Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik word als lokaal bestuurder geconfronteerd met de conformiteitsonderzoeken en velen met mij. Het houdt veel lokale mandatarissen bezig.
De uitvoering van het conformiteitsonderzoek in functie van de verhuring en de te huur- of terbeschikkingstelling van een woning als hoofdverblijf of voor de huisvesting van studenten, ik verwijs naar artikel 7, paragraaf 1 van de Vlaamse Wooncode, en een conformiteitsonderzoek in functie van het opheffen van een besluit ongeschiktheid of onbewoonbaarheid, ik verwijs naar artikel 9 van de Vlaamse Wooncode, wordt door de Vlaamse overheid beschouwd als zijnde een taak voor de gemeenten. Hierover is al met verschillende burgemeesters van gedachten gewisseld. De meeste gemeenten ervaren deze gemeentelijke taak als een probleem, in eerste instantie omdat zij niet over personeel beschikken dat hiervoor is opgeleid. Vlaanderen organiseert de taak, legt de norm op, kwalificeert en schuift de taak dan naar de gemeenten door. Een beperkt aantal gemeenten beschikt over personeel dat hiervoor ingezet kan worden, de meerderheid echter niet.
Een bevraging bij 29 Kempense gemeenten – en we gaan ervan uit dat ze niet anders zijn dan andere Vlaamse gemeenten – toonde aan dat op jaarbasis het aantal verzoeken voor conformiteitsonderzoeken waarvoor de gemeenten bevoegd worden geacht uiterst beperkt is. Voor de Kempense gemeenten gaat het om 43 onderzoeken, Turnhout valt daar als stedelijk gebied buiten.
Dat wil zeggen, minister, dat het nog niet gaat over anderhalf onderzoek per gemeente. Het is dan ook geen evidentie voor een gemeente om daarvoor personeel ter beschikking te stellen, op te leiden en, belangrijker nog, om die personeelsleden voldoende ervaring te laten opdoen en eventueel die ervaring en kennis te onderhouden. Dergelijke ervaring en kennis is nochtans nodig om de complexe materie van de conformiteitsonderzoeken, die bovendien verregaande gevolgen kunnen hebben, op een behoorlijke manier uit te voeren. Daarom stellen die gemeenten zich de vraag waarom zij geen beroep zouden kunnen doen op Vlaamse instanties die reeds over opgeleid personeel beschikken. Dat is de berichtgeving die wij hebben ontvangen. Uit de resultaten van de bevraging kan echter ook worden afgeleid dat de bijkomende werklast voor die instanties die er al dagelijks mee bezig zijn, eerder beperkt zou zijn.
Voor alle duidelijkheid: de betrokken burgemeesters willen geen rem zetten op die gemeenten die wel over opgeleid personeel beschikken en zelf conformiteitsonderzoeken kunnen uitvoeren. Elke gemeente zou de vrijheid moeten krijgen om al dan niet eigen personeel in te zetten. De vraag is dat de gemeenten die wensen terug te vallen op bestaande specialisten om de woningkwaliteit in de gemeente mee te bewaken, die weg effectief kunnen bewandelen.
Artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 juli 2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen, het zogenaamde Woningkwaliteitsbesluit, stelt dat de conformiteit van woningen in het kader van het conformiteitsonderzoek onder meer vastgesteld kan worden door “de woningcontroleurs die de burgemeester van de gemeente waar de woning ligt aanwijst”. De vraag is natuurlijk: wie mogen wij als burgemeester allemaal aanwijzen om effectief die controle te doen? Juridisch lijken er verschillende interpretaties van deze formulering mogelijk.
Minister, ik wil heel duidelijk stellen dat de burgemeesters deze taak rond woningkwaliteit serieus nemen. Daarom net zijn ze bezorgd en wordt er zoveel over gesproken om te zien op welke manier dat op de beste manier kan worden uitgevoerd. Ze willen zeker niet de verantwoordelijkheid inzake woningkwaliteit ontlopen. Ze wensen wel zich te laten bijstaan door gespecialiseerde mensen, mogelijk met eigen personeel voor gemeenten die er meer mee te maken hebben, maar voor de andere gemeenten met mensen van diensten die reeds over die specialiteiten beschikken.
Minister, ik wil u enkele eenvoudige vragen stellen en ik hoop dat het antwoord misschien even eenvoudig maar vooral positief zal zijn. Kunt u ermee akkoord gaan dat gemeenten desgewenst moeten kunnen terugvallen op het reeds bestaand opgeleid personeel van de Vlaamse overheid voor het uitvoeren van conformiteitsonderzoeken in de bovenvermelde situaties? Zo ja, kan die werkwijze volgens u toegepast worden door middel van een ruime interpretatie van het huidige artikel 3 van het Woningkwaliteitsbesluit, waarbij dit desgevallend via een omzendbrief kenbaar gemaakt wordt en het voor iedereen duidelijk is? Of is het daartoe volgens u noodzakelijk om over te gaan tot een aanpassing van de regelgeving, in het bijzonder artikel 3 van het Woningkwaliteitsbesluit?
