Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
In juli werd bekend dat in het vorige schooljaar 178 studenten beroep hebben aangetekend tegen de studieresultaten. De Raad voor Examenbetwistingen ontving een stijging van 30 procent ten opzichte van het jaar voordien. De voorbije jaren was gemiddeld één op de drie klachten gegrond. Dat betekent niet per se dat hun examenresultaat ook daadwerkelijk aangepast wordt.
Postdoctoraal onderzoeker aan de KU Leuven, Jogchum Vrielink, wil daarom studenten sanctioneren die een ongegrond beroep indienen bij de raad door hen bijvoorbeeld een schadevergoeding te laten betalen aan de instelling waartegen ze procederen. De financiële drempel kan echter een negatief gevolg hebben voor studenten die wél een terechte klacht hebben. Zij mogen niet ontmoedigd worden om deze toch in te dienen.
Rector Rik Torfs verklaarde in de pers dat de nutteloze procedures voor ongegronde klachten veel tijd en geld kosten, geld dat beter besteed wordt aan studiebegeleiding. We mogen hierbij niet raken aan het recht van studenten om hun uitslag te betwisten, maar misbruik van het systeem moet worden tegengegaan. In de media verklaarde u dat om de procedure bij de Raad voor Examenbetwistingen te veranderen wel een nieuw decreet nodig is. U bent niet van plan om de regels te veranderen, maar verklaarde wel dat het nuttig zou zijn om de werkzaamheden en de uitspraken van de raad tegen het licht te houden. Tijdens het volgende overleg met de raad wordt het aantal groeiende dossiers besproken.
Hoe evalueert u de huidige cijfers over het stijgende aantal studenten dat beroep aantekent tegen de examenuitslagen? Is deze stijgende trend deels te verklaren door het jaarlijks stijgend aantal studenten?
Er bestaat wettelijk gezien nog altijd een verschil tussen een klacht en een beroepsprocedure. Uit de cijfers blijkt echter dat heel wat studenten steeds meer voor de beroepsprocedure kiezen, “om het toch maar eens te proberen”. Zult u, vanuit uw departement, studenten sensibiliseren over de aard en gewichtigheid van deze beslissing?
Hoe evalueert u de rol van de diensten studie- en leerlingbegeleiding aan de universiteit? Zouden zij eerst geconsulteerd moeten worden alvorens het mogelijk is om een beroepsprocedure op te starten?
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw De Meulemeester, er is inderdaad een stijging van het aantal beroepen over de jaren heen dat de raad nu werkzaam is. In 2011 telde het register nog 242 beroepen. In 2014 werden er 548 beroepen geregistreerd. De cijfers staan in de jaarverslagen en op de website van de raad. Het jaarverslag over 2014 zal pas in het najaar worden gepubliceerd. Die 548 is een nog niet gepubliceerd cijfer.
Op 19 september 2015 zijn er al 346 zaken geregistreerd, wat opnieuw een stijging aankondigt van het totaal aantal zaken in 2015. Het grootste aantal beroepen wordt ingediend in de maand oktober, wat logisch is.
We zien dus een gevoelige stijging. We moeten de cijfers wel nuanceren. Zij betreffen het totale aantal verzoekschriften, los van de inhoud en de aard van de studievoortgangsbeslissing. Het gaat hier ook uitsluitend over een weergave van de externe beroepsprocedures bij de raad. Voor het aantal interne beroepen dat binnen de instellingen zelf wordt aangetekend, centraal of per onderwijsdepartement, beschik ik niet over data. Het gaat dus enkel over de externe beroepen.
De stijging van het aantal beroepen heeft een beetje te maken met het stijgend aantal studenten dat zich inschrijft. Er zijn echter nog een aantal andere factoren, die tot nadenken moeten leiden.
De bevoegdheid van de raad is sinds het eerste werkjaar geleidelijk uitgebreid. Met name de nieuwe bevoegdheid inzake terugvordering van leerkrediet bij overmacht heeft tot heel wat extra verzoekschriften geleid. Dit alleen al verklaart in grote mate de opmerkelijke stijging. In 2014 waren er 302 overmachtsdossiers. Deze beroepen zijn in dat geval niet tegen een onderwijsinstelling gericht. Het gaat om studenten die wegens overmacht, meestal ziekte, hun examenkansen niet volledig hebben kunnen benutten en zo een deel van het leerkrediet verloren hebben. Deze zaken betekenen een zeer zware administratieve belasting voor de raad zelf, voor de instellingen zijn ze niet zo belastend.
