderdaad een impact op de Vlaamse begroting, volgens de structuur die er nu is, en die momenteel het maximaal haalbare is.
De heer Van den Heuvel heeft volstrekt gelijk: deze regering heeft het engagement opgenomen, en de minister heeft het net nog herhaald, om een eventuele taxshift of een federale belastingverlaging niet te compenseren met een Vlaamse belastingverhoging, waardoor het resultaat voor de burger voelbaar is. Het zou een beetje dom zijn om federaal te verlagen en Vlaams weer te verhogen.
Ik ben het helemaal met u eens, mijnheer Diependaele en minister, we kijken ook uit naar de positieve cijfers. De lastenverlagingen in de non-profitsector lijken me belangrijk, net als de btw voor scholenbouw. Dat geeft ruimte aan scholenbouw of andere beleidsdomeinen. In die zin kan het interessant zijn om de negatieve en de positieve effecten naast elkaar te kunnen zetten, en op die manier de netto impact op de Vlaamse overheid en op de lokale besturen te zien.
Mijnheer Van den Heuvel, uw pleidooi over de autonomie en de volwassenheid van de lokale besturen is zeer bevlogen. Het is natuurlijk in deze tijden van besparingen niet evident. Niemand kan de dans ontspringen. Het is ook logisch dat de lokale besturen hun duit in het zakje doen. Als je de inspanningen vergelijkt op federaal, Vlaams en lokaal niveau, zijn die vrij gelijkmatig verspreid. Iedereen op elk niveau doet zijn best om de overheidsfinanciën rond te krijgen en tegelijk voldoende zuurstof te laten aan mensen die iets willen ondernemen.
De omvang van het bedrag vind ik positief nieuws. Dat geeft aan dat het een enorme fiscale hervorming is. Als ik kijk naar de cijfers en waarop die zijn gericht, in het bijzonder op de lage lonen, zal dit een effect hebben op de economie en de werkgelegenheid. De inleiding van de minister was veruit het belangrijkste punt. Namelijk: als deze taxshift, waaraan we vanuit Vlaanderen een bijdrage moeten leveren, jobs oplevert, zal ook voor de Vlaamse overheid de kassa rinkelen. Daar gaat het om.
Er komt een inschatting, want het blijft een inschatting, van de jobcreatie door deze taxshift van het Planbureau. Misschien is het een idee om die cijfers te gebruiken: een dergelijke toename van de werkgelegenheid in België wordt verwacht, voor Vlaanderen betekent dat een bepaald aantal extra jobs, dus voor de personenbelasting betekent dat zoveel extra inkomsten. Dan kunnen we die meenemen in de meerjarenbegroting. Dat lijkt de meest logische manier om de voordelen die zijn verbonden aan de taxshift … (Opmerkingen van de heer Matthias Diependaele)
Die zijn er ook, anders hadden we dit niet moeten doen. Maar de taxshift en de omvang van die bedragen tonen de impact op de werkgelegenheid die dit zal hebben. Daarom moeten we dit als Vlaanderen ten volle steunen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Het is inderdaad jammer, mijnheer Diependaele, dat we alleen de minnen kennen en nog niet de plussen. We proberen op een bepaald moment duidelijk te maken ook aan journalisten dat we de cijfers niet geven omdat we geen plussen en minnen hebben. Dan krijg je als titel in de krant: ‘Niemand weet het.’ Ja, we weten het wel, alleen vind ik het veel comfortabeler om op een bepaald moment een degelijke analyse te maken. We kunnen uw suggestie ook meenemen om dat te berekenen, mijnheer Van Rompuy.
Ik heb vandaag de cijfers gegeven die ik wou geven, omdat ik zo stilaan ook vreselijk ambetant wordt van de systematische vraag waarom het nog niet volledig geweten is. Het is wel geweten, het is gewoon niet volledig geweten. Enkel de negatieve effecten of de plussen voor de Vlaming zijn bekend, maar de voordelen voor de Vlaamse begroting, en dus ook voor de Vlaming, zijn nog niet gekend.
