Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, zowel in het regeerakkoord, in uw beleidsnota als in het masterplan voor de hervorming van het secundair onderwijs is opgenomen dat alle leerlingen op het einde van het basisonderwijs worden getoetst. Het doel daarvan is feedback te kunnen geven in het kader van de interne kwaliteitscontrole van de scholen en gegevens te kunnen verzamelen op systeemniveau. Ik stelde u hierover reeds een vraag tijdens de plenaire vergadering van 4 maart jongstleden. U antwoordde toen dat het de bedoeling is om de paralleltoetsen van het steunpunt voor peilingsproeven, de interdiocesane proeven en de proeven van het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG) te valideren, zodat er een toolkit kan ontstaan die bestaat uit drie of vier soorten proeven. U gaf toen ook aan dat nog niet was uitgeklaard welke maatregel er eerst zal worden uitgevoerd: het koppelen van het getuigschrift basisonderwijs aan eindtermgerelateerde leerplandoelstellingen of de toetsing op het einde van het basisonderwijs.
Dit is een belangrijk verhaal. In het masterplan voor de hervorming van het secundair onderwijs en in de analyse van de problemen stelden we eigenlijk vast dat het getuigschrift basisonderwijs niet steeds getuigt van wat het moet aantonen. Het gevolg is dat directeurs en leerkrachten secundair onderwijs kunnen zeggen “zeg me van welke basisschool u komt en wat uw resultaten zijn, en ik zal u zeggen hoe ver u zult geraken”. Ik stel het nu wat lapidair, om mijn punt te maken. Ik zeg dit om aan te geven dat het verwerven en beheersen van de basiskennis cruciaal is voor een goede doorstroming in het secundair onderwijs. Als we willen spreken over doorstroming en attestering in het secundair onderwijs, en over de toelatingsvoorwaarden ervan, dan moeten we kijken naar wat eraan voorafgaat. Want dat is er onlosmakelijk mee verbonden.
Ik wil u daarover enkele vragen voorleggen. Tijdens de plenaire vergadering van 4 maart sprak u van een nota van de administratie om deze zaken uit te klaren. Is deze al gefinaliseerd, en zo ja, wat is het resultaat hiervan? Welke stappen zijn al gezet om de toetsing in te voeren, en welke plant u nog te zetten? Wat – welke inhoud – wenst u op te nemen in de toetsen, en welke niet? Waarom wel, of waarom niet? Welke maatregel zal er eerst worden ingevoerd en wanneer: het getuigschrift basisonderwijs aan eindtermgerelateerde leerplandoelstellingen koppelen of de toetsing op het einde van het basisonderwijs? Met dank voor de antwoorden.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, we breien hier eigenlijk een vervolg aan een actuele vraag die op 4 maart in de plenaire zitting is gesteld. Ik sprak toen namens mijn fractie, met een verwijzing naar de beleidsnota, waaruit ik citeerde: “We hebben een groot vertrouwen in de schoolbesturen en ook in de deskundigheid van leerkrachten, ook met betrekking tot de evaluatie van individuele leerlingen.” Ik zei toen dit: “Minister, de belangrijkste zin over toetsen in uw beleidsnota is deze: ‘Wat betreft de toetsen die uitspraak doen over prestaties van individuele leerlingen vertrekken we van het principe dat het evaluatiebeleid blijft behoren tot de volledige autonomie van de scholen.’” Dat principe staat voor ons voorop. We verwachten dat het op een correcte en loyale manier wordt uitgevoerd.
Mijnheer Daniëls, ik veronderstel dat u met uw derde vraag niet beoogt dat de minister zou moeten bepalen wat de onderwijsverstrekkers precies moeten opnemen in hun proeven, maar dat u hun vrijheid respecteert om dat zelf te bepalen – zelfs om de toolkit vorm te geven. Dat mag niet centraal worden geregeld. Dat is mijns inziens toch niet de bedoeling van het masterplan.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, mijn fractie vindt dat voor elk kind de vorming in het basisonderwijs hoogstaand moet zijn, ongeacht de school waar het zit. Ik weet het, ik trap een open deur in, maar het is een grote bekommernis: een kind mag niet de gevolgen dragen van de keuzes van de ouders of van de wijk waarin het woont. Mijn fractie pleit ervoor dat er zekerheid moet zijn over de kwaliteit van het getuigschrift basisonderwijs. Dat is primordiaal, en belangrijker dan welke structuurhervorming ook. In dat licht onderschrijf ik de vragen van de heer Daniëls. Zonder al te veel planlast en regelneverij moet worden gewerkt aan de kwaliteit van het getuigschrift basisonderwijs.
