Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, een opvallend grote groep van onze jongeren kampt met chronische eenzaamheid. Onderzoek van de KU Leuven laat zien dat 3 procent van de Vlaamse adolescenten chronisch eenzaam is. Het is een cijfer in de grootteorde van andere, beter erkende problemen zoals ASS en ADHD.
Ondanks het feit dat zo veel jongeren te maken krijgen met chronische eenzaamheid, is er nog bijzonder weinig aandacht voor. Het gaat nochtans niet om een luxeprobleem: het betreft het niet-vluchtige maar permanente gevoel nergens bij te horen en van de rest van zijn omgeving afgesneden te zijn. Onderzoek van de KU Leuven toont aan dat de band tussen chronische eenzaamheid en depressie bij jongeren bestaat: eenzaamheid maakt depressief, en depressieve gevoelens kunnen er op hun beurt voor zorgen dat jongeren zich nog meer buitengesloten voelen van hun omgeving, waardoor hun eenzaamheid nog verder toeneemt – een vicieuze cirkel.
Dat eenzaamheid tot depressiviteit leidt, is, gezien het significante aantal adolescenten dat te maken heeft met chronische eenzaamheid, behoorlijk problematisch. We weten immers dat wie eenmaal een depressie heeft gehad, ook veel vatbaarder is om in depressies te hervallen. Het komt er dus op aan om zo veel mogelijk te vermijden dat iemand een depressie ontwikkelt. Het lijkt dan ook logisch dat aandacht wordt geschonken aan het probleem van chronische eenzaamheid bij jongeren via vroegtijdige detectie.
Het is zeker niet zo dat de overheid alles kan oplossen. Het is echter wel zo dat – nog steeds uit onderzoek van de KU Leuven – blijkt dat bepaalde manieren om met jongeren met chronische eenzaamheid om te gaan, betere resultaten geven dan andere. Sleutelen aan de sociale vaardigheden van iemand die zich eenzaam voelt, werkt bijvoorbeeld niet erg goed. Het probleem is immers vaak niet dat hij of zij niet zou weten hoe om te gaan met anderen, maar wel dat hij of zij, ondanks zijn of haar sociale contacten, toch het gevoel heeft door de anderen uitgesloten te zijn. Bij chronische eenzaamheid die kan leiden tot depressie gaat het eerder om een psychisch probleem: het constante herkauwen van gebeurtenissen in het sociale leven waaruit zou blijken hoe slecht men is in het omgaan met anderen, hoezeer men uitgesloten is. Het is dus een probleem waarvoor een psycholoog of een psychiater soelaas zou kunnen bieden.
Minister, welke beleidsconclusies trekt u uit het onderzoek over eenzaamheid bij jongeren? Ziet u een rol voor uzelf en voor de Vlaamse overheid weggelegd? Om eenzaamheid bij jongeren tegen te gaan en bij het voorkomen van depressie is een belangrijke rol weggelegd voor leerkrachten en CLB’s. Zijn zij volgens u voldoende op de hoogte van de ernst van het probleem? Weten zij het te detecteren, en hoe ermee om te gaan? Indien niet, wat gaat u ondernemen om dat te verhelpen? Om meer ernstige problemen later te voorkomen is het erg belangrijk om vroeg te detecteren en in te grijpen.