Minister, mogelijk zegt u dat gemeenten ook mogen samenwerken en intercommunaal de zaken aanpakken. Dat kan inderdaad een optie zijn, maar ook dat wil zeggen dat het gaat over 43 conformiteitsonderzoeken voor 29 verschillende gemeenten. Als de volledige bevoegdheid bij de Vlaamse overheid ligt, ook qua woningkwaliteitsnormen en ook qua ervaring, opleiding en zo meer, dat de gemeenten met het doorschuiven naar de gemeenten een probleem hebben, dat begrijp ik ook wel. Dan kun je kijken naar tussenniveaus, eventueel de provincie of andere. Dan komt dat debat opnieuw naar voren. Daarom de eenvoudige vraag, waar ik, zoals gezegd, graag een eenvoudig en positief antwoord op zou krijgen, of de gemeenten waar het beperkt is, gebruik zouden kunnen maken, zoals in het verleden, van de diensten van de Vlaamse overheid?
De heer Engelbosch heeft het woord.
De problematiek is een zoveelste argument of pleidooi voor de fusies van de gemeenten. Kleine gemeenten kunnen die zaken niet zelfstandig aan.
In afwachting daarvan zie ik wel heil in een intergemeentelijke samenwerking. In mijn stad, Sint-Truiden, gebeurt dat met de gemeenten Nieuwerkerken en Gingelom. Collega Rombouts, u zegt dat het door de aantallen nog een moeilijke zaak is. Ik zou dat willen tegenspreken, want dat kan dus wel werken als die gemeenten samen zitten.
Een bijkomende oplossing is eventueel ook dat externe experts die keuringen zouden mogen uitvoeren. Minister, hoe ver staat het om een kader te ontwikkelen om toe te laten dat woonkwaliteitsonderzoeken worden uitgevoerd door externen, private partners?
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, deze bepalingen waar u problemen over aankaart, zijn al sinds 2001 opgenomen in de Wooncode. Dat is al veertien jaar aan een stuk. Ik wil u er gewoon even attent op maken dat het geen recente problematiek is en dat het zeker geen bepaling is die door mezelf is ingevoerd.
U weet, mevrouw Rombouts, zeker ook uit de eigen lokale ervaring, dat de verantwoordelijkheden inzake de woningkwaliteitsbewaking decretaal zijn vastgesteld. Ik zal nog even zeggen wat er juist staat. “Wonen-Vlaanderen adviseert de lokale besturen in een procedure tot ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring. De Vlaamse Wooninspectie neemt de strafrechtelijke handhaving voor haar rekening”. Het is natuurlijk wel de bevoegdheid van de burgemeester, net zoals een burgemeester ook bevoegd is voor bijvoorbeeld de openbare orde, om de besluiten tot ongeschikt- of onbewoonbaarverklaring te nemen en al dan niet conformiteitsattesten af te leveren.
Er zijn momenteel drie gemeenten ontvoogd wat woningcontroles betreft: Antwerpen, Middelkerke en de derde ontsnapt mij nu even. Dat betekent dat ze helemaal geen advies meer nodig hebben van Wonen-Vlaanderen. Wonen-Vlaanderen reikt natuurlijk zelf ook conformiteitsattesten uit, maar alleen als het gaat over een woning die een huursubsidie krijgt of woningen die via een sociaal verhuurkantoor op de markt worden gebracht.
U hebt zelf al verwezen naar intergemeentelijke samenwerkingen. U verwees concreet naar een aantal gemeenten in de Antwerpse Kempen. U weet wellicht ook dat daar een intergemeentelijk samenwerkingsproject (IGS) bestaat, het Kempisch Woonplatform, dat voor alle duidelijkheid ook gesubsidieerd wordt. Zij hebben al voor twee periodes subsidies gekregen. De derde subsidieperiode begint op 1 november van dit jaar. Ze zullen dus voor de derde keer subsidies krijgen.
Er is bepaald dat de conformiteitsonderzoeken door het IGS zal gebeuren. Ik ga er dan ook van uit dat de knelpunten die u hebt aangekaart, zo worden ondervangen. Ze krijgen immers ook subsidies om dat te doen. Dat neemt overigens niet weg dat men nog altijd een beroep kan doen op Wonen-Vlaanderen voor advies over de procedure en dergelijke meer. Artikel 3 stelt dat de burgemeester die bevoegdheid mag doorgeven of delegeren aan die persoon die door het IGS wordt aangeduid. Ik denk dat daarmee een probleem van de baan is.
Als u vraagt of Wonen-Vlaanderen controleurs zal sturen en zelf conformiteitsattesten uitreiken, is het antwoord neen. We zijn er ons wel van bewust dat dat voor sommige gemeenten gemakkelijker is, bijvoorbeeld omdat ze groter zijn. Maar door het te laten gebeuren via een IGS, dat dan nog eens subsidies krijgt vanuit de Vlaamse overheid om specifiek die taak op zich te nemen, denk ik dat we tegemoet komen aan de lokale verzuchtingen.
