Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over pleegzorg voor niet-begeleide minderjarige vluchtelingen
Vraag om uitleg over pleegzorg en de vluchtelingencrisis
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, de huidige vluchtelingencrisis laat niemand onberoerd. Een specifieke groep onder de vele vluchtelingen is de groep niet-begeleide minderjarige vluchtelingen. Deze groep jongeren komt zonder ouders of persoon die het ouderlijk toezicht kan uitoefenen naar ons land en vormt daarom een heel specifieke groep die onze aandacht verdient binnen de jeugdhulp.
De beleidsnota Welzijn zegt hierover het volgende: “Tijdens de vorige regeerperiode werd door de Vlaamse Regering een conceptnota goedgekeurd die uitgaat van een inclusief beleid ten aanzien van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen en de contouren vastlegde voor de onderhandelingen met de federale overheid. Samen met de collega bevoegd voor Integratie zullen we onze verantwoordelijkheid opnemen en engageren we ons om met de betrokken overheden spoedig het overleg aan te vatten zodat een samenwerkingsprotocol inzake de opvang en hulpverlening aan niet-begeleide minderjarige vluchtelingen gekoppeld aan duidelijke afspraken over de opvolging van de uitvoering ervan, gefinaliseerd wordt.”
Het zijn lange zinnen, maar het komt er vooral op neer dat het samenwerkingsprotocol er vandaag vooralsnog niet is. De gesprekken zouden ondertussen wel terug zijn opgestart.
U antwoordde op een schriftelijke vraag van Willy Segers in januari van dit jaar dat er in afwachting van dat langverwachte samenwerkingsprotocol met de federale overheid al een aantal maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat de niet-begeleide minderjarige vluchtelingen ook effectief op een meer efficiënte manier naar de jeugdhulp kunnen worden toegeleid. Zo is er een centraal aanmeldingspunt dat zorgt voor een gecoördineerde aanpak van de hulpvragen. Het zijn de voogden die deze hulpvraag moeten aanmelden. Verder in het antwoord geeft u ook aan dat dit een experimenteel project is met het oog op de ontwikkeling van specifieke knowhow.
Intussen horen we signalen van partners in het werkveld dat er meer moet gebeuren voor die niet-begeleide minderjarigen. Zo ook binnen de jeugdhulp.
Minister, wat is de stand van zaken van de onderhandelingen over het samenwerkingsprotocol met de federale overheid? Welke zijn eventueel de knelpunten waardoor er de afgelopen jaren nog geen akkoord kwam? Wat is volgens u de oplossing voor deze knelpunten?
Hoe evalueert u de genomen maatregelen die proactief aan dit te onderhandelen protocolakkoord werden genomen? Wordt dit centrale aanmeldingspunt voor de coördinatie van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen geëvalueerd? Zo ja, wat is hiervan de timing? Als de evaluatie al bestaat, wat is de evaluatie ervan?
Uit cijfers van 2012 blijkt dat er binnen het categoriale aanbod binnen de toenmalige Bijzondere Jeugdbijstand plaats werd geboden aan 95 niet-begeleide minderjarige vluchtelingen. Ook andere sectoren dan de Bijzondere Jeugdbijstand zijn binnen de integrale jeugdhulp in de mogelijkheid om minderjarigen op te vangen, met uitzondering van de jeugdpsychiatrie. Hoeveel niet-begeleide minderjarige vluchtelingen werden tot op heden in elke sector opgevangen binnen het hulpaanbod? Kunt u hierbij ook het aantal pleegplaatsingen vermelden?
Ik dank u.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, naar aanleiding van die vluchtelingencrisis ontstaan er heel veel vrijwillige initiatieven. Er gebeurt heel veel op lokaal vlak, dat hoor je ook van de grote hulporganisaties. Onder die oorlogsvluchtelingen bevinden zich ook heel wat niet-begeleide minderjarige vluchtelingen, zelfs heel jonge.
Het gaat om jongeren die alleen zijn gevlucht of die doorheen de vlucht werden gescheiden van hun familie. Het betreft hier natuurlijk een uitermate kwetsbare groep jongeren, soms nog kinderen. Goede opvang en begeleiding zijn dan ook absoluut nodig.