Het aantal betwistingen over maatregelen inzake studievoortgangsbewaking of weigering van inschrijving stijgt ook geleidelijk. Meer studenten worden geconfronteerd met een weigering van inschrijving omdat hun studierendement onvoldoende blijkt. De regelgeving inzake de studievoortgangsbewaking laat autonomie aan de instellingen om op basis van het dossier van een student studievoortgangsmaatregelen op te leggen. Instellingen willen ook een beetje strenger en sneller optreden ten aanzien van talmende studenten. Dit heeft ook een impact op het aantal beroepen. Dat wil echter niet zeggen dat de mogelijkheden voor instellingen om studievoortgangsmaatregelen te nemen problematisch zijn. Als instellingen ze goed motiveren en ze duidelijk voorzien in hun reglementen, is er over het algemeen ook geen probleem met de toepassing ervan. Ook de uitbreiding van die mogelijkheden via Onderwijsdecreet (OD) XXV, de 60 procentregel, vind ik een goede maatregel, ook al zal die volgend jaar misschien leiden tot enkele extra betwistingen. Ik heb daar au fond geen groot probleem mee.
Overmachtsdossiers buiten beschouwing gelaten, gaat het grootste aantal betwistingen over de examenbeslissingen zelf. In 2014 ging het om 136 beroepen. Dit aantal stijgt niet, het stagneert sinds 2011. Als je dus de externe factoren buiten beschouwing laat en abstractie maakt van de studievoortgangsbeslissingen, stijgt het aantal beroepen niet.
De beroepsprocedures zelf worden steeds bekender. Dat vind ik ook een goede zaak. Zowel extern als intern binnen de raad. De procedure bij de raad is heel laagdrempelig, goedkoop en snel. Dat was ook de bedoeling: dat studenten niet de lange weg moeten gaan via de gebruikelijke rechtspraak wanneer ze hun resultaten wilden betwisten.
Juridisering is dus een beetje een nevenproduct van flexibilisering. De regels worden onvermijdelijk een beetje complexer, maar je moet wel maatwerk mogelijk maken. Instellingen zijn zich daarvan bewust en maken werk van transparant opgestelde fiches, met duidelijke evaluatiecriteria en doelstellingen en goed gemotiveerde examenbeslissingen. En er zijn, zoals ik nu zelf aan den lijve ondervind, ook zeer goede regels met betrekking tot inzage en feedback na het examen. Dat is oké. Iedereen maakt er werk van. Maar het is goed om het een beetje te nuanceren.
In ons hoger onderwijs bestaat er een goede cascade van mogelijkheden om klachten te uiten. Er is de ombudsdienst, er zijn de kwaliteitszorgsystemen die studenten de kans bieden om evaluaties en focusgesprekken te houden. Er is de interne beroepsprocedure. En als dat allemaal niet werkt, is er nog de externe beroepsprocedure.
Ik durf vandaag niet te zeggen dat studenten te snel of ongegrond een beroepsprocedure opstarten. Daartoe is een betere inhoudelijke analyse van de arresten noodzakelijk. Uit de jaarverslagen blijkt dat de ingeleide zaken inhoudelijk complexer worden. Er is ook geen procentuele toename van onontvankelijke of ongegronde dossiers. We moeten ervoor zorgen dat de interne procedures van feedback en dergelijke zeer goed opgevolgd worden.
Zeker als we de aangroei bekijken van de afgelopen jaren, vind ik het wel terecht dat die onderzoekster vanochtend op de radio zei dat het echte juridische werk van de raad op dit ogenblik een beetje wordt weggedrukt door al die overmachtaanvragen. Ik vind dat ook niet zo positief. De kerntaak voor de raad blijft volgens mij nog altijd de echte examenbetwistingen.