Mijnheer Engelbosch, u vroeg nog of de woononderzoeken ook door externen kunnen gebeuren. Het Steunpunt Wonen voert daar momenteel een onderzoek naar. Ik wil niet vooruitlopen op de resultaten van dat onderzoek, maar in mijn ogen moet dat wel kunnen, maar dat zal dan wel ad hoc zijn. We gaan dat niet verplichten, maar het zou kunnen dat gemeenten daartoe beslissen. Dat moet dan ad hoc bekeken worden.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, het Kempisch Woonplatform heeft inderdaad een aantal taken mee opgenomen. Als er problemen zijn, kunnen zij dat inderdaad doen. Maar op het moment dat er regelgeving wordt goedgekeurd en moet worden uitgevoerd, moeten gemeenten ook zien dat zij een oplossing hebben als er een noodsituatie is. Dat neemt niet weg dat diezelfde gemeenten wel de fundamentele vraag stellen of dit wel een correcte manier van werken is.
Vanuit Vlaanderen leggen wij een aantal woonnormen op. Het uitreiken van het attest zit inderdaad bij de burgemeester, maar daar gaat de discussie niet over. Het gaat wel over de inzet van personeel en kennis. Op dat punt stel ik mij, samen met vele anderen, de vraag waarom niet maximaal gebruik kan worden gemaakt van de Vlaamse diensten, die trouwens decentraal al op provinciaal niveau een werking hebben. Waarom gaan we dat nog eens opsplitsen naar één gemeente? Je kunt dan inderdaad zeggen dat de gemeenten te klein zijn, mijnheer Engelbosch, maar dan is het provinciale niveau misschien het perfecte niveau om dat voor alle gemeenten te organiseren. Ik kan hier een pingpongspel beginnen, maar ik wil dat politieke niveau er net uitlaten.
Als we het vanuit Vlaanderen al decentraal organiseren op provinciaal niveau, kunnen we dan ook niet die diensten net meer inzetten? Anders moeten we naar extra personeel en verspreiding van kennis gaan, en het lijkt mij spijtig dat we de middelen dan niet op de meest efficiënte manier kunnen benutten.
U spreekt over extra ondersteuning, minister, maar het gaat natuurlijk ruimer. Het Kempisch Woonplatform heeft niet enkel de ondersteuning en de doelstellingen ten aanzien van dat luik. Dat is maar een van de luikjes van dat platform. Zij nemen natuurlijk ook hun andere taken au sérieux. Maar dat neemt niet weg dat die fundamentele vraag daar leeft: waarom kunnen we daar niet meer samenwerking en efficiëntiewinsten realiseren, door de diensten en de kennis van de Vlaamse overheid nog beter in te zetten, in de plaats van een opgedeelde werking, zoals we ze nu kennen?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Rombouts, sta me toe te zeggen dat ik een aantal contradicties zie. Lokale besturen en burgemeesters hebben, als uitvoerend mandataris, bepaalde verantwoordelijkheden. Er is ook altijd voor gepleit – zeker vanuit uw partij, maar ik sta daar volledig achter – om de lokale besturen te aanzien als de regisseur van het lokale woonbeleid. Dit is net een van de taken die daarin passen.
Ik ben me ervan bewust dat dat voor bepaalde gemeenten niet altijd evident is, maar dat hoort nu wel bij het opnemen van verantwoordelijkheden. We geven met dit regeerakkoord ook veel meer autonomie aan de gemeenten. We geloven in de gemeenten. Maar je kunt niet alles willen en dan voor bepaalde zaken die iets moeilijker lopen, vragen dat Vlaanderen de verantwoordelijkheid op zich neemt.
Ik kan u misschien wel gedeeltelijk geruststellen door te zeggen dat het Kempisch Woonplatform al heeft laten weten dat het die taak, die inderdaad niet zijn enige taak is, zeker op zich zal nemen. Ik hoop dan ook dat de problematiek, die blijkbaar al sinds 2001 bestaat, wordt opgelost. Maar sta mij toe om afsluitend nogmaals te wijzen op de verantwoordelijkheden van de lokale besturen en de burgemeester in dezen.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, ik hoop dat we daar op een ander moment nog verder over kunnen discussiëren. Ik wil nog meegeven dat die gemeenten, zoals ik daarnet al zei, graag hun verantwoordelijkheid nemen waar ze die ook effectief hebben.
Meer nog, we zijn inderdaad zeer graag regisseur van het woonbeleid, maar krijgen niet graag een probleem doorgeschoven omdat er op Vlaams niveau onvoldoende controleurs zijn of worden ingezet om een betere samenwerking en een centralisatie van efficiënte taken te bewerkstelligen. U kunt ermee lachen, maar het gaat over het samenbrengen van kennis en ervaring en het efficiënter inzetten van de diensten van Wooninspectie Vlaanderen. Er kan lokaal en bovenlokaal een betere samenwerking worden uitgebouwd. Minister, ik hoop dat u wilt nagaan of er toch geen extra mogelijkheden zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.