Minister, we kregen allemaal kennis van de oproep van Pleegzorg Vlaanderen in het kader van de campagne ‘Geef de wereld een thuis’. Pleegzorg Vlaanderen werkt hiervoor samen met Vluchtelingenwerk Vlaanderen en opvang- en begeleidingscentra.
Op nauwelijks enkele dagen tijd meldden zich al duizend gezinnen die zich bereid toonden een niet-begeleide minderjarige vluchteling op te vangen in pleegzorg. Nadien hebben we nog andere cijfers gehoord. Mijn vraag om uitleg is al een tijdje geleden ingediend. Ondertussen is er natuurlijk ook de bespreking geweest binnen de commissie Algemeen Beleid, waar minister Homans samen met minister Turtelboom en minister Crevits een stand van zaken heeft gegeven met betrekking tot de maatregelen die Vlaanderen ter zake neemt.
De problematiek van de pleegzorg is te specifiek om gedetailleerder te worden behandeld. Het is er niet aan bod gekomen. Vandaar de agendering ervan in deze commissie Welzijn.
Minister, hoeveel gezinnen reageerden uiteindelijk, tot op vandaag, positief op de oproep ‘Geef de wereld een thuis’ en stelden zich kandidaat om een niet-begeleide minderjarige vluchteling op te vangen? Betreft dit nieuwe kandidaten, of gaat het ook over gezinnen die zich al eerder aandienden in het kader van pleegzorg? Gaat het om gezinnen die nu uitdrukkelijk zeggen dat ze in dit kader pleegzorg willen bieden?
Ingevolge de wet van 24 december 2012, artikel 10, paragraaf 1, derde lid, waakt de voogd erover dat de overheden bevoegd voor opvang de maatregelen nemen die vereist zijn om de minderjarige een passende huisvesting te bieden, in voorkomend geval bij een familielid, in een gastgezin of bij een volwassene die bereid is voor de minderjarige te zorgen. Hoe verhoudt de taakstelling van de voogd zich tot de taken van de diensten voor pleegzorg?
Sinds de inwerkingtreding van het nieuwe decreet Pleegzorg moet een kandidaat-pleegzorger per pleegkind of pleeggast beschikken over een pleegouderattest. Onder meer de draagkracht van het gezin wordt hiervoor gescreend. Zijn er in dit kader specifieke elementen die worden nagezien voor de opvang van een niet-begeleide minderjarige vreemdeling?
Hoewel het de bedoeling is van het decreet Pleegzorg dat een pleegouderattest wordt afgeleverd voor het kind bij het pleeggezin wordt ondergebracht, voorziet het decreet in een termijn van zes weken na plaatsing als uiterste moment voor het beschikken over een attest. Dat het attest niet voorafgaand kan worden afgeleverd, heeft meestal betrekking op netwerkpleegzorg waarin het kind dadelijk wordt geplaatst. In antwoord op mijn vraag om uitleg van 9 juni 2015 bevestigde u dat het naleven van de termijn van zes weken in sommige gevallen moeilijk is. Is het voor de diensten voor pleegzorg met betrekking tot de gezinnen die zich aandienen voor pleegzorg voor een niet-begeleide minderjarige vreemdeling mogelijk alle screenings en aflevering van de attesten tijdig te doen? Betekent dit een verhoogde werkdruk voor deze diensten en hoe kan hieraan worden tegemoetgekomen? Op korte termijn zoveel specifieke screenings doen, is toch niet te onderschatten. Dat vergt heel wat bijkomende inspanningen. Hoe worden de minderjarigen opgevangen tijdens de periode dat dit onderzoek loopt?
Is er in extra middelen voorzien voor pleegzorg in het kader van de opvang van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen? Zo ja, om welke bedragen gaat het tot op heden? Worden de mensen die zich nu aandienen als kandidaat-pleegzorger voor niet-begeleide minderjarigen ook geïnformeerd over pleegzorg voor andere doelgroepen? De oproep is nu natuurlijk veel gehoord en er hebben veel mensen gereageerd. We hebben ook gelezen dat u hebt gezegd dat dit een kans is om pleegzorg bekender te maken en dat we de mensen gaan informeren. Hoe gaat dat gebeuren?