Een consequentie hiervan is echter vaak dat in eerste instantie een grotere zorgvraag volgt. We weten dat nogal wat jongeren wachten op geestelijke gezondheidszorg. De wachtlijsten van de cgg’s zijn groot. De federale overheid heeft in dat verband ook een taak, maar hier heb ik het over uw verantwoordelijkheid. Er zijn cgg’s die zelfs met aanmeldingstops werken. Nogal wat centra sturen kinderen van gewoon bemiddelde gezinnen door naar privépraktijken, om zich te kunnen concentreren op kinderen die anders van hulp verstoken zouden blijven. Maar zelfs voor hen zijn de wachttijden vrij lang. Hoe denkt u dat probleem op te lossen? Hoe zult u het zorgaanbod vergroten op het moment dat men gaat beseffen dat sneller ingrijpen om erger te voorkomen nodig is?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega's, het onderzoek waarnaar u verwijst, is een onderzoek uit 2013 dat naar aanleiding van de Week van de Verbondenheid, van 24 september tot en met 4 oktober 2015, nu in de pers is verschenen. De Week van de Verbondenheid is een initiatief van onder meer de Bond Zonder Naam, Samenlevingsopbouw, Awel, fedOS, Chiro en andere. In eerste instantie willen we wijzen op het risico om dergelijk onderzoek en dergelijke cijfers te snel te ‘psychiatriseren’ en te medicaliseren. We doelen hier op de trend om emotionele moeilijkheden al te snel op te vatten als psychische of zelfs psychiatrische problemen die via een medische of een professionele weg een antwoord moeten krijgen. Eenzaamheid en gevoelens van depressie komen trouwens in elke levensfase bij ieder van ons voor. Bij jongeren die volop in fysieke, emotionele en sociale verandering zijn – bijvoorbeeld tijdens de overgang naar het hoger onderwijs of bij verandering van vriendschappen –, zijn deze gevoelens zeer normaal. Het is pas als er sprake is van langere en intensere periodes van eenzaamheid en depressieve gevoelens, dat we ons zorgen moeten beginnen te maken.
We drukken zeker onze bijzondere appreciatie voor het initiatief Week van de Verbondenheid uit, want sociale cohesie en het voorkomen van eenzaamheid is een opdracht voor de hele samenleving. In tijden van groeiende individualisering komt sociale cohesie op de helling te staan. Een sterk sociaal netwerk en gevoel van verbondenheid met de ander is een belangrijke basis voor het gevoel van welzijn van elke mens. Op de website www.weekvanverbondenheid.be en op de Facebookpagina van de Bond Zonder Naam kan men te weten komen welke acties men plant en welk campagnemateriaal er beschikbaar is. Ook de website www.erbij.be van de Bond Zonder Naam die werd gelanceerd in 2012 is nog steeds actief. Mensen kunnen er zich herkennen in of zich opladen aan getuigenissen van bekende en minder bekende Vlamingen.
Natuurlijk zijn er ook voor de Vlaamse overheid taken weggelegd. Die taken liggen in eerste instantie op het vlak van beeldvorming, preventie en vroegdetectie en vroeginterventie. Op het vlak van beeldvorming en laagdrempelige hulp zijn er al verschillende waardevolle initiatieven genomen. Zo subsidieert de Vlaamse overheid de Associatie Beeldvorming Geestelijke Gezondheid, een samenwerking tussen de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid en Te Gek!? Die wil mensen informeren, inspireren en engageren om samen psychische problemen bespreekbaar te maken en te ijveren voor een positieve en correcte kijk op mensen met geestelijke gezondheidsproblemen. Zo heeft men onder meer eind december 2012 de website www.geestelijkgezondvlaanderen.be gelanceerd, als laagdrempelig communicatiemiddel om vooroordelen en taboes over psychische problemen te doorbreken en om geestelijke gezondheid een plaats te geven in het alledaagse leven. Daarop zijn ook specifieke tips voor jongeren te vinden of voor ouders met bijvoorbeeld vragen over opvoedingsondersteuning.
Voorts subsidieert de Vlaamse overheid VIGeZ als partnerorganisatie en expertisecentrum voor gezondheidspromotie en ziektepreventie. Een van de thema’s die VIGeZ opneemt is geestelijke gezondheidsbevordering. Daartoe ontwikkelt VIGeZ materialen zoals de website en de zelftest ‘Fit in je hoofd’ en ‘Nok Nok’ – de versie gericht op jongeren tussen 12 en 16 jaar. Ook deze website biedt tips aan jongeren over grenzen stellen, zorgen voor zichzelf, vriendschappen, omgaan met problemen, enzovoort. De bekendmaking van Nok Nok gebeurt onder andere via vrijetijdsverenigingen en de jeugdbewegingen. VIGeZ is op dit moment bezig met de ontwikkeling van een bijhorende app. Op 28 oktober organiseert VIGeZ een symposium over veerkracht. Op dat symposium wil men hulpverleners informeren over nieuwe invalshoeken en inspirerende praktijkvoorbeelden en hen motiveren om met veerkracht in de eigen organisatie aan de slag te gaan.
