Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, recent stond in de media te lezen dat de minimumleeftijd om in een Seveso-bedrijf te werken, zal worden verlaagd naar 16 jaar. Een Seveso-bedrijf ontplooit activiteiten op het vlak van de behandeling, de productie, het gebruik of de opslag van gevaarlijke stoffen. In eerste instantie is de verlaging van de minimumleeftijd gericht op Seveso-bedrijven binnen de chemiesector. Deze sector heeft volgens koepelorganisatie essenscia jaarlijks tweeduizend jonge talenten nodig om de uitstroom door pensionering op te vangen. Essenscia had daarom in mei nog gesteld dat jongeren warm maken voor chemie niet volstaat, maar dat er meer maatwerk voor de sector nodig is in het onderwijsaanbod. De chemiesector kent de laatste jaren namelijk veel investeringen in groei en innovatie. Dat resulteert in een grotere vraag naar geschoolde werkkrachten.
De bedoeling van de verlaagde instapleeftijd is om jongeren, die een job in de chemische sector beogen, al tijdens het secundair onderwijs ervaring te laten opdoen binnen deze bedrijven. Minister, u liet verstaan dat u wilt samenzitten met de onderwijskoepels en de chemiesector om te bekijken hoe in deze Seveso-bedrijven werk gemaakt kan worden van duaal leren. Vandaag de dag liggen stages voor scholieren in het secundair niet voor de hand vanwege de wettelijke bescherming van werknemers. Dat klinkt ook logisch omdat Seveso-bedrijven nu eenmaal werken met gevaarlijke stoffen. Maar de sector heeft elk jaar tweeduizend jonge talenten nodig om de natuurlijke uitstroom op te vangen. Het is dus belangrijk om hierin een evenwicht te vinden.
Minister, wat is volgens u de impact van de federale beslissing om de minimumleeftijd in Seveso-bedrijven te verlagen naar 16 jaar voor Vlaanderen? Is er een overleg gepland met uw collega van Werk, minister Muyters? Hebt u hierover al kunnen samenzitten met de onderwijskoepels en de chemiesector? Hoe kadert u deze mogelijke beslissing binnen de nieuwe context van leren en werken? Wat is de invloed hierop?
Minister Crevits heeft het woord.
Werkplekleren of stages binnen Seveso-bedrijven zijn al langer mogelijk. Wel bestond er bij de Seveso-bedrijven wat terughoudendheid over de interpretatie van de betrokken regelgeving. Het verrichten van gevaarlijk werk tijdens een stage of tijdens de invulling van de werkcomponent in het stelsel van leren en werken is geregeld in artikel 10 van het federale KB betreffende de bescherming van de jongeren op het werk. In dit artikel 10 wordt bepaald dat jongeren gevaarlijk werk mogen verrichten indien een aantal voorwaarden zijn vervuld. Het uitvoeren van de arbeid moet onontbeerlijk zijn voor hun beroepsopleiding; de werkgever gaat na of de preventiemaatregelen effectief zijn en door een lid van de hiërarchische lijn worden gecontroleerd; de werkgever ziet erop toe dat de arbeid wordt verricht in het bijzijn van een ervaren werknemer.
Belangrijk in dit KB is na te gaan hoe het begrip ‘jongere’ wordt gedefinieerd. Dit bepaalt immers vanaf wanneer afwijkingen op het verbod op gevaarlijk werk mogelijk zijn. Het KB omschrijft het begrip ‘jongere’ als een minderjarige werknemer die 15 jaar is of ouder en die niet meer onder de voltijdse leerplicht valt. Vandaag is dit al van toepassing op elke jongere binnen leren en werken en op jongeren met een stagecomponent in het voltijds secundair onderwijs. In concreto betekent dit dat scholen en bedrijven – ook Seveso-bedrijven – goede afspraken kunnen maken waardoor jongeren een waardevol leertraject kan aangeboden worden waarbij ook de veiligheid van jongere én onderneming gegarandeerd blijft.
Au fond kan het dus, maar je moet aan heel strikte voorwaarden voldoen.
Ik heb hierover geen overleg gepland met minister Muyters omdat veiligheid op het werk een federale bevoegdheid is; het is geen bevoegdheid van mijn Vlaamse collega. Het overleg moet dus gebeuren met de federale minister bevoegd voor het werk en met de federale overheidsdiensten.
Ik heb hierover geen apart overleg gevoerd met de onderwijskoepels en de chemiesector omdat we samen met hen, mijn administratie, de onderwijsinspectie, de betrokken federale overheidsdiensten en hun inspectiediensten het geheel van reglementering rond stages doorgesproken hebben, waaronder elementen in verband met Seveso-bedrijven. Deze besprekingen hebben geleid tot de recent gepubliceerde omzendbrief met betrekking tot de stages waarin deze bepalingen zeer uitvoerig worden behandeld. Het gaat om de omzendbrief ‘Leerlingenstages, observatieactiviteiten en praktijklessen op verplaatsing in het voltijds gewoon secundair onderwijs en het BuSO OV4’.