Ook tijdens de pleegzorgsituatie is voor niet-begeleide minderjarigen ongetwijfeld zeer specifieke begeleiding nodig, zowel voor het pleegkind als voor de pleegouders. Hoe wordt deze begeleiding georganiseerd? Het gaat vaak om kinderen die al zeer veel hebben meegemaakt. In heel de stroom van het vrijwilligerswerk en het voluntarisme die momenteel ontstaat, moet je de mensen daar misschien goed voor waarschuwen. Zij moeten weten dat het niet altijd, of zelfs helemaal niet, eenvoudig is om die kinderen op te vangen. Hoe gebeurt dat specifiek ten aanzien van die kwetsbare doelgroep?
De heer Parys heeft het woord.
Het tweede deel van mijn vraag gaat over pleegzorg. Het kwam vorige week in de media, maar ik vind het toch belangrijk om hier de historiek te schetsen van mijn bezorgdheid.
Op 4 september 2015 lanceerde Agentschap Jongerenwelzijn volgend persbericht: “Kinderen, jongeren en gezinnen op de vlucht kunnen binnenkort opgevangen worden in Vlaamse pleeggezinnen. Het gaat zowel om niet-begeleide minderjarige vluchtelingen als gezinnen. Het Agentschap Jongerenwelzijn brengt een aantal partners samen in een pilootproject om snel tot actie te komen. Niet enkel voor kinderen en jongeren, maar ook voor gezinnen met kinderen kan een tijdelijk verblijf in een Vlaams pleeggezin een oplossing zijn.” Verder zegt het persbericht dat de diensten voor pleegzorg aan de slag gaan om de gekende kandidaat-gezinnen versneld te screenen op motivatie en draagkracht.
Pleegzorg vermeldt daarbij in de pers nog het volgende: “Heel wat gezinnen gaven aan dat ze hun huis willen openstellen om een kind, jongere of zelfs een familie op de vlucht op te vangen. Dat gevoel van solidariteit willen we aangrijpen om onder de koepel van pleegzorg deze gezinnen via een centraal aanmeldingspunt en een versnelde procedure in te zetten om de opvangnood voor vluchtelingen te verminderen.” In het Belga-bericht luidde het verder: “Het proefproject moet ervoor zorgen dat de match tussen de kandidaat-opvanggezinnen en de vluchtelingen vlot verloopt. De diensten voor pleegzorg gaan daarom de kandidaat-gezinnen versneld screenen op motivatie en draagkracht. Daarnaast zullen de gastvrije gezinnen extra begeleid en ondersteund worden bij al hun praktische vragen.”
Zoals ik vorige week in een opiniestuk al heb laten weten, ben ik daar bezorgd over. Ik vind niet dat pleegzorg ongeschikt zou zijn in zijn totaliteit om niet-begeleide minderjarige vluchtelingen of vreemdelingen op te vangen. Maar ik ben wel bezorgd over de kwaliteit van de screening en matching in een verkorte en versnelde procedure, zoals aangegeven in de pers. Mijn redenering daarbij is heel simpel. Als we voor de vluchtelingencrisis in reguliere pleegzorg gemiddeld vier tot zeven maanden nodig hadden om goed te screenen, lijkt het mij bijzonder vreemd dat het nu sneller zou kunnen. Dat betekent ofwel dat we kinderen en ouders vroeger altijd te lang hebben laten wachten en dat we het altijd al sneller hadden kunnen doen. Ofwel betekent het dat we het nu doen met een verlies aan kwaliteit.
Uit ervaring weten we dat pleegzorg voor niet-begeleide minderjarigen vaak nog moeilijker is dan een gewone pleegplaatsing. Het gaat om kinderen die vaak uit een oorlogsgebied komen, die de taal van het gezin waarin ze terechtkomen niet spreken, die culturele verschillen moeten overbruggen en die trauma’s hebben bovenop de trauma’s zoals wij ze vandaag hier in België kennen. Dat betekent dat de kans op een succesvolle pleegzorgplaatsing wordt verkleind. Ik begrijp dus niet dat je ten opzichte van een zo moeilijke problematiek aan de slag zou kunnen gaan met een versnelde en verkorte procedure om kinderen te matchen, ouders te screenen en pleegplaatsingen te organiseren.