Jongeren die in nood zitten, moeten snel en op laagdrempelige wijze een luisterend oor vinden. Daarvoor kunnen ze terecht bij de opgeleide vrijwilligers van Awel, Tele-Onthaal en de Zelfmoordlijn 1813. Jongeren kunnen mailen of chatten met een hulpverlener van het JAC, het jongerenaanbod van de centra algemeen welzijnswerk (CAW), of er langslopen. We kunnen ook verwijzen naar het kindvriendelijk maken van 1712. Dit resulteert in twee nieuwe sites, een voor min en een voor plus 12-jarigen. Het inzetten van online methodieken en sociale media is een nieuwe bron van laagdrempelige mogelijkheden om aan psycho-educatie en zelfhulp te doen of professionele hulp aan te bieden. Zeker voor jongeren en jongvolwassenen willen we verder inzetten op dergelijke innovatieve methodieken en toegangswijzen tot hulp. De Vlaamse overheid heeft haar doelstellingen op dit vlak vormgegeven middels het Vlaams Actieplan Onlinehulp.
Kortom om eenzaamheid te voorkomen en om te leren omgaan met sociale relaties en ‘zich alleen voelen’, dienen we de krachten te bundelen en in te zetten op de sociale vaardigheden van jongeren en hun netwerk, hen te helpen om tobben en rumineren onder controle te houden en hen te leren dat zij zelf een positieve waarde in relaties hebben. Hierbij is het ook belangrijk dat eenzame jongeren er zich bewust van zijn dat het fout lopen van contacten niet zomaar altijd aan henzelf te wijzen is. Wij kunnen hen als volwassenen hierin begeleiden en steunen, en indien nodig een beroep doen op psychosociale en psychologische ondersteuning van hulpverleners.
Reeds verschillende jaren organiseert de World Federation for Mental Health (WFMH) de Werelddag van de geestelijke gezondheid, steeds op 10 oktober. Op deze dag wil men de geestelijke gezondheid onder de aandacht brengen. Dit jaar staat het thema ‘Samen veerkrachtig’ centraal. Met als doel wijzen op een ‘hoofd-zaak’: laat mensen met psychische problemen voelen dat je er bent. Allerlei zorgorganisaties en ook steden en gemeenten organiseren die dag interessante, sensibiliserende en leuke activiteiten. Meer info vindt men op www.geestelijkgezondvlaanderen.be. Bij deze ook een warme oproep om deel te nemen aan de ‘thunderclap’ waarmee de boodschap breed verspreid zal worden, via allerlei sociale media. Dat we deze werelddag sterk in de verf zetten, gebeurt onder meer op vraag van patiëntenvertegenwoordigers en is ook een gevolg van de voorstellen die geformuleerd werden door BEL 10, wat een actie van Radio 1 is.
De CLB’s maken deel uit van de integrale jeugdhulp en hebben daarom een belangrijke rol in het toeleiden naar hulp in een intersectoraal jeugdhulplandschap. De CLB’s, met hun zeer goede kennis van de sociale kaart en samenwerkingsverbanden met andere zorgpartners, zijn een uitgelezen partner wanneer die toeleiding naar de jeugdhulp nodig is. Als jongeren problemen ervaren en een beroep doen op jeugdhulp, is het belangrijk dat die jeugdhulp de krachten van de jongeren en hun omgeving aanspreekt en ten volle probeert te versterken. Het versterken van het netwerk van de jongere is daarin een belangrijk gegeven. Het principe van krachtgericht werken is opgenomen in het decreet Integrale Jeugdhulp. De Vlaamse overheid wil dat stimuleren door onder andere een werkkader te creëren voor het inzetten van krachtgerichte methodieken in de jeugdhulp. Maar krachtgericht werken is meer dan specifieke methodieken aanreiken. Het is een concept, een kader, een benaderingswijze die professionele hulpverleners stuurt bij hun ondersteuning van de ‘cliënt’ en zijn netwerk.
