Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, het is niet de eerste keer dat ik een vraag stel over de massive open online courses (MOOC’s). Ik vind het zeer belangrijk dat digitale interactie tussen docenten, assistenten en studenten mogelijk is. Ik ben daar een grote liefhebber van.
Sinds enkele jaren zijn de zogenaamde MOOC’s internationaal aan een steile opmars bezig. MOOC’s zijn online cursussen in de vorm van videocolleges en filmpjes die door internationaal gerenommeerde universiteiten via internetplatformen gratis worden aangeboden. Hiermee is de digitale revolutie ook helemaal doorgedrongen in het hoger onderwijs.
Voorstanders beschouwen MOOC’s als een belangrijke tool in ons streven om levenslang leren te promoten. Hoewel je via deze methode geen officieel diploma kunt behalen nadat je een examen hebt afgelegd, zet het volgens hen wel de deur open voor een breed publiek om op flexibele tijdstippen te participeren aan hoger onderwijs. Bovendien laat deze vorm van digitaal onderwijs ons toe om doelgroepen aan te spreken die tot nu toe nog te weinig participeren aan het onderwijs.
In onze buurlanden worden dergelijke MOOC’s al massaal ontwikkeld en aangeboden. De Universiteit Delft gaf in het najaar nog aan dat hun online cursussen in twee jaar tijd al 220.000 studenten hebben bereikt. Via de website Coursera alleen al volgden in enkele jaren tijd ruim 3,7 miljoen studenten wereldwijd een MOOC.
In Vlaanderen komen deze MOOC’s vooralsnog moeilijk van de grond. Veel Vlaamse universiteiten en hogescholen staan veeleer terughoudend tegenover het aanbod van dergelijke vormen van digitaal onderwijs. In het najaar gaf de KU Leuven nog aan dat de ontwikkeling van een MOOC snel 50.000 tot 100.000 euro kan kosten en dat de uitval van studenten bijzonder groot is. Zo zou slechts 7 procent van de cursisten effectief een examen afleggen en de online cursus afmaken. In de laatste jaren echter zien we enkele waardevolle proefprojecten aan onze Vlaamse universiteiten, zoals OpenCourseWare aan de Universiteit Leuven, maar de inspanningen blijven in vergelijking met buitenlandse universiteiten eerder beperkt. Hierdoor dreigen we de internationale sneltrein van digitaal onderwijs te missen.
Minister, wat is uw visie op de uitbouw van online onderwijs via MOOC’s aan de Vlaamse hogescholen en universiteiten? Worden er volgens u op dit moment voldoende inspanningen geleverd aan de Vlaamse hogescholen en universiteiten om digitaal onderwijs en afstandsonderwijs mogelijk te maken? Hebt u plannen om de ontwikkeling en uitbouw van digitaal onderwijs aan het hoger onderwijs meer te promoten en te ondersteunen? In welke maatregelen voorziet u?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, ik ben zeer geïnteresseerd in deze discussie. MOOC’s kunnen inderdaad een ondersteunend instrument zijn. Minister, ik ben dus benieuwd naar uw visie. Maar ik wens iets minder euforisch te zijn. Dergelijke zaken verdienen opvolging in andere landen. MOOC’s zijn bijzonder interessant. Ze kunnen soms een propvolle aula vervangen. Maar we stellen vast dat niet alle jongeren op dezelfde manier gemotiveerd of gedisciplineerd zijn door de MOOC’s. Ik verwijs hier naar wat pedagoog Pedro De Bruyckere en neuropsychiater Theo Compernolle zeggen over digitalisering van het onderwijs. Zo haalt Theo Compernolle in een metaonderzoek behoorlijk wat bronnen aan die waarschuwen voor een al te doorgedreven gebruik van ICT wanneer men zich moet concentreren en in een intensief leerproces zit. Minister, met die meningen in het achterhoofd ga ik aandachtig luisteren naar uw antwoord.
Minister Crevits heeft het woord.
Dit is inderdaad een vrij interessante vraag. Het antwoord zal minstens even interessant zijn.
Die MOOC’s worden vaak gebruikt als pars pro toto voor allerhande vormen van digitaal hoger onderwijs. In het rapport ‘Van blended naar open learning’ gaf de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten in 2013 nog een overzichtje van technologieën die vandaag frequent voor digitaal leren in het hoger onderwijs worden ingezet: internet, elektronische leeromgevingen (de zogenaamde leerplatformen), multicampusonderwijs, ‘Weblectures’, ‘Open Educational Resources’, ‘massive open online courses’, virtuele universiteiten en campussen, Open Universiteiten, ‘Really Open Learning’ en de ‘Learning Analytics’. Het is dus een grote verzamelterm voor heel veel vormen van digitaal onderwijs.
Bij ‘digitaal hoger onderwijs’ gaat het dus au fond over meer dan MOOC’s alleen, en dat is goed: er zijn al signalen dat die grote online cursussen nogal passief worden gevolgd door een hele grote groep mensen, maar dat uiteindelijk slechts heel weinig deelnemers doorzetten en de MOOC ook effectief afronden. Mevrouw Celis, u verwees zelf naar die 7 procent. Dat is inderdaad weinig en het duidt op knelpunten.
De instellingen – elk afzonderlijk of samen – moeten beslissen of zij in het kader van hun instellingsbeleid, profilering of uitstraling de nodige investeringen willen doen om die nieuwe onderwijstechnologieën te ontwikkelen. Zij kunnen die dan aanbieden aan de eigen studenten en/of een breder internationaal publiek.
