Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, in de beleidsnota Buitenlandse Handel, Internationaal Ondernemen en Ontwikkelingssamenwerking 2014-2019 stelt u dat Vlaanderen nood heeft aan een sterke en een sterkere internationale reputatie. Als instrumenten om onze troeven in het buitenland op de kaart te zetten zal de Vlaamse Regering naast de traditionele politieke diplomatie ook voluit inzetten op economische, culturele, academische en publieksdiplomatie. In de beleidsnota lezen we dat het uw intentie is om hieromtrent een geïntegreerde strategie te ontwikkelen die erop gericht is om Vlaanderen internationaal neer te zetten als state-of-the-artregio.
In mei van dit jaar was u op bezoek in New York en omgeving. U bracht een bezoek aan enkele Amerikaanse musea waaronder het Philadelphia Museum of Art, waar momenteel een tentoonstelling loopt over de Vlaamse schilder Peter Paul Rubens. Als ik goed geïnformeerd ben, gaat het over een reeks werken waaronder een werk van Rubens, namelijk ‘Prometheus’. Dat werk bekleedt de centrale positie waarrond een hele tentoonstelling is opgebouwd. Er is ook de tentoonstelling die de Frick Collection in New York volgend jaar wil opzetten rond Antoon Van Dyck.
De Vlaamse kunst van de Vlaamse meesters is natuurlijk een manier om Vlaanderen in de kijker te plaatsen. Het is een belangrijke spil van de Vlaamse culturele diplomatie. U gaf aan dat Vlaanderen hierop nog meer dan vandaag moet inhaken. Een concreet voorbeeld hiervan zou kunnen zijn om de Vlaamse kunstwerken voor te stellen aan een aantal potentiële Amerikaanse investeerders. Het agentschap Flanders Investment & Trade (FIT), dat in opdracht van de Vlaamse Regering het luik economische diplomatie voor zijn rekening neemt, heeft te kennen gegeven dat het hiervoor open stond, dat het een schitterend idee was, maar dat het momenteel niet over de middelen beschikt om dergelijke initiatieven te organiseren.
Bij gebrek aan een eigen Vlaams netwerk van culturele attachés wilt u een beroep doen op Vlamingen die in de Verenigde Staten – en ik neem aan ook daarbuiten – werken en leven. Daartoe wordt een inventaris opgesteld van zowel zakelijke als artistieke Vlaamse topmensen.
Minister, hoever staat u met de oefening, met de uitwerking van de geïntegreerde strategie?
Een beetje inhakend op de reactie van FIT wil ik graag vernemen of er voor dat schitterende idee in extra middelen werd voorzien. Ik besef ten volle dat we in budgettair barre tijden leven, maar hebt u een zeker perspectief op korte of desnoods op middellange termijn?
Hoeveel mensen hebt u ondertussen in de inventaris kunnen opnemen? Zijn ze allen bereid om mee te werken?
Ziet u ook een rol weggelegd voor organisaties zoals het Flanders Business Worldwide-netwerk of de organisatie Vlamingen in de Wereld?
De heer Poschet heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, de titel van de vraag van de heer Van Overmeire was zo uitnodigend naar aanleiding van onze ontmoeting gisteren, dat ik er toch een bredere bijvraag aan zal koppelen. Zoals u wel weet, heeft de commissie Buitenland gisteren een ontmoeting gehad met de Vlaamse vertegenwoordigers. Dat was een heel boeiende en leerrijke ontmoeting, ik denk in beide richtingen. Wat de meesten is bijgebleven als een van de grootste uitdagingen, is nu net de noodzaak om tot één geïntegreerde buitenlandstrategie te komen over alle Vlaamse diensten heen. Dat biedt niet alleen efficiëntiewinsten, dat zorgt er ook voor dat er één centraal een duidelijk aanspreekpunt is voor de buitenlandse partners, maar ook voor interfederale samenwerking.