Voor ons is een grondige screening dus fundamenteel voor een jongere en zijn pleeggezin, maar evengoed voor pleegzorg in zijn geheel. Als we binnen een aantal maanden berichten krijgen over een groot aantal afgebroken pleegplaatsingen bij niet-begeleide minderjarigen, lopen we het risico dat we alle mensen die we nu eventueel warm zouden kunnen maken om pleegzorg te overwegen – want daar zit een kans in, daarin wil ik u, minister, best bijtreden – voor de toekomst afschrikken om zich in te schrijven in pleegzorg. Dan zitten we op het einde van de rit enkel met verliezers en zijn we nog veel verder van huis.
De kwaliteit van zo’n versnelde screening is dus mijn eerste zorg. Mijn tweede zorg is even fundamenteel: rechtvaardigheid en gelijkheid. We weten dat er elke dag in Vlaanderen vijfhonderd kinderen wachten op een wachtlijst, op zoek naar een pleeggezin. Ze wachten op een warme thuis, een plek waar ze veilig kunnen opgroeien. Als we nu zeggen dat er een groep kinderen in dat systeem zit, en dat er een andere groep kinderen via een versnelde en verkorte procedure terechtkan in een pleeggezin, dan zijn we een pleegzorgsysteem aan het opzetten met twee snelheden, waarbij niet-begeleide minderjarige vluchtelingen sneller in een gezin zouden terechtkomen dan de kinderen die vandaag op de wachtlijst staan voor pleegzorg. Dat vind ik fundamenteel onrechtvaardig.
Minister, hoe zal die versnelde en verkorte procedure eruit zien? Wie zal die versnelde en verkorte procedure uitvoeren? De huidige personeelsleden van pleegzorg of extra personeelskrachten? Maar gaan die dan zonder ervaring de moeilijkste gevallen van pleegzorg screenen en matchen?
Minister, hoe kunt u de kwaliteit waarborgen indien voor niet-begeleide minderjarigen een versnelde en verkorte procedure zou worden toegepast?
In welke mate zal de verkorte procedure een invloed hebben op de screening, intake en matching van pleeggast-kandidaten die vandaag op de wachtlijst staan en geen vluchteling zijn of van pleeggezinnen die niet noodzakelijk vluchtelingen willen opvangen?
Hebt u cijfers over de nieuwe actie ‘Geef de Wereld een Thuis’ van Pleegzorg Vlaanderen? In hoeveel nieuwe pleegplaatsingen zal er worden voorzien? In hoeveel nieuwe pleegplaatsingen voor asielzoekers kan er momenteel worden voorzien? Kunt u deze cijfers duiden en er toelichting bij geven?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Ik ben natuurlijk ook geïnteresseerd in de cijfers die mijn collega’s hebben opgevraagd. Maar ik heb een kleine bijkomende vraag, aangezien het toch ook gaat over twee snelheden en over een verschillende behandeling voor kinderen. Minister, denkt u eraan om het kindergeld voor de kinderen van vluchtelingen aan te passen, om het te doen dalen, zoals uw coalitiepartner dat voorstelt? Dat zou ik dan weer een ernstige vorm van twee snelheden vinden, die we misschien moeten proberen te vermijden.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De niet-begeleide minderjarigen die in het kader van de vluchtelingenstroom in Vlaanderen terechtkomen, hebben heel wat meegemaakt. Dat heeft ook gevolgen voor de competenties waarover pleeggezinnen moeten beschikken om hun rol als pleegouder goed te kunnen spelen. Zoals de heer Parys en mevrouw Schryvers al vroegen: zal er bij de screening van de pleeggezinnen die zich nu aanmelden worden nagegaan of zij effectief over de nodige draagkracht beschikken voor deze doelgroep? De heer Parys stelde ook vragen over de gewone wachtlijsten in pleegzorg. Er werd een oproep gedaan om pleeggezinnen te vinden specifiek voor niet-begeleide minderjarigen. Moeten we daaruit afleiden dat we in diensten voor pleeggezinnen twee types kandidaat-pleegouders en wachtlijsten zullen hebben? Meer pleeggezinnen en minderjarigen met een bijzonder profiel betekent ook extra werk voor de diensten. Zullen er dan ook bijkomende middelen zijn?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, misschien moeten we toch eerst duidelijk stellen dat we de ophef over dit pilootproject niet helemaal snappen. Zoals iedereen weet, waren er naar aanleiding van de vluchtelingencrisis diverse spontane initiatieven van burgers. Ofwel betrof het het aanleveren van voeding of kledij, ofwel betrof het spontane meldingen voor het openstellen van opvang binnen het gezin, binnen een beschikbare woning, enzovoort. Al heel snel was iedereen het erover eens dat dergelijke initiatieven het best begeleid en gecoördineerd worden gekanaliseerd. Een gelijkaardig initiatief maakt ook deel uit van de federale projectoproep.