Specifiek met betrekking tot MOOC’s is het wel zo dat de ontwikkelingskost groot is en het rendement niet altijd in verhouding. Dit of vorig weekend stond in een krant nog een uitgebreid artikel waarin een aantal universiteiten op een genuanceerde manier aan bod kwamen. Ik vond het zeer interessant om eens te lezen. Zij bevestigen daarin dat ze inderdaad niet 100 procent meesurfen op het systeem van de MOOC’s, maar wel op heel veel manieren en zeer intens innovatief bezig zijn met digitaal hoger onderwijs.
Het ontwikkelen van meer open en online hoger onderwijs kan ook zinvol zijn voor werkstudenten in het kader van een levenslang leren of in het kader van een tweedekans hoger onderwijs. Het maakt voor hen de combinatie van werken en leren makkelijker. Mogelijk kunnen ook andere doelgroepen gebruikmaken van meer ‘gedigitaliseerd’ hoger onderwijs. Dat kan als een complement van ex-cathedraonderwijs voor grote groepen, zeker als het gaat over inleidende cursussen. Ik ben ooit eens in functie van mijn taak als ouder meegegaan naar een introductieles in de tandartsafdeling van de universiteit. Veel proffen nemen hun lessen op en die zijn dan opnieuw te volgen op het internet. Ik vind dat een goede zaak, zeker als die cursussen in het Engels worden gegeven. Afhankelijk van instelling tot instelling is men daar zeer actief mee bezig. Gedigitaliseerde lessen kunnen ook interessant zijn voor voorbereidingscursussen voor de overgang van secundair naar hoger onderwijs die leerlingen en studenten kunnen gebruiken om hun kennis bij te spijkeren of te testen.
Ik sta daar dus zeer zeker positief tegenover. Maar op een van de openingen waar ik een toespraak heb gegeven, heb ik ook gezegd dat volgens mij het ex-cathedraonderwijs nooit helemaal vervangen zal kunnen worden. Maar, mevrouw Celis, dat is ook niet de aard van uw vraag.
Worden er voldoende inspanningen geleverd? Ik zie dat er allerhande inspanningen worden geleverd om digitaal onderwijs mogelijk te maken. Instellingen hebben heel vaak een elektronisch leerplatform waarop de docenten studie- en leermateriaal beschikbaar stellen. Het wordt ook gebruikt als communicatiekanaal tussen docent en studenten. Ik sta er bij mijn eigen kinderen versteld van hoe intensief dat gebeurt en hoe interactief men met elkaar communiceert. Dat was in mijn tijd, toen dat allemaal nog niet bestond, helemaal anders.
Heel veel instellingen zetten nieuwe onderwijstechnologieën in voor digitaal hoger onderwijs, vaak onder de noemer van ‘blended learning’. Sommige instellingen leveren ook nog extra inspanningen en hebben open en online studie- en leermateriaal. Een mooi voorbeeld hiervan is de VIVES-hogeschool in Tielt: aan de lerarenopleidingen studeren er meer studenten via afstandsonderwijs dan op de campus zelf. Dat toont ook aan dat men er actief mee bezig is.
Wat zijn nu mijn plannen? Ik heb op dit ogenblik concreet geen grote promotiecampagnes of iets anders in petto. De instellingen die extra studie- en leermateriaal ontwikkelen voor hun werkstudenten worden, financieel beloond via het financieringsmechanisme. Ze krijgen een hoger puntengewicht. Het gaat om 1,5 voor de werkstudenten. Het is een instrument dat sowieso wordt ingezet voor werkstudenten.
Verder heb ik deze zomer aan mijn administratie gevraagd om bij de instellingen te polsen of er nood is aan een centralere werking rond innovatief hoger onderwijs, en welke bestaande fora dan een rol kunnen spelen. Daarnaast is er concreet ook de samenwerking met de Nederlandse Open Universiteit, waarbij ik de Vlaamse studiecentra van Open Universiteit blijf ondersteunen. Verder legt de Koninklijke Academie een stevige basis in haar denkersprogramma rond e-learning en blended learning, dat vorig jaar afliep. Ik zie ook dat onze hogescholen en universiteiten zeer innovatief bezig zijn.
Ik zal deze trend zorgzaam opvolgen. Ik ga het promoten waar het moet, maar het is beleidsmatig zeker niet mijn intentie om dit te veralgemenen. Er moet een mooi evenwicht worden gezocht.
Mevrouw Celis heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Mijn belangstelling voor die digitalisering is gewekt naar aanleiding van het voorbeeld dat sommige jongeren in de aula hun iPhone aan de micro’s leggen, om zo de lessen op te nemen. Dit is een moderne manier om de cursus volledig gehoord te hebben en geen letter van de les te missen. Van daaruit kun je de digitalisering doortrekken naar de online cursussen die via die video’s en filmpjes kunnen worden geprogrammeerd. Ik denk inderdaad dat het zeer waardevol is om initiatieven in die richting verder op te volgen. De ene voorstelling zal al een groter succes zijn dan de andere.
Ik las vorige week nog een artikel uit 2011. 160.000 studenten uit 190 verschillende landen volgden toen de MOOC over kunstmatige intelligentie van Stanford. Dat is maar één voorbeeld. Dat was zeker in 2011 – dat is toch al een paar jaar geleden – indrukwekkend. Deze mogelijkheid past helemaal in de moderne manier van onderwijs in Vlaanderen. Bij de studenten is er bijzonder veel vraag naar een goed aanbod, zeker bij de werkstudenten, want een balans vinden tussen werk, privé en levenslang leren wordt door deze mogelijkheden voor hen zeker interessant.
Minister, ik ga dit goed opvolgen en heel goed nakijken welke mogelijkheden de universiteiten en het hoger onderwijs nog zullen aanbieden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.