Ik neem er akte van dat ik vandaag een heel groot pleidooi van sp.a heb gehoord om de onroerende voorheffing te verhogen, als ik de politieke analyse maak en de redenering doortrek. (Opmerkingen van de heer Jan Bertels)
U zegt: “Olala, let op voor de Vlaamse begroting. Het is wel goed voor de Vlaming, het is goed voor de Vlaamse economie, maar het is slecht voor de Vlaamse begroting. Daar moet u iets aan doen.” Er zijn geen zevenhonderd mogelijkheden om daaraan iets te doen. U zegt: “Olala, er is een probleem voor de gemeenten, we moeten daaraan toch iets doen.” Dan neem ik het politieke besluit. Ik kijk eens in de tabel naar de gewestelijke belasting op dit moment, voor onroerende voorheffing. Dat is 105 miljoen euro. Dat kunnen we bijvoorbeeld maal drie doen, om naar 280 miljoen euro te kunnen gaan. (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
Ik ben het daar ook niet mee eens. Ik maak een analyse van de oppositie, ik probeer de redenering door te trekken, wat iemand moet doen die op mijn stoel zit. Ik kan me inbeelden dat u vindt dat ik uw woorden verdraai, mijnheer Bertels. U hebt dat niet gezegd, dat weet ik. Maar ik probeer een analyse te maken van uw vragen en welk antwoord erop zou moeten komen als je consequent bent.
Ik blijf dit benadrukken. Er is een pril economisch herstel. Een maand of vier geleden zeiden alle macro-economen dat we waarschijnlijk zouden gaan naar een economische groei van 1,5 of 1,6 procent. Op 10 september 2015 kregen we het rapport van het Economisch Planbureau dat het 1,3 procent is. Ondertussen hebben we Dieselgate en houdt iedereen zijn hart vast wat dat zal betekenen voor de Duitse economie. Ik ben fier dat we coalities hebben die kijken hoe we dat prille economische herstel kunnen stimuleren, door werkgelegenheid te creëren, de lasten op arbeid te verlagen en zuurstof te geven aan bedrijven.
En dan zeg ik als minister van Begroting: ik geef die extra lastenverlaging integraal door aan de Vlamingen. Wij zullen in de Vlaamse begroting moeten zien hoe we daarmee omgaan. Het is vandaag geen optie om ervoor te zorgen dat de ademruimte die wordt gegeven aan gezinnen en bedrijven, terug wordt wegbelast.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, ik zou het appreciëren indien u mij de politieke analyse van mijn woorden zelf zou laten maken.
Ik ben blij – en ik neem aan dat het ook zo werd genotuleerd – dat u zelf zegt dat ik dat niet heb gezegd. Uw analyse is dus voor uzelf.
Minister, ik vind dat u als minister van Begroting correcte cijfers moet opnemen in uw meerjarenraming. U moet daaruit als regering de gevolgen trekken om die meerjarenraming op te maken en beslissingen te nemen. Wij als oppositie zullen daar al dan niet op reageren. Als het goede maatregelen zijn, zullen we ze zelfs steunen. U moet die zaken zelf doen. U moet geen analyse maken voor mij.
Ik denk dat er op korte termijn negatieve gevolgen zullen zijn. Ook anderen hebben dat gezegd, om minister Van Overtveldt niet te noemen. De minnen zullen de plussen overstijgen. Er zullen negatieve gevolgen zijn voor het prille economische herstel. We zullen daarvan in het begin een negatieve weerslag krijgen. De facturen en de lasten die u hebt doorgeschoven naar de gezinnen en de gemeenten zullen een negatief effect hebben.
Mijnheer Van den Heuvel, u kunt wel zeggen dat de autonomie van de gemeenten speelt, maar u doet dat niet eenzijdig: u doorbreekt nu de meerjarenramingen en de investeringsplannen die waren opgemaakt door de gemeenten.
Mijnheer Diependaele, niet wij hebben de 125 miljoen euro voor het competitiviteitspact geschat in de vorige begroting, maar jullie. (Opmerkingen van Matthias Diependaele)
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, ik wil u vragen om het dorpsstraateffect van de maatregelen zo snel mogelijk in beeld te brengen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, zodat men lokaal weet wat de effecten zijn van het gebeuren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.