Dit is net wat we doen voor de meldingen rond de opvang van gezinnen met kinderen en/of niet-begeleide minderjarigen. We kanaliseren deze positieve signalen uit de brede maatschappij en we maken hierbij gebruik van de expertise van de diensten die hiermee vertrouwd zijn. Dit is een kwestie van vertrouwen geven in die expertise om de opvang zo kwaliteitsvol mogelijk te laten verlopen.
We herhalen toch nog eens dat nog vóór het pilootproject bestond, zich al een aanzienlijke groep kandidaat-pleegzorgers voor vluchtelingen had gemeld. Wat we met het pilootproject beogen, is dus die positieve dynamiek in de maatschappij en in het werkveld stimuleren en kanaliseren en de expertise van vele betrokkenen samenbrengen om op een gepaste wijze met de specificiteit van de situatie om te gaan.
Op het overleg afgelopen week met het kabinet-Francken, de bevoegde kabinetten van de gemeenschappen en gewesten, de dienst voogdij en Fedasil werden de mogelijkheden van pleegzorg voor de opvang van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen nogmaals benadrukt. Volgens Partners in Pleegzorg, die de actie mee coördineert, hebben zich op vandaag al ruim 1800 – de exacte stand van zaken vorige week donderdag was 1832 – personen en gezinnen als kandidaat aangemeld. Er is nog geen vergelijking gemaakt met de lijst van kandidaten die zich voor de reguliere pleegzorg hebben gemeld. We hebben er bijgevolg nog geen zicht op of deze personen zich al eerder bij een pleegzorgdienst hebben aangemeld.
Vorige week donderdag vond al een tweede opvolgingsoverleg plaats waarin Partners in Pleegzorg, de pleegzorgdiensten, Vluchtelingenwerk Vlaanderen, de voorzieningen die instaan voor de opvang en begeleiding van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen samen met het Agentschap Jongerenwelzijn verdere afspraken gemaakt hebben voor een snelle doorstart. Het betreft afspraken over de kortetermijnacties inzake het informeren van de kandidaat-pleegouders en over de opstart van de screening.
Andere cijfers zijn op dit moment nog niet gekend. We zetten het initiatief op als een pilootproject, met een stuurgroep die het traject van nabij opvolgt en aanstuurt. Binnen deze stuurgroep zal een permanente monitoring gebeuren om een goed zicht te krijgen en te houden op de evoluties.
We zien geen incompatibiliteit tussen de taken van een voogd, het pleeggezin en de begeleidende dienst voor pleegzorg. De hiervoor vermelde stuurgroep is het forum om vanuit de praktijk operationele antwoorden te formuleren op vraagstukken en eventuele knelpunten die zich zouden aandienen.
De voorwaarden die het Pleegzorgdecreet stelt om als pleegouder te kunnen optreden blijven in het pilootproject onverminderd van toepassing. Wel wordt, gezien de urgentie, met de diensten voor pleegzorg, Vluchtelingenwerk Vlaanderen en het door Jongerenwelzijn erkende categoriale aanbod voor niet-begeleide minderjarigen op heel korte termijn in kaart gebracht met welke specifieke elementen bij de screening rekening moet worden gehouden en waar er moet worden aangepast.
Gezien de grote instroom van vragen investeren we in een tijdelijke versterking van het screeningsproces voor pleegzorg. Hiermee creëren we bijkomende zuurstof voor de pleegzorgdiensten ten opzichte van hun reguliere werking. Dit niet doen, dat zou pas een impact hebben op de reguliere situatie. In feite doen we niet meer of niet minder dan ook in andere situaties: tijdelijke organisaties bijstaan om de verhoogde instroom aan te kunnen. Het is niet de bedoeling om de reguliere werking bijkomend onder druk te zetten.