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, op 4 maart heb ik de dialoog met de onderwijsverstrekkers over de toetsing op het einde van het basisonderwijs aangevat. U kent de bepalingen in het regeerakkoord en het masterplan daarover. Het eerste overleg heeft begin april plaatsgevonden en had tot doel om alle betrokken partijen kennis te laten maken met elkaars toetsinstrumenten. Tijdens dat eerste overleg hebben de teams verantwoordelijk voor de Interdiocesane Proeven (IDP’s), de OVSG-toetsen en de Paralleltoetsen van de Vlaamse Peilingen informatie uitgewisseld. Op basis van deze informatie en het vervolgoverleg heeft de administratie een nota opgemaakt met daarin verschillende opties om de validering van de IDP’s en de OVSG-toetsen aan te pakken. De toetsen moeten immers gevalideerd worden.
Ik heb vervolgens de administratie de opdracht gegeven om van start te gaan met de uitvoering van verschillende acties die tot de validering moeten leiden: het oprichten van een kennisuitwisselingsplatform, het laten uitvoeren van een wetenschappelijke analyse van de ontwikkelings- en aanwendingscyclus van de toetsen en de toetsresultaten vanuit wetenschappelijk oogpunt laten bekijken. Voor de laatste twee onderdelen is wetenschappelijke ondersteuning nodig waarvoor we, zoals al gezegd, een beroep zullen doen op het team van het Steunpunt Toetsontwikkeling en Peilingen. De vraag om een concreet onderzoeksvoorstel te formuleren, ligt momenteel voor bij het steunpunt. Het spreekt vanzelf dat ik, zodra we zicht hebben op de te ondernemen onderzoeksactiviteiten, opnieuw zullen overleggen met de onderwijsverstrekkers. Hun steun en medewerking is immers onmisbaar in dit proces. Ik zal hen actief betrekken bij het maken van keuzes. Het verdere verloop is afhankelijk van de resultaten van de opdrachten voor het steunpunt. Ik wil hierbij beklemtonen dat toetsvalidatie een complex en multidimensioneel vraagstuk is dat niet met een vingerknip kan worden opgelost.
Wat is de inhoud? Ik streef ernaar om de scholen een toolkit aan te reiken met toetsen per leergebied. Aangezien we niet uitgaan van toetsontwikkeling maar van toetsvalidatie, is de toolkit sowieso beperkt tot de leergebieden waarvoor vandaag toetsen bestaan: bij IDP, OVSG en de paralleltoetsen. Verder kunnen er zich ook beperkingen aandienen als zou blijken dat het validatieproces niet voor alle toetsen vanzelfsprekend is.
Wat de laatste vraag betreft, kan ik zeggen dat de maatregel om het getuigschrift basisonderwijs te koppelen aan de doelen uit het leerplan die het bereiken van de eindtermen beogen, reeds dankzij Onderwijsdecreet XXIV van 25 april 2014 decretaal is verankerd. De maatregel trad op 1 september 2015 in werking, wat betekent dat de eerste getuigschriften basisonderwijs gebaseerd op deze nieuwe norm door de basisscholen uitgereikt kunnen worden vanaf juni 2016. Ik had graag vrij snel de toolkit klaar gekregen, maar het vraagt tijd om die wetenschappelijk te valideren.
Ik dank u voor uw toelichting. Ik onderschrijf wat mevrouw Brusseel en de heer De Meyer hier hebben gezegd: onze scholen moeten niet vrezen, want als ze goed bezig zijn, is alles gerealiseerd. Ik heb wel schrik voor scholen die dat niet willen. Ik stel me dan de vraag waarom men niet zou willen dat de toetsen en het getuigschrift worden gevalideerd. Ik denk evenwel niet dat u dat bedoelt. Er is inderdaad de autonomie van de scholen, maar het secundair onderwijs komt na het basisonderwijs. Dat is ook de reden waarom dit in het masterplan voor het secundair onderwijs is opgenomen. Het woord getuigschrift is mijns inziens veel beter dan het woord diploma. Want het woord zegt dat men op schrift getuigt dat iemand een basis bezit waarop verder kan worden gebouwd. Dat is cruciaal om de ongekwalificeerde uitstroom tegen te gaan.
Ik ben blij dat het overleg gaande is en dat u het steunpunt daarbij betrekt. Het steunpunt heeft inderdaad de nodige expertise in huis, en de peilingsproeven zijn een bijzonder interessant instrument. Ik vraag me wel af of we die informatie niet aan de inspectie kunnen meegeven. Op dit ogenblik moet de inspectie immers nagaan of de eindtermen in een bepaalde school door de meerderheid van de leerlingen worden gehaald. De eindtermen zijn nog altijd de basis van het financieringsmechanisme. De inspectie moet daartoe een reeks van onderzoekingen afwerken. Eigenlijk kunnen de peilingsproeven heel snel de vinger op een aantal wonden leggen.
De gegevens bestaan, maar ze zitten veilig weggeborgen in een databank. Zou het voor de school en voor de doorlichting niet wijs zijn om die gegevens voor hen te ontsluiten? Niet om rangschikkingen in de kranten te publiceren, maar om de doorlichting te bevorderen en de pedagogische begeleiding te helpen. Om bijvoorbeeld vast te stellen dat in een bepaalde school het niet goed lukt om Frans aan te leren. Dat is toch beter dan dat men zeer benaderend in een evaluatierapport moet schrijven dat men zich vragen stelt over een en ander. Ik wil deze open vraag in het debat inbrengen.