Met de vertegenwoordigers van de chemiesector heb ik wel een apart overleg gehad. Ik heb hun gewezen op de bepalingen uit de omzendbrief stages en het KB betreffende de bescherming van jongeren op het werk.
Ik zie geen impact op de uitrol en uitvoering van duaal leren gezien dit werk nu reeds mogelijk is – mits voldaan aan bepaalde voorwaarden – voor leerlingen jonger dan 18 jaar. Bovendien zie ik dat zowel scholen met een aanbod in chemie, bijvoorbeeld chemische procestechnieken, als de bedrijven zelf, bijvoorbeeld BASF, samen met de sector, staan te popelen om met duaal leren aan de slag te gaan.
We moeten vooral aandacht hebben voor het kader waarbinnen jongeren tewerkgesteld kunnen worden. Tot voor kort was daar weinig interesse voor. Door de boost door het duaal leren hebben we een omzendbrief gemaakt.
Mevrouw Van Eetvelde heeft het woord.
Minister, in dit dossier moeten we vooral de veiligheid van de jongeren vooropzetten. Dat is voor mij de prioriteit, en dat is vastgelegd in een KB.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Voorziet u in de toekomst in uitbreidingen voor de ervaringen van deze jongeren? Het is erg belangrijk om te proberen de opleiding in de chemiesector te promoten. Het is een van onze belangrijkste sectoren en een Vlaamse sterkte. Is in het gevraagde maatwerk vanuit het onderwijs voor de chemiesector voorzien?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik heb in het verleden ook al verwezen naar de omzendbrief SO/2002/09, die het KB welzijn van jongeren op het werk van 21 maart 2004 in uitwerking stelt. In de praktijk stellen we vast dat er regels zijn die een goede, echt praktijkgerichte stage in de weg staan. Ik verwijs naar twee nieuwe evoluties: duaal leren en de bepaling ‘contractstage’ in de conceptnota Verpleegkunde. Zijn er nog andere sectoren waar wordt gekeken naar een soepeler stageregime? Ik denk bijvoorbeeld aan de dagen en uren waarop tewerkgesteld mag worden. Zoiets kan erg leerzaam zijn voor studenten, maar ze mogen soms alleen werken tijdens de daguren terwijl het in de praktijk veel verder gaat. Denk maar aan de zorgsector en de jeugd- en gehandicaptenzorg. Daar wordt gewerkt met ‘vroeges’, ‘dag’, ‘lates’ en ‘weekenddiensten’. Stagiairs mogen daarin niet meedraaien omdat er daarover opmerkingen zijn vanuit het federale niveau. We willen de veiligheid van de jongeren niet in het gedrang brengen, maar hun een goed en duidelijk beeld geven van de realiteit. Zit er daar nog iets in de pijplijn? Hoever staat de inventarisatie en wat is er mogelijk?
Mijnheer Daniëls, de contractstage moet nog volledig worden uitgewerkt. Er is een conceptnota goedgekeurd. Daarover is overleg gebeurd met minister De Block, maar er is ook overleg nodig met de minister van Werk. Er moet nog worden bekeken hoe dit kan worden ingepast. We hebben nog de tijd. Als dat volgend academiejaar start, is het pas binnen drie jaar dat er een vierde jaar is.
Toen ik bij BASF was, hebben ze een aantal voorstellen gedaan. Ze zijn intens bezig met werkplekleren, niet in het secundair maar in het hoger onderwijs. Ze hebben voorstellen gedaan voor extra opleidingen waardoor de student een diploma kan halen in een bepaalde richting door 60 procent bij hen in het bedrijf te werken. Dat gaat om jongeren die ouder zijn dan 18 jaar en voor wie de specifieke veiligheidsmaatregelen minder tellen. Ik heb zelf een lans gebroken om meer praktijkgericht te zijn. De sector snakt naar arbeidskrachten. Vandaar dat de federale minister van Werk mee betrokken is in het systeem om na te gaan wat er moet worden aangepast.
Mijnheer Daniëls, minister Muyters en ikzelf hebben een projectoproep gedaan om na te gaan waar duale opleidingen georganiseerd kunnen worden en wie wil starten met een pilootproject. Die projecten zijn ingediend en eerstdaags komt de projectgroep samen om te beslissen welke opleidingen we positief onthalen. Het zal niet zo zijn dat een opleiding negatief onthaald wordt omwille van federale beperkingen. We kijken naar wat goede projecten zijn en desgevallend zullen er wijzigingen moeten gebeuren aan bepaalde reglementeringen. Momenteel heb ik er nog geen zicht op welke pilootprojecten een positief advies hebben gekregen. Tegen eind september moet dat bepaald zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.