Gezien de urgentie van de situatie verwachten we uiteraard van alle betrokken partners een inspanning om zo snel mogelijk resultaten te boeken. De komende dagen en weken wordt, in samenwerking met Vluchtelingenwerk Vlaanderen, pleegzorg en het categoriale aanbod bekeken hoe de screening en matching zo efficiënt en kwaliteitsvol mogelijk, en op maat van de doelgroep, kunnen worden aangepakt. In eerste instantie stelt Jongerenwelzijn een bijkomend budget ter beschikking aan de diensten voor pleegzorg voor extra personele input en omkadering, specifiek voor de screening en de attestering van de pleegouders en de matching. In de tussentijd verblijven de minderjarigen in federale opvanginitiatieven. We moeten de monitoring afwachten om te weten of de bijkomende input die voorlopig begroot is op twee extra voltijdse equivalenten zal volstaan.
Daarnaast komt er een bijkomend budget voor het categoriale aanbod, dit zijn de voorzieningen die instaan voor de opvang en begeleiding van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen. Dit versterkte aanbod moet ons in staat stellen om met hun expertise en netwerken de pleegzorgbegeleiding via consult en duobegeleiding mee te ondersteunen. De effectieve vergoeding van de pleegzorgdiensten en de onkostenvergoeding van de pleegouders worden geregeld via de reguliere subsidies in een open einde financiering, zoals vermeld in het Pleegzorgdecreet en het desbetreffende uitvoeringsbesluit. Wat we dus moeten doen aan capaciteitsondersteuning op het niveau van de diensten, gaat via het normale systeem. Daar is dus geen specifieke techniek voor nodig.
Het antwoord op de vraag of de personen en gezinnen die reageerden op de oproep ‘Geef de wereld een thuis’ ook over reguliere pleegzorg geïnformeerd zullen worden, lijkt ons evident. Het is nu al zo dat kandidaat-gezinnen uitgenodigd kunnen worden op informatiesessies over pleegzorg in het algemeen en op die manier dus inderdaad al kennismaken met de mogelijkheden ten aanzien van andere doelgroepen. Verder is er bewust voor gekozen dat de actie ‘Geef de wereld een thuis’ gecoördineerd verloopt via Pleegzorg Vlaanderen. Mensen die zich aanmelden, komen zo ook op de website van Pleegzorg Vlaanderen terecht, waar de informatie over alle pleegzorgvarianten toegankelijk is. Op termijn kan dit dus eerder ook een positieve invloed hebben, gelet op het feit dat kandidaat-gezinnen die zich nu melden, naar aanleiding van de vluchtelingencrisis, ook in aanmerking komen voor eender welke vorm van pleegzorg en aldus de pool van kandidaat-gezinnen vergroten.
Het categoriale aanbod van Jongerenwelzijn, gespecialiseerd in de opvang en begeleiding van niet-begeleidende minderjarige vluchtelingen, neemt een ondersteunende rol op. Zoals u weet, is ook Vluchtelingenwerk Vlaanderen betrokken bij het initiatief. Zij brengen een specifieke expertise en ondersteuning in. Daarnaast organiseren we een info- en meldpunt voor professionelen inzake kinderen en jongeren op de vlucht en koppelen we dit ook aan een aanbod binnen de integrale jeugdhulp rond traumabegeleiding voor onderwijs- en welzijnssettings.
In de vorige legislatuur werd een ontwerp van protocol opgesteld waarin onder meer duidelijke afspraken worden opgenomen over welke jongeren door welke actor in de verschillende opvangfases worden aangemeld bij de jeugdhulp, over de organisatie van een aanspreekpunt, over de mogelijkheid om zowel ambulante, mobiele als residentiële jeugdhulpverlening te organiseren en over de samenwerking inzake gegevensdeling en de registratie van gegevens. Voor alle duidelijkheid: we zijn vragende partij om versneld werk te kunnen maken van dit protocol. We zullen dit dan ook op de agenda van het Overlegcomité plaatsen. Het ontwerp van protocol biedt de mogelijkheid om gezamenlijk een trajectmatige benadering uit te werken voor de niet-begeleide minderjarigen.