Wat vroegdetectie bij jongeren betreft, verwijzen we ook graag naar het huidig Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Dit plan stroomlijnt de doelstellingen en acties inzake suïcidepreventie waar het Vlaamse beleid wil op inzetten, op basis van wetenschappelijke onderbouwde methodieken. Jongeren met chronische eenzaamheid zijn tot nog toe niet als specifieke doelgroep aangewezen. Wel lopen een aantal acties die vroegdetectie en interventie voor jongeren met psychische problemen of suïciderisico beogen. Zo zijn bijvoorbeeld de preventiecoaches geestelijke gezondheid actief: zij ondersteunen scholen bij het uitwerken van een geestelijk gezondheidsbeleid. Voor de bevordering van de geestelijke gezondheid wordt in scholen ook veel gewerkt met het spel ‘De Gelukzoekers’ van de Christelijke Mutualiteit. De suïcidepreventiewerkers van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s) bieden voorts vormingen aan hulpverleners die met jongeren werken, inclusief CLB-medewerkers en leerlingbegeleiders.
Om op uw derde vraag te antwoorden: de Vlaamse overheid zet vandaag al in op een laagdrempelig aanbod aan geestelijke gezondheidszorg, vroegdetectie en vroeginterventie. Enerzijds zijn er pilootprojecten verspreid over Vlaanderen die experimenteren met een eerstelijnspsychologische functie. Daarnaast hebben heel wat cgg’s de voorbije jaren expertise opgebouwd inzake vroegdetectie en vroeginterventie van psychose en andere ernstige psychiatrische stoornissen. Dat laatste is trouwens een actie in het kader van het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Voorts hebben ze expertise opgebouwd over verslavingsproblemen. In de toekomst willen we daar verder op inzetten, al klopt het dat wegens de budgettaire schaarste het aanbod momenteel nog te beperkt is en niet geheel Vlaanderen dekt.
We hopen in de komende jaren dankzij krachtenbundeling stappen vooruit te kunnen zetten. Vooreerst vermeld ik de gids ‘Naar een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren’. Die gids is een gezamenlijke realisatie van de federale overheidsdienst Volksgezondheid en alle gemeenschappen en gewesten met bevoegdheden inzake gezondheid en welzijn. De gids werd op 30 maart 2015 goedgekeurd door de interministeriële conferentie volksgezondheid. Momenteel worden in een sneltempo implementatietrajecten opgestart. Minister De Block en ikzelf bundelen onze krachten en beschikbare budgetten om zo veel mogelijk meerwaarde te creëren voor de kinderen en jongeren in Vlaanderen. We stemmen nieuwe en reeds bestaande beleidslijnen op elkaar af om te komen tot een globaal en geïntegreerd beleid. Concreet heeft de federale overheid heel wat middelen vrijgemaakt voor de realisatie van extra capaciteit aan crisiszorg, langdurige zorg en intersectorale consult en liaison. De Vlaamse overheid hangt daar complementaire acties aan, zoals de uitbreiding van modules crisishulp aan huis, wat eerder dit jaar gebeurde, en de recente oproep voor het erkennen van intersectorale zorgnetwerken die een gezamenlijk engagement opnemen ten aanzien van jongeren met zeer complexe problematieken.
Ook op regionaal niveau is het de expliciete verwachting dat organisaties een brede intersectorale kijk hanteren, hun aanbod nog beter op elkaar afstemmen en krachten bundelen om creatieve oplossingen te vinden. Ook de nieuwe Vlaamse bevoegdheden inzake verslavingszorg worden in deze trajecten meegenomen. We streven naar een integratie van specifieke verslavingsexpertise in de bestaande netwerken voor de integrale jeugdhulp en geestelijke gezondheid ten behoeve van kinderen en jongeren. Voorts opent de erkenning van klinisch psychologen en klinisch orthopedagogen als gezondheidszorgberoepen en het nieuwe wetgevend kader rond psychotherapeuten mogelijkheden tot de terugbetaling van de zorg die deze professionals verstrekken. Wat dit concreet zal betekenen, is nu nog niet duidelijk. We zijn daarvoor afhankelijk van de stappen die de federale overheid zet. Wat wel duidelijk is, is dat terugbetaling een hefboom kan zijn voor het creëren van meer betaalbare, laagdrempelige psychische zorg, ook voor jongeren.