Vandaar dat ik graag de eerste en tweede vraag van de heer Van Overmeire zou willen herhalen en onderstrepen. Wat doet u rond deze geïntegreerde strategie? Hoever staat u daarmee?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, dit is inderdaad een heel belangrijke vraag. U weet dat we beslist hebben om het ‘ministerie buitenlandse zaken’ op te richten. Het is de bedoeling om in Vlaanderen een duidelijker herkenbaar beleid te kunnen voeren en om de verkokering tegen te gaan. Dat is een belangrijke opdracht. Ik hoor nu van u dat dit ook aan bod is gekomen in de dialoog met onze algemene vertegenwoordigers in het buitenland. Een belangrijke opdracht daarbij is om ook de verkokering in het buitenland tegen te gaan. Daarover bereikt ons, naargelang de post, soms een beetje uiteenlopende informatie. Op sommige plaatsen verloopt het uitstekend en is er een heel geïntegreerde werking. Op andere plaatsen verloopt het soms iets moeilijker, het hangt een beetje af van personen. Niettemin ben ik er volop mee bezig om, natuurlijk zonder betuttelend op te treden of mensen bij de hand te nemen in het buitenland, ervoor te zorgen dat onze diensten in het buitenland, de diplomatieke vertegenwoordiging, FIT en Toerisme Vlaanderen, op een geïntegreerde manier op hoofdzaken zullen samenwerken.
De rapportering over dat geïntegreerde beleid krijgt u al. U krijgt die elk jaar in de beleidsbrief. U weet ook – dat zult u ongetwijfeld gisteren ook vernomen hebben – dat onze algemene vertegenwoordigers in het buitenland wonderen verrichten met het culturele rugzakje. Ik ben altijd weer verbaasd als ik zie hoeveel activiteiten ze ontplooien in het buitenland. Ik weet niet of u kennis hebt van die activiteiten in de hoofdsteden. Op het vlak van publiekseconomische, academische en culturele diplomatie worden enorm veel activiteiten ontwikkeld.
De heer Van Overmeire verwijst naar Philadelphia. Dat is een inderdaad een heel mooi voorbeeld. En straks is er inderdaad ook Anthony Van Dyck in New York. We moeten die gelegenheden meer aangrijpen om er, zonder dat we aan cultureel accapareren doen, ons geheel aan activiteiten aan vast te haken. Er is niets verkeerd aan om een nocturne te organiseren als je een Vlaamse tentoonstelling hebt die je betaalt of sponsort. Er is niets verkeerd aan om een ‘investment diner’ of een ontbijt of wat dan ook te organiseren. Ik heb dat destijds ook gedaan in New York met de ‘drawings’ van Rubens, die we gesponsord hadden. We deden er de opening en daarvan hebben we gebruikgemaakt om er ook activiteiten aan te koppelen die verband hielden met het aantrekken van investeerders.
Ik probeer in alle missies de band met het culturele, het economische en de publieksdiplomatie te leggen. De Vlaamse week in Gdansk was daar een heel mooi voorbeeld van. We waren er echt prominent aanwezig, een week lang. We waren er gastland, als tweede na het Verenigd Koninkrijk. Het heeft heel veel effect gesorteerd op het vlak van bekendheid. Ook biedt het onze culturele scène, die internationale renommee heeft, weer een grotere exposure. Wie naar het festival van Edinburgh gaat, waar ik dit jaar jammer genoeg om familiale redenen niet naartoe kon gaan, ziet welke grote weerklank en welke grote bekendheid wij hebben bij organisatoren van internationale festivals.
Dit jaar werken we samen aan de voorbereiding van de Frankfurter Buchmesse. Dat is voor mij een belangrijk moment om breder te gaan dan het pure promoten van boeken. Wij moeten dat aangrijpen. Samen met Nederland zijn we daar gastheer, het ‘Schwerpunkt’. Het is aan ons om daar het economische aspect te bekijken. FIT ondersteunt de uitgeverijen. Er is het accent op onze auteurs en de vertalingen ervan. We moeten ook een aantal randactiviteiten organiseren.
