Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, de scholen moesten vóór 3 juli 2015 de afwezigheden van niet-leerplichtige kleuters registreren in DISCIMUS. Ook voor niet-leerplichtige kleuters is aanwezigheid op school belangrijk. Zo worden ze voorbereid op de latere structuur op school en krijgen ze belangrijke waarden en normen toegereikt.
Voor het zevende jaar op rij was er een toename van de leerlingenpopulatie in het kleuteronderwijs. Ten opzichte van het schooljaar 2011-2012 stijgt het aantal kleuters met 3387, dat is ongeveer plus 1,3 procent. Deze stijging is terug te vinden in zowel het gewoon als het buitengewoon kleuteronderwijs. Dit is een belangrijk signaal dat steeds meer ouders het belang van kleuteronderwijs erkennen.
Minister, hoe evalueert u de bereidheid van de scholen om de afwezigheden van niet-leerplichtige kleuters te registreren? Zult u de scholen adviseren om ouders van niet-leerplichtige kleuters te contacteren om het belang van onderwijs voor kleuters te benadrukken? De registratie van afwezige niet-leerplichtige kleuters zal tot een vertekend beeld leiden, aangezien niet alle niet-leerplichtige kleuters effectief ingeschreven zijn in een school. Zullen lokale besturen ingeschakeld worden om te onderzoeken welke niet-leerplichtige kleuters al dan niet ingeschreven zijn in een school?
Collega’s, de nieuwe regeling voor de vragen om uitleg gaat vandaag in. We krijgen na de vraag eerst het antwoord van de minister.
Dit is niet de behandeling van vragen van mijn voorkeur. Ik hoor zeer graag eerst de parlementsleden. Daardoor moet ik vaak delen van mijn antwoorden schrappen, maar dat vind ik niet erg, integendeel. (Opmerkingen)
Ik vind het aangenaam dat iedereen zijn mening kan geven over onderwerpen die ons onderwijs betreffen, en dan zijn we het eens of oneens met elkaar, maar nu wordt dat bijna onmogelijk gemaakt. Ik zeg dat nu publiek, ik mag ook mijn mening hebben.
Mocht ik aan uw kant zitten, dan zou ik dit niet graag hebben. (Opmerkingen)
Omdat de vragen te lang duren? Het gaat nu ook lang duren.
Als lid van het Bureau bent u ervan overtuigd, mijnheer Van Dijck?
Het is voor een proefperiode. Nu komt de aandacht volledig te liggen op de vraagsteller. Nadien kunnen anderen hun mening geven. De eer komt nu toe aan degene die het initiatief genomen heeft. (Opmerkingen)
Wat mevrouw Soens zegt, is ook waar. (Opmerkingen)
Ik doe mijn job ook doodgraag. Dat mag ook in het verslag. Ik doe dit verschrikkelijk graag. Ik vind deze regeling vooral nadelig voor de parlementsleden.
Mevrouw De Meulemeester, sinds het schooljaar 2013-2014 gebeurt de registratie van de aan- en afwezigheden van de leerlingen in het basis- en secundair onderwijs verplicht via DISCIMUS en niet meer in een papieren register. Dat is een goede zaak.
Scholen registreren voor de niet-leerplichtige kleuters de aanwezigheidsgegevens en niet de afwezigheidsgegevens. Van de leerplichtige kinderen worden zowel de afwezigheids- als aanwezigheidsgegevens geregistreerd. De omzendbrief over DISCIMUS is ook van toepassing op niet-leerplichtige kleuters. Volgens die omzendbrief moet de elektronische uitwisseling van de aanwezigheidsgegevens bij voorkeur dagelijks en uiterlijk binnen de week gebeuren.
In de meeste scholen verloopt dit eigenlijk bijzonder vlot. Soms gebeurt het dat scholen vanwege een technisch of organisatorisch probleem de aanwezigheidsgegevens laattijdig uitwisselen. In enkele gevallen bleek dat er geen bereidheid was om de aanwezigheden tijdig te registreren en gebeurde dit ruim na het verstrijken van de deadline van één week.
Omdat de aanwezigheidsgegevens een cruciale rol spelen bij het in kaart brengen van de kleuterparticipatie en omdat het recht op een schooltoelage verbonden is met een regelmatige aanwezigheid op school, zal het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) de scholen blijven sensibiliseren over het belang van een correcte en tijdige registratie van de aanwezigheidsgegevens. Dit gebeurt op diverse manieren en via verschillende kanalen zoals de rapporten op Mijn Onderwijs, Schooldirect en opleidingen voor schoolsecretariaten.
AgODi voert kwaliteitscontroles op de aanwezigheidsgegevens uit en neemt in deze context gericht contact op met bepaalde scholen. Ook de verificateurs zijn een belangrijk aanspreekpunt voor de scholen en spelen een sensibiliserende rol.
De registratie van afwezige niet-leerplichtige kleuters kan tot een vertekend beeld leiden, aangezien niet alle niet-leerplichtige kleuters effectief ingeschreven zijn in een school.