Ook in de doelgroep van de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen bevindt zich een doelgroep met een complexe problematiek die een integrale trajectbenadering nodig heeft en dit met gedeelde verantwoordelijkheid van alle sectoren, waaronder ook de psychiatrie en de lokale besturen. Het was en is echter niet evident om al deze verantwoordelijkheden af te bakenen aangezien niet alle betrokken partners bij het ontwerp van protocol betrokken waren. Intussen werd wel het opvangmodel bij Fedasil aangepast en wordt in de projectoproep 2016 van Fedasil aandacht besteed aan niet-begeleide minderjarige vreemdelingen met specifieke noden. Het ontwerp van protocol zal in dit licht moeten worden herbekeken. De lokale besturen, een belangrijke actor in de opvang van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, zijn evenwel nog steeds niet bij de huidige besprekingen betrokken. Het zou een meerwaarde zijn om dit in de nieuwe gesprekken wel te doen.
De oprichting van één Vlaams aanmeldpunt voor niet-begeleide minderjarige vluchtelingen zorgt voor een gecoördineerde aanpak van de hulpvragen. Dit is een goede evolutie. De werking van dit aanmeldpunt werd ook gunstig geëvalueerd, wat moet leiden tot een meer structurele inbedding. We moeten er wel alert voor zijn, gelet op de verhoogde instroom van de doelgroep, dat dit meldpunt tijdelijk voldoende draagkracht heeft. Een versterking zal zich dan ook opdringen. We hebben dit ook voorzien en opgenomen in de maatregelen binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, zoals op de bijeenkomst van de Vlaamse Regering van 11 september jongstleden werd besproken.
De onthaal- en oriëntatiecentra van Fedasil kunnen binnen de integrale jeugdhulp een niet-begeleide minderjarige vreemdeling aanmelden bij de intersectorale toegangspoort. In november 2012 werd al een praktische richtlijn voor aanmelding van niet-begeleide minderjarigen bij de meldpunten crisisjeugdhulp verspreid.
In de voorbije periode heeft dit aanmeldpunt zijn nut bewezen door op een deskundige wijze te zorgen voor een vraagverheldering bij de doelgroep, door bijkomende diagnostiek te doen, een hulpverleningstraject op maat uit te stippelen en als contactpersoon-aanmelder te fungeren bij de intersectorale toegangspoort. Het aanbod neemt in die zin een unieke positie in als schakel tussen de federale opvanginitiatieven en de jeugdhulp voor de uiterst kwetsbare doelgroep van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen. Een dergelijke schakel is onmisbaar omdat de bestaande structuren niet over voldoende expertise en netwerk beschikken voor een diagnostische, oriënterende en toeleidende begeleiding. Vandaar ook het belang van het bewaken en versterken van de continuïteit van dit aanbod.
Voor het categoriale aanbod registreren we een volle bezetting, dus een quasi permanente invulling van de 95 plaatsen. Hoe het met de andere sectoren van de jeugdhulp staat en wat de aantallen zijn in pleegzorg, is niet eenvoudig te meten aangezien het statuut van de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen niet eenduidig wordt geregistreerd in de reguliere sectoren.
Wat pleegzorg betreft, verwijs ik naar het antwoord op de vraag over het pilootproject in samenwerking met de diverse partners, dat ook op niveau van instroom en registratie bijkomende inzichten en data zal opleveren.
Er zal op Vlaams niveau geen initiatief genomen worden met betrekking tot de regelingen die van toepassing zijn op de kinderbijslagen. In die zin moeten we ervan uitgaan dat dat bij ons niet aan de orde zal zijn.