Mijnheer Van Overmeire, in verband daarmee kan ik, wat uw vraag over extra middelen betreft, zeggen dat ik heb beslist om vanuit het Departement internationaal Vlaanderen 400.000 euro bij te dragen aan de organisatie van de Frankfurter Buchmesse, precies omdat ik vind dat we daar het internationale karakter van moeten promoten. Ik kan u ook meedelen – de tijden zijn benard en we hebben weinig budgettaire ruimte – dat we voor het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland komen tot een herschikking van de budgetten. Ik heb dat ook in de plenaire vergadering meegedeeld toen ik daarover vragen kreeg. We gaan dus een weliswaar bescheiden bedrag, waar we toch een en ander mee kunnen doen, namelijk 132.000 euro, vanuit het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland bijkomend inzetten voor culturele diplomatie. Die bedragen mogen groeien, mogen groter zijn, maar zolang het tijden van budgettaire schaarste zijn, moeten we zien wat we doen en moeten we dat zo gericht mogelijk inzetten. Volgend jaar zijn die middelen, via de herschikking die je kunt doen voor de Frankfurter Buchmesse en dan gezamenlijk met Nederland in het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland, voor de promotie van The Low Countries. Ook daar hebben we belang bij. Ik heb destijds met Frans Timmermans, die nu vicevoorzitter van de Europese Commissie is, activiteiten opgezet onder de gemeenschappelijke naam The Low Countries. Zo hebben we bijvoorbeeld in Boedapest een maand lang activiteiten georganiseerd waar heel wat van onze artiesten, onze theaters, onze kunstenaars bij betrokken waren en waaraan we heel veel bekendheid hebben kunnen geven.
Ik kom tot de inventaris. Die is opgemaakt. Het is natuurlijk een voorlopige inventaris. Op het ogenblik is het zo dat het Departement internationaal Vlaanderen samen met onze diplomatieke vertegenwoordiger, samen met Cultuur, Jeugd, Sport en Media een lijst opgemaakt heeft van Vlamingen in het buitenland die belangrijke functies bekleden in culturele instellingen in het buitenland. Voorlopig hebben we een lijst van 133 personen, niet alleen in de Verenigde Staten maar in 32 landen. Die lijst is pas opgemaakt. Er moet in dialoog getreden worden met die mensen om te vragen of zij in het buitenland mee willen optreden. Dat kan maar in een volgend stadium meegedeeld worden. Die inventaris zal voortdurend in beweging zijn, neem ik aan, het is een fluctuerend veld. Er zullen nieuwe interessante contacten zijn. De basis is gelegd om daar werk van te maken.
Beide netwerken zijn belangrijk: Flanders Business Worldwide en Vlamingen in de Wereld. Vlamingen in de Wereld beschikt in heel veel landen over contactpersonen die informatie bezorgen voor onze expats. Vlamingen in de Wereld is in de loop van de jaren veel praktischer gaan werken en geeft werkelijk zeer praktische informatie aan de mensen over allerlei aangelegenheden als pensioenrechten en fiscaliteit. Er is trouwens een gids gemaakt die heel duidelijk bruikbaar is voor wie in het buitenland gaat wonen of daar al verblijft.
Vlamingen in de Wereld is ook betrokken bij de LinkedIn-groep Flanders Business Worldwide van FIT. Daar werken ook Agoria, UNIZO Internationaal en Voka aan mee. Vlamingen die lid willen worden, kunnen dat online doen. Het is de bedoeling om een zakelijk netwerk te maken met mensen die zakelijk met elkaar in connectie kunnen komen. Maar er worden ook andere activiteiten gedeeld, er wordt ook sociaal-culturele en academische informatie gedeeld. Op het ogenblik telt die groep al meer dan zeshonderd leden en hij is nog maar pas gelanceerd. Men kan wel zeggen dat dit een goede start kent.
U weet dat ik bij buitenlandse missies altijd probeer Vlamingen in de Wereld te bezoeken. Het valt op dat zij dat altijd heel sterk appreciëren.