Inzake de lokale besturen ben ik het ermee eens dat we alle hens aan dek moeten roepen om ervoor te zorgen dat kleutertjes naar school gaan. We zetten daar als Vlaamse overheid en als regio enorm sterk op in. Er worden heel wat acties ondernomen.
Wat de inschrijvingen betreft, bestaat er tussen AgODi en Kind en Gezin een engagementsverklaring waarin de samenwerking rond kleuterparticipatie vorm wordt gegeven. Om doelgericht actie te kunnen ondernemen, moet gekend zijn welke kleuters niet in het onderwijs ingeschreven zijn. Dat is eigenlijk het belangrijkste. Aan de hand van een vergelijking tussen de inschrijvingen die scholen doorgeven enerzijds en het Rijksregister anderzijds, maakt AgODi een nominatieve lijst van niet-ingeschreven kleuters.
In afspraak met K&G gaan de regioverpleegkundigen van K&G, en dus niet de scholen zelf, de ouders van niet-ingeschreven 3-jarigen bezoeken. Ze peilen bij hen naar de reden van het niet-ingeschreven zijn en sporen hen aan tot inschrijving. K&G bezorgt aan onze eigen onderwijsadministratie feedback over het resultaat van de acties per kind. Er wordt dus actie ondernomen.
Bovendien verwacht ik van de scholengemeenschappen, wat de aanwezigheden betreft, dat ze een actief en geïntegreerd beleid uitwerken in het kader van kleuterparticipatie en dat er binnen de scholengemeenschap één aanspreekpunt, een zorgcoördinator, is voor dit thema. Die persoon is ook de contactpersoon voor externe organisaties zoals K&G, het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB), het lokaal overlegplatform, het lokale bestuur enzovoort.
Veel lokale besturen nemen het initiatief om kleuters en ouders warm te maken voor een vroege instap in het onderwijs. Ook zij verzamelen actief gegevens om acties uit te werken voor de kleuters die niet participeren. Dat gebeurt in Antwerpen en Gent. Dat doen ze vaak in het kader van hun eigen lokaal flankerend onderwijsbeleid. Ze sturen bijvoorbeeld kaartjes naar kleuters die mogen instappen of ze organiseren infoavonden. Dus ook de lokale besturen ondernemen acties.
Een goede opvolging van en reactie op afwezigheden van kleuters is belangrijk. Het is in eerste instantie een opdracht voor de school zelf. Het CLB biedt schoolondersteuning in het kader van kleuterparticipatie. Het CLB werkt mee aan de sensibilisering van ouders, maar neemt ook de opvolging en begeleiding op van kleuters die onregelmatig naar school komen. Het CLB kan samen met de school zoeken naar een goede manier van aanwezigheidsregistratie, signaaldetectie en opvolging.
Dat zijn de initiatieven die worden genomen, het meest vernieuwende voor u is misschien de samenwerking tussen AgODi en K&G om ook de ouders te bezoeken van kinderen die niet zijn ingeschreven. Daar moeten we ook in de toekomst nog meer op inzetten.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. We weten dat er maximaal wordt ingezet op kleuterparticipatie, wat uiteraard zeer belangrijk is. Door die kleuterparticipatie vermijden we onnodige taal- en leerachterstand, en kunnen we gelijke startkansen geven aan elk kind.
Ik ben blij te vernemen dat er een overeenkomst is tussen AgODi en K&G. We kunnen nog iets breder gaan, naar een samenwerking met de Huizen van het Kind, die momenteel in Vlaanderen enorm hun best doen. We moeten ervoor zorgen dat ze dat kunnen opentrekken. K&G zit meestal in het Huis van het Kind, en het CLB ook. Die samenwerking kan nog worden geoptimaliseerd.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, op het terrein ervaren we al langer in Vlaanderen dat we bij de beste landen zitten van West-Europa voor inschrijvingen bij die leeftijdsgroep in het onderwijs. De aandacht voor echte aanwezigheid is heel belangrijk.
Er is ook nog een verschil tussen aanwezig zijn in de loop van de dag en op tijd komen. Ik hoor van nogal wat kleuterleidsters dat het net kinderen zijn die er alle baat bij hebben om de hele cyclus mee te maken in het onderwijs, die vaak het kringgesprek missen en pas tegen 10 of 11 uur op school komen. Ik vermoed dat die kleuters in de registratie nu als aanwezig worden genoteerd. Is daar fijnmaziger onderzoek mogelijk? Daar moeten we niet alle scholen mee belasten, maar misschien via een steekproef.
In de rondetafel die we hier een kleine tien jaar geleden hebben georganiseerd in de taskforce onderwijs Brussel werd dat als een van de grootste bezwaren opgemerkt vanuit het kleuter- en lager onderwijs: niet spijbelen, niet de niet-ingeschrevenen en niet de niet-aanwezigen, maar wel de laattijdigheid, waardoor kinderen niet de hele schooldag bijwonen.