Ik wou alleen maar duidelijk maken dat kwaliteit uiteraard een prioriteit is, maar dat het masterplan niet tot doel heeft te evolueren naar een centrale toetsing.
Dat klopt. Dat is zeer duidelijk gesteld. Onderwijs in functie van de toetsen zou het onderwijs verarmen. We willen een rijk onderwijs, zodat we sterke kinderen krijgen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Een centrale toetsing kan één nadeel hebben, en dat is ‘teaching to the tests’. Ik denk evenwel niet dat we daar schrik voor moeten hebben, gezien de goede tradities en de goede kwaliteit van ons onderwijs. Ik ben voorts erg tevreden dat u wilt werken met gevalideerde testen. Dat is absoluut noodzakelijk. Het is belangrijk dat ouders zekerheid hebben. Hun kinderen mogen niet per ongeluk belanden in een school die te gemakkelijk is, en evenmin mogen bepaalde scholen het allemaal te moeilijk maken om zich te richten op een bepaald segment. Ik ben geen voorstander van eenheidsworst, verre van. Ik sta achter het feit dat elke school zijn eigen pedagogisch project heeft. U zult me dat niet in vraag horen stellen. Er zijn wel garanties nodig over de kwaliteit van de opleidingen. Bovendien moet worden gewaarborgd dat alle kinderen in Vlaanderen gelijke kansen krijgen. We hoeven niet bang te zijn voor een centrale toets. De eigenheid van onze scholen zal ongetwijfeld voor voldoende uitdagingen voor onze kinderen zorgen.
Ik denk dat onze opvattingen niet veel van elkaar verschillen. Er is afgesproken dat er op het einde van de lagereschoolopleiding geen centraal examen komt. Ik benadruk dat. Ik vind het wel belangrijk dat elke school een gevalideerde toets laat uitvoeren. Dat is de reden waarom ik voorstel dat er een toolkit komt. De wetenschappelijke validatie vergt wel wat inspanningen. Ofwel gaan we ervoor, ofwel zeggen we dat men een van de drie bestaande toetsen kiest, want ze zijn alle drie in orde. Maar we kozen ervoor om dat niet te doen. We hebben gekozen voor de wetenschappelijke validatie, en ik wil me daar nu consequent aan houden. Het steunpunt moet die opdracht afwerken. Dat kan verrijkende inzichten opleveren. Als ze alle drie worden gevalideerd, kan men ze in de toolkit steken. Men kan dan nog kiezen.
Wat het getuigschrift betreft, zei ik het al in mijn antwoord op de vraag van 4 maart: moeten we met de attestering van het getuigschrift basisonderwijs wachten tot alles is gevalideerd, of doen we dat al vanaf nu, want het kan al vanaf juni? Ik heb begrepen dat de meesten vinden dat beide los van mekaar staan, al moet er stevig worden doorgewerkt aan de validatie. Ik ga daar met de opleidingsverstrekkers nog over praten. Beide werkwijzen zijn mogelijk. Maar ik kan onmogelijk in de komende vier weken de validatie rond hebben. We zullen dan een keuze moeten maken of we met de andere werkwijze ook zullen wachten of niet.
Ik neem aan dat het steunpunt al een tijdje aan het werk is. Welke timing hanteert het steunpunt? De bestaande toetsen valideren, betekent dat men nagaat of ze meten wat moet worden gemeten. Het steunpunt heeft bij de uitwerking van de peilingsproef al heel wat expertise opgebouwd. De interdiocesane proeven en de proeven van het OVSG zijn er ook niet onvoorbereid gekomen. Het valideren is dus niet echt pionierswerk. Welke timing hanteert men? U zegt dat de twee los van elkaar staan. Ik denk dat niet. De koppeling aan de eindtermgerelateerde leerplandoelstellingen – en dus niet aan de leerplannen – is cruciaal voor de opleiding nadien, in het secundair onderwijs. Ik verneem dus graag hoe het staat met de timing.
Ik zei het al in mijn antwoord: het steunpunt werkt nu een onderzoeksvoorstel uit. Snel valideren gaat niet. De interdiocesane proeven en de proeven van het OVSG zijn zeer goed uitgewerkt, maar hier gaan we voor het eerst naar een wetenschappelijke aanpak. Zodra ik de timing ken, laat ik het u weten. Maar de voorstellen van het steunpunt over wat moet worden onderzocht en hoe dat moet gebeuren, zijn nog niet bij mij beland. Ik houd u uiteraard op de hoogte. Er zijn voorts heel wat scholen waar de interdiocesane proeven of de proeven van het OVSG al decennia worden uitgevoerd.
Ooit is een taaltest gevalideerd via twee bezoeken van vier mensen die uit het buitenland kwamen. Dat gebeurde binnen 24 uur. Het lijkt me mogelijk dat snel te doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.