Ten slotte wil ik nog beamen dat de cgg’s een grote druk op hun capaciteit ervaren. De wachttijden worden veroorzaakt door een complex samenspel van veel factoren die niet zomaar kunnen worden weggewerkt. De budgettaire context staat ons niet toe om op korte termijn een substantiële verhoging van middelen voor deze sector te realiseren. We moeten ook in rekening brengen dat een stijging van het aanbod ook een stijging van de vraag veroorzaakt. Het is dus vooral zaak om het debat over dit onderwerp niet te simplificeren. De cgg’s zijn voortdurend actief op zoek naar manieren om de instroom, doorstroom en uitstroom van zorg optimaal te managen. Verschillende methodieken kunnen daarbij ondersteuning bieden, zoals bijvoorbeeld telefonische screenings, een groepsaanbod, een online aanbod, enzovoort. De sector heeft aan mijn administratie een bundel bezorgd van de manieren waarop aan wachttijdoverbrugging in de cgg’s wordt gedaan. We zullen deze analyseren en bespreken, om vervolgens relevante voorstellen of adviezen voor de sector uit te werken.
Minister, u hebt een aantal interessante zaken gezegd. Er zijn evenwel ook zaken waarover we het duidelijk niet eens zijn. Volgens mij is een pleidooi voor een eenvoudigere toegang tot therapie van jongeren die met zichzelf of hun omgeving in de knoop liggen niet hetzelfde als het probleem medicaliseren. Het is evenwel mogelijk dat het een probleem wordt dat u, zo u dat wilt, kunt vatten in termen van het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) als een depressie. Waarover de KU Leuven onderzoek heeft verricht en waarover ik het heb, is niet het gewone, momentane gevoel van eenzaamheid dat iedereen wel eens ervaart, maar om het permanente gevoel van afgesloten te zijn van anderen. Dat is een zorgwekkende zaak, en daarom wordt gepleit voor therapie. Het gaat dan niet zozeer over het trainen van sociale vaardigheden, want men weet wel wat die zijn, maar over het rumineren en de verminderde zelfwaarde.
Soms kunnen een aantal sessies bij een therapeut dan waardevol zijn. U zult het met mij eens zijn dat elke meta-analyse aantoont dat therapie – wat ook de invalshoeken van de therapeut zijn – soelaas biedt. Voor de jongeren kan dat een hulp zijn, en wel zonder dat er van medicalisering sprake is. Dat wou ik even duidelijk zeggen. Niet alles waarmee men geestelijk in de knoop zit, moet per se op doktersvoorschrift worden behandeld. In uw antwoord verwelkomde ik wel de verdere ontwikkeling van online methodieken. Ik weet dat u daar een voorstander van bent. Buitenlandse voorbeelden tonen ook aan dat men daarmee slaagt toegang te verwerven tot die specifieke doelgroep en zelfs op eerder korte termijn positieve resultaten kan boeken.
Ik vind het goed dat u daar wel op werkt, maar ik wil u oproepen om het andere luik niet uit het oog te verliezen, het therapeutische. Dat kan voor een aantal jongeren ook belangrijk zijn. Er mag nog meer aandacht zijn voor het aanbod op dat vlak. Ik weet dat u veel aandacht hebt voor preventie en detectie, en initiatieven neemt. Vanzelfsprekend zal het belangrijk zijn dat het aanbod de vraag volgt. Ik begrijp dat de bomen niet groeien tot in de hemel, maar ik heb al meermaals gezegd dat, als u het aan mijn fractie vraagt, uw departement wel het eerste is waar wat geld zou mogen bijkomen. Zeker de kinderen die uw hulp en zorgen nodig hebben, zijn de eerste om die dan te krijgen. Ik vraag nogmaals om te pleiten voor wat meer ruimte, onder andere voor de cgg’s en voor andere plekken waar jongeren terechtkunnen wanneer ze niet afdoende kunnen worden geholpen via een telefoon- of chatlijn, of via het CLB. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.