Het is belangrijk dat er een gunstige evolutie is met K&G, maar ik vraag bijzondere aandacht voor de regio rond Brussel, waar nogal wat kinderen niet door K&G maar door l’Office national de l’enfance (ONE) worden opgevolgd. Veel kinderen met anderstalige ouders in de Rand zijn geboren in Brussel, ze worden aangesproken door ONE en ook opgevolgd. Dat betekent dat in gegevens van K&G over gemeenten in de Rand cijfers zitten die fel onderschat zijn. Een element bij maatschappelijk kwetsbare jongeren is bijvoorbeeld of kinderen worden geboren in arme gezinnen. Gemeenten als Sint-Pieters-Leeuw, Liedekerke, Vilvoorde en Halle vallen eruit, net omdat veel van de meest kansarme kinderen worden opgevolgd door de zusterorganisatie van K&G.
Kunnen de inspanningen van K&G in die regio worden opgedreven? Ik besef dat de regio rond Brussel binnen welzijn een historische achterstand heeft. Ook K&G heeft daar niet overdreven veel mensen op overschot.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is cruciaal dat DISCIMUS wordt gebruikt voor kleuters, daarover zijn we het allemaal eens. We hebben vorig jaar ook al eens van gedachten gewisseld over de regio Brussel en de Rand. DISCIMUS kan een oplossing bieden voor meerdere problemen, om na te gaan waar de Brusselse kleuters naar school gaan. Er zijn veel capaciteitsproblemen, daarom is het interessant om dat te kunnen nagaan. Maar beter nog voor Brussel is te kunnen afstemmen met de databank van de Franse Gemeenschap. Er waren al eerste stappen gezet, herinner ik mij. Kunt u een stand van zaken geven? Zolang we in Brussel niet kunnen afstemmen met de Franse Gemeenschap, kunnen we niet zien of alle kleuters naar school gaan, terwijl we net zo veel kleuters hebben met een lage SES-score (sociaal-economische status). Het is des te belangrijker voor hen om naar school te gaan vanaf jonge leeftijd.
Ik had vorig jaar een schriftelijke vraag gesteld waar het departement niet op kon antwoorden. Misschien kan dat nu wel. Ook het lokaal overlegplatform (LOP) heeft me daar nog niet op kunnen antwoorden. Ik zou graag uit DISCIMUS kunnen halen waar de kinderen wonen. Met andere woorden, een matching doen tussen het postnummer van het domicilie en het postnummer van de school waar de kinderen schoollopen. Op die manier kunnen de leerlingenstromen in kaart worden gebracht. Er is nogal wat discussie over waar en of de Brusselse kleuters op school zitten. We moeten twee dingen doen om dat te achterhalen: nagaan of ze niet ergens in Vlaanderen schoollopen en zo ja, waar dat is. Op die manier kunnen we nagaan hoe groot het capaciteitsprobleem in Brussel is. Als uit DISCIMUS inderdaad blijkt dat heel veel kinderen uit Brusselse gemeenten schoollopen in Dilbeek, Sint-Pieters-Leeuw, Lennik, Wemmel enzovoort, dan krijgen we een nog beter zicht op de capaciteits- en mobiliteitsproblematiek. Wat is uw mening daarover?
Minister Crevits heeft het woord.
De samenwerking met de Huizen van het Kind staat nu ook in de beleidsbrief. Zo zult u een stand van zaken krijgen. Het opent ook nieuwe perspectieven. Een aanklampend beleid voeren om kleuters die niet ingeschreven zijn, in te schrijven, is cruciaal.
De administratie is op dit ogenblik aan het werken aan een analyse van de kleuterparticipatie, zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve analyse. Er wordt met focusgroepen gewerkt, precies om de gegevens te kunnen bespreken. Brussel krijgt daar zeker voldoende aandacht in. Ik hoop dat we daar ook dingen uit zullen kunnen halen zoals over te laat komen, de factoren voor uitval enzovoort. Men is daar volop mee bezig, en dat kan zeer nuttige informatie opleveren.
De uitwisseling van gegevens over kleuterparticipatie met de Franse Gemeenschap is er. Ik heb met minister Milquet een protocol gesloten om wat DISCIMUS betreft dit voor alle kinderen beter te kunnen opvolgen. In de toekomst zal 1 oktober de datum zijn om alle gegevens uitgewisseld te hebben. Omdat we nu in een overgangsjaar zitten, ligt die datum iets later. We zullen nu voor het eerst alle gegevens uitwisselen waardoor we de doorsnede kunnen maken van aanvragen in het Franstalige en Nederlandstalige onderwijs. Op die manier wordt meteen duidelijk wie zijn weg heeft gevonden en wie zonder onderwijs blijft. Mevrouw Cools zegt elk jaar dat er zoveel duizenden plaatsen te kort zijn. Dat is interessante berichtgeving, maar het is nooit duidelijk wat de werkelijke fall-out is van kinderen. Binnen enkele weken zou dat duidelijk moeten zijn. Voor kleuters, het niet-leerplichtonderwijs, bestaat er wel al gegevensuitwisseling.
Ik had nog gevraagd of het mogelijk is om in kaart te brengen waar de kinderen wonen en waar ze schoollopen.
Ik moet dat nagaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.