Ik wil een aantal mensen nog de kans geven om zich te documenteren. Het is duidelijk dat er in het huidige project een aantal discussies lopen, bijvoorbeeld over de aandachtspunten in de screening. Het is voor de betrokkenen geen enkel probleem om zodra men daarover een duidelijk afgewerkt concept heeft, dat ook te tonen. Als ik de eerste echo’s van de besprekingen hoor, heb ik niet het gevoel dat ze er ook maar aan denken om in te boeten op de kwaliteit of op de pertinentie van die screening. Ik begrijp natuurlijk dat dit een cruciale fase is. Als de commissie hier graag meer informatie over wil hebben, kan de stuurgroep dit, op het ogenblik dat hij dit afrondt, zeker komen toelichten.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik ben uiteraard blij te horen dat u zegt dat het niemands bedoeling is om de kwaliteit van de screening te verminderen. Maar mijn vraag blijft overeind: komt er nu een versnelde screening voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen of niet?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. Het gaat nu over een pilootproject. Tenzij ik iets gemist heb, minister, maar ik heb u niets horen zeggen over of het over een beperkt aantal plaatsen gaat, of over een bepaalde periode binnen de evaluatie. Hoe moet ik mij dat pilootproject concreet voorstellen? Als er een bepaald aantal gezinnen en een bepaald aantal minderjarigen in opgenomen worden, wordt er dan continu geëvalueerd en gaat men dan op een bepaald moment zeggen dat dit sterk genoeg is om het ook verder uit te rollen? Het is toch nuttig om daar wat meer informatie over te hebben.
Ik ben zeer tevreden dat u zegt dat de decretale voorwaarden met betrekking tot de screening en de draagkracht van een gezin onverminderd overeind blijven. Dat is heel belangrijk. Ook wordt er nagekeken welke specifieke elementen er moeten worden bekeken in de screenings voor deze gezinnen.
Ik ben tevreden dat u zegt dat u niet beknot op de reguliere werking en dat dit via tijdelijk bijkomende capaciteit zal gebeuren.
Voor het overige denk ik dat wij allemaal dezelfde bekommernissen delen: het gaat hier over een heel kwetsbare groep waarmee we heel omzichtig moeten omgaan. We moeten ervoor zorgen dat er een goede screening is van de gezinnen die zich aandienen, zodat nadien de pleegzorgsituaties op de best mogelijke manier kunnen verlopen. We moeten er ook voor zorgen dat er geen impact is op de capaciteit van de gewone pleegzorg. Integendeel zelfs, u zegt dat we dit hopelijk kunnen aangrijpen om daar meer kandidaten te krijgen, die nadien ook bereid zijn om een kind in pleegzorg op te nemen. Ik kan alleen maar hopen dat dit bewaarheid kan worden.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het antwoord op de vraag of we die informatiesessies snel moeten starten, of dat een capaciteitsprobleem is, en of er dus versneld voor ondersteuning en mensen uit de diensten moet worden gezorgd, is: ja, uiteraard! Anders heeft dat geen zin. Er is trouwens een projectoproep van Fedasil, waarbij wordt gevraagd wie er wil meewerken aan het organiseren van pleegzorg. We zullen de kwaliteit van de screening onder druk van de tijd niet secundair maken. Dat is niet de bedoeling. Gelet op de specifieke groep waarover het zou kunnen gaan, is men het er wel over eens dat er goed aan de mensen met ervaring moet worden gevraagd wat de specifieke dingen zijn die in die screening aan bod moeten komen. Zo kan men er zeker van zijn dat er op de juiste competenties wordt gescreend. De mensen die dat moeten organiseren, moeten nu ook een beetje zoeken hoe dat praktisch moet worden georganiseerd en wat daarin aan bod moet komen. Als zij daarmee klaar zijn, zal het voor hen geen enkel probleem vormen om daarover een toelichting te komen geven.
De heer Parys heeft het woord.
Het is een goede suggestie om de mensen te horen wanneer zij het project helemaal hebben uitgewerkt. Dan kunnen zij ons komen vertellen op welke manier zij dat doen. Minister, ik hoor u graag zeggen dat u versneld een aantal infosessies zult organiseren. Dat lijkt mij logisch wanneer de toevloed van het aantal kandidaten groter is. Maar wij gaan niet versneld screenen onder druk van de tijd.
Men zal maar een kind zijn dat vandaag op de wachtlijst staat en waaraan men moet uitleggen dat een ander kind sneller in een pleeggezin terechtkomt omdat diens situatie verschillend is. Als we niet in die toestand verzeild willen geraken, dan denk ik dat pleegzorg een interessante piste kan zijn, op voorwaarde dat geen kwaliteitsverlies wordt aanvaard en gelijke behandeling wordt gerespecteerd.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.