Ik zal daarover het gesprek voeren met de raad. Ik zie een paar mogelijke oplossingen. We zouden die leerkredietdossiers puur administratief kunnen maken. Ik wil dat gerust eens bekijken. We zouden ook een groter debat kunnen voeren over het hele leerkrediet. Dat is voor later. Ik vind het geen goede zaak dat het ene het andere in verdrukking zou brengen.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Ik heb vanmorgen ook toevallig die Karen aan het woord gehoord. Volgens mij kunnen die 302 overmachtdossiers worden vermeden in die beroepsprocedure. Kunnen we de studiebegeleiders op de universiteiten en hogescholen niet meer inschakelen zodat dergelijke dingen niet meer naar een beroepsprocedure moeten gaan? Overmacht door ziekte of overlijden: het kan toch niet zijn dat je daarvoor in beroep moet gaan om leerkredieten te kunnen krijgen?
Ik heb u ooit een schriftelijke vraag gesteld of u cijfers had over het aantal leerlingen dat in het secundair onderwijs een klacht indient bij de school zelf, of het aantal leerlingen dat een interne beroepsprocedure opstart en het aantal leerlingen dat een advocaat onder de arm neemt. U gaf aan dat u die cijfers niet hebt. Mag ik u vragen of u toch in de toekomst plant een zicht te krijgen op die gegevens?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, het is een zeer interessant thema. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen die examenbetwistingen en andere problemen. Niet enkel dat, ook hoe de examenbetwistingen worden behandeld binnen faculteiten en departementen, en wat het onderscheid is tussen de beroepsprocedures erna. Ook binnen de faculteiten en departementen zelf kost het voor de studietrajectbegeleiders al behoorlijk wat tijd en moeite om alle klachten te beantwoorden, terwijl ze maar heel korte termijnen van vijf dagen hebben. Dat is misschien iets om naar te kijken.
Zoals u zegt, zou er een debat kunnen worden gevoerd over het systeem van leerkrediet. Ik ben het met u en mevrouw De Meulemeester eens dat, als zaken administratief kunnen worden afgehandeld, dat ook moet gebeuren, zodat je zo’n raad daarmee niet belast. Maar let wel op de werklast en de werkdruk die er nu al zijn voor de studietrajectbegeleiders. Onze instellingen moeten sinds het werken met leerkrediet en individuele trajecten al onnoemelijk veel meer geld investeren in die studietrajectbegeleiders, in het bemannen van faculteitssecretariaten met specialisten die dergelijke programma’s kunnen volgen. Vroeger had men een aantal administratieve krachten op een faculteitssecretariaat en het was gepiept. Nu moeten daar specialisten aan het werk. Dat heeft een impact op het budget van universiteiten en hogescholen.
Ik ben er wel voor te vinden om een grondig debat te voeren over het leerkrediet, om het zo eenvoudig mogelijk te maken voor studenten, en nog flexibiliteit toe te staan, maar na te gaan in hoeverre we die flexibilisering weer draaglijker kunnen maken voor de faculteiten van de universiteiten en de departementen van de hogescholen. Dat is een klacht op het terrein, niet enkel qua tijd en geld.
In de vraag werd geopperd om de kosten bij ongelijk af te wentelen op de student. Dat vind ik geen goede zaak. Studenten mogen geen misbruik maken van procedures, als je feedback kunt krijgen voor een examen is er al veel meer mogelijk dan vroeger. Dat moeten we ook durven te zeggen tegen de studenten: ze hebben al behoorlijk veel mogelijkheden en er is al veel meer openheid. Maar ik vind het geen goed idee om hen met kosten op te zadelen.
Mevrouw Brusseel, ik ben heel blij met uw opmerkingen en de bereidheid om kritisch te kijken naar het leerkrediet. Dat vind ik een heel terechte opmerking. Ik heb het hier heel voorzichtig aangehaald, want het is moeilijk.
Het eerste luik is iets makkelijker, of we het kunnen herleiden tot iets administratiefs. Het probleem is dat instellingen zelf leerkrediet niet kunnen teruggeven op dit ogenblik. Het zou logisch zijn, zeker bij overmacht, om hun het zelf te laten doen, maar ze kunnen dat niet, het kan niet binnen de instelling. Je moet sowieso gaan via een procedure. Het kan nu niet anders, tenzij we de regels aanpassen.
Het tweede luik is het debat over het leerkrediet, dat is iets ruimer en daarover kunnen we nu niet holderdebolder beslissen. Ik wil er wel over waken dat de commissie haar werk kan doen, en haar kerntaak niet in het gedrang komt door eerder administratieve zaken die toch worden goedgekeurd. Op korte termijn wil ik nu vooral de eerste piste bekijken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.