Mijnheer Poschet, de vraag over geïntegreerde strategie heb ik meteen in het begin beantwoord.
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Minister-president, ik wil u danken voor uw uitvoerig antwoord en het goede nieuws dat u ons kunt melden.
Ik ben zelf ook, net zoals alle collega’s hier, denk ik, absoluut voorstander van een geïntegreerde strategie. Het is niet alleen belangrijk om op het terrein een aantal mensen en middelen te hebben. Minister-president, u zult er in de toekomst wel over waken dat er op het terrein zelf ook een consistent verhaal moet worden verteld. Het gaat er niet alleen om dat je mensen hebt die daar op een of andere manier namens Vlaanderen optreden of zich als Vlaming profileren. Dat is een moeilijke grens tussen het betuttelende, het handje vasthouden en anderzijds toch een helder verhaal brengen.
Ik wil iets vertellen uit mijn persoonlijke ervaring. Vorige week was ik vier dagen lang met mensen uit andere Vlaamse steden en gemeenten in Zuid-Afrika, in het kader van de stedenband. We hebben vier dagen vergaderd met Vlaamse steden en gemeenten en Zuid-Afrikaanse steden en gemeenten. Dat was op zich wel heel interessant. Maar of die Zuid-Afrikanen na die vier dagen precies wisten wat Vlaanderen is of zich daar enig idee over konden vormen, dat was een ander verhaal. Ik zeg het een beetje ludiek. Bij de opening werd daar na het Zuid-Afrikaanse volkslied de Brabançonne gespeeld, eerst de Franse versie, en er hing een grote Belgische vlag. Dat was allemaal met de beste bedoelingen. Dan werd een exposé gegeven over de Belgische staatshervorming, waar na een kwartier iedereen al afhaakte. Het grapje van de dag was: als je denkt dat je het gesnapt hebt, dan is het een teken dat men je het slecht uitgelegd heeft. Toen ging men over tot de orde van de dag. Met alle sympathie voor die mensen, die dat doen met de beste bedoelingen, maar wat een beetje ontbreekt, is een goede manier om aan het buitenland ook eens uit te leggen wat Vlaanderen is. Ik denk dat er heel veel opportuniteiten liggen, dat er al heel veel mensen op het terrein als een soort ambassadeurs van Vlaanderen zouden kunnen optreden.
Ik geef u een tweede persoonlijke ervaring. Ik ben recent naar Armenië geweest, naar Jerevan. Tot mijn aangename verbazing is daar aan de universiteit een leerstoel Nederlands. Er waren een veertigtal Armeniërs die in perfect Nederlands met mij een gesprek voerden. Toen ik hen vroeg wat voor ondersteuning ze krijgen, zeiden ze dat ze een ondersteuning krijgen vanuit de Nederlandse Taalunie van 1000 euro. Die mensen waren daar heel gelukkig mee. In heel die zaal hangen er foto’s van Gent, Brugge enzovoort. Ze zijn bijzonder geïnteresseerd in Vlaanderen. Je kunt eigenlijk door mensen op het terrein goed in kaart te brengen, al grote stappen zetten.
Ik ben heel blij dat er 400.000 euro extra komt in het kader van de Frankfurter Buchmesse en 132.000 euro in het kader van culturele diplomatie voor promotie van The Low Countries. Ik denk dat we daar een goede eerste stap gezet hebben. Laten we hopen dat, als de budgettaire omstandigheden verbeteren, het weer daar een beetje opklaart – dat moet toch ooit wel eens gebeuren – en dat we dan nog meer middelen kunnen inzetten voor deze heel belangrijke opdracht.
De heer Poschet heeft het woord.
Minister-president, dank u wel voor uw uitgebreid antwoord. Ik denk dat we het doel van een geïntegreerde strategie allemaal delen. De weg daarheen lijkt me nog een beetje in het duister te liggen. Ik kijk alvast uit naar uw beleidsbrief, waar we hopelijk meer licht zullen hebben over hoe we daar zullen geraken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.