Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer De Gucht heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, in december 2014 en januari 2015 werden in het Vlaams Parlement hoorzittingen gehouden over de problematiek van gedwongen adopties en de gevolgen hiervan voor de slachtoffers. Hieruit vloeide een resolutie voort waarin het Vlaams Parlement verschillende maatregelen vraagt om hieraan tegemoet te komen.
Enkele van de maatregelen in de resolutie waren ingegeven door het eindrapport ‘Wegen tot erkenning en herstel bij gedwongen adopties’ van een expertenpanel. De voornaamste maatregel is de vraag om een afstammingscentrum op te richten, met een DNA-databank en -register, gekoppeld aan de nodige begeleiding. U gaf alvast aan de aanbevelingen, en meer specifiek de praktische haalbaarheid van dit centrum, te willen onderzoeken.
In dat kader moet de oprichting van een werkgroep ‘afstamming’ worden gezien. Minister, deze werkgroep is opgericht op uw initiatief, met als doel een voorstel te formuleren om zo een afstammingscentrum te realiseren. Voorts heeft de werkgroep zich ook voorgenomen beleidsaanbevelingen te formuleren om problemen in verband met afstamming bij adoptie, maar ook bij draagmoederschap, discreet bevallen en anonieme gameet- of embryodonatie op te kunnen vangen. Deze laatste doelstelling moet gezien worden in het kader van de laatste beleidsaanbeveling van het expertenpanel. Het panel stelt immers dat er nood is aan een debat over afstammingsvragen dat breder is dan enkel het adoptievraagstuk. Ook de problematiek van het draagmoederschap, het anoniem donorschap en het discreet bevallen moeten worden besproken.
Ik ben het er volledig mee eens dat dit debat moet worden gevoerd en dat beleidsoplossingen moeten worden geformuleerd. Ik ben met deze materie dan ook druk bezig in de Senaat. Graag leg ik u toch nog enkele bedenkingen bij deze werkgroep voor waarover ik verheldering zou willen. In een antwoord op een actuele vraag van uw partijgenoot mevrouw Schryvers, van 6 mei, geeft u aan dat een deel van de aanbevelingen federale materie zijn en dat u hieromtrent contact zult opnemen met het federale niveau. Hebt u intussen reeds contact opgenomen met het federale niveau? Indien ja, met wie, en wat is hiervan het resultaat?
De werkgroep heeft zich voorgenomen het onderzoekdomein te verbreden van adoptie naar onder meer draagmoederschap en donatie van gameten en embryo’s. Aangezien deze laatsten federale materie zijn, wat zal dan het specifieke onderzoeksonderwerp van de werkgroep zijn? Zal men zich beperken tot een onderzoek van de mogelijkheden van de praktische uitbreiding van het werkingsterrein van een afstammingscentrum naar bijvoorbeeld donorkinderen met afstammingsvragen? Of zal de werkgroep ook uitspraken doen over de federale wetgeving? Bent u in dat geval van mening dat dit een debat is dat op het federale niveau moet worden gevoerd, aangezien Vlaanderen op dat vlak geen wetgevende bevoegdheid heeft? Is de Privacycommissie reeds gevraagd haar licht te laten schijnen over de mogelijke oprichting van een afstammingscentrum? Op basis van welke criteria is de werkgroep opgericht? Hoe hebt u zich ervan vergewist dat het veld in al zijn diversiteit in de werkgroep is vertegenwoordigd? Is het mogelijk om de bestaande werkgroep uit te breiden met andere actoren als die zich zouden aanbieden, zodat de aanbevelingen een zo genuanceerd mogelijke weerspiegeling zullen zijn van de aanwezige expertise in het veld?
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik zal het antwoord van de minister goed beluisteren. Nu wil ik opmerken dat ik het hartverwarmend vind dat de heer De Gucht zo hard waakt over de bevoegdheidsverdeling. Ik hoop dat dit ook in de omgekeerde zin het geval zal zijn.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega's, de werkzaamheden van de werkgroep rond afstammingsinformatie zijn van start gegaan. De werkgroep kwam voor de zomer in zijn huidige samenstelling een eerste keer samen. Het doel van deze opstartvergadering was de opdracht en mogelijke doelgroep van het afstammingscentrum af te bakenen, alsook afspraken te maken over de verdere aanpak en timing van de werkgroep. Daarbij werd onder andere ook besproken op welke wijze andere belanghebbenden het best konden worden betrokken. Samen met de voorzitter van de werkgroep hebben we daarover overlegd met het kabinet van minister van Justitie Koen Geens. Hierbij werd informatie uitgewisseld over de opdracht van de werkgroep en de plannen tot hervorming van het afstammingsrecht zoals vermeld in het federaal regeerakkoord. Verder overleg over andere thema’s, zoals bijvoorbeeld de anonimiteit bij donorconceptie, is uiteraard nog nodig.
De werkgroep heeft in de eerste plaats de opdracht de oprichting van een afstammingscentrum te onderzoeken en vervolgens voorstellen te formuleren over het wettelijk en operationeel kader van een DNA-databank en -register. Voorts zal de werkgroep onderzoeken of en op welke wijze de verschillende doelgroepen voor wie toegang tot afstammingsinformatie momenteel problematisch is, waaronder ook donorkinderen, een beroep kunnen doen op dit centrum. In de marge daarvan kan de werkgroep aanbevelingen formuleren om problemen op te vangen in verband met afstamming bij draagmoederschap, discreet bevallen, anonieme gameet- of embryodonatie, enzovoorts. Het spreekt voor zich dat dit debat ook federaal moet worden gevoerd en dat, zoals al gesteld, uitwisseling tussen de beleidsniveaus belangrijk is en blijft.
Rekening houdend met het feit dat de werkgroep nog maar net werd opgestart en er dus nog geen concrete voorstellen op tafel liggen, werd nog geen advies gevraagd aan de Privacycommissie. Dat zou voorbarig zijn. Het spreekt vanzelf dat concrete voorstellen voor advies zullen worden voorgelegd.
Er werd een multidisciplinaire samenstelling van de werkgroep beoogd. De werkgroep bestaat uit een jurist, een geneticus, een ethicus en een psychologe. Voorts werden vertegenwoordigers van een beperkt aantal belangenvertegenwoordigers uitgenodigd, onder andere van de Gezinsbond en de vzw Donorkinderen. Ook de kinderrechtencommissaris maakt deel uit van de werkgroep.
Omdat het inderdaad cruciaal is dat alle belanghebbenden worden gehoord, heeft de werkgroep tijdens haar eerste vergadering ook al besproken welke andere belanghebbenden, zoals bijvoorbeeld de fertiliteitscentra, het best worden betrokken, en vooral, hoe hun expertise een plaats kan krijgen in de werkgroep.
Een twintigtal personen en organisaties werden daarop al aangeschreven, met informatie over de opdracht van de werkgroep, maar ook met de uitdrukkelijke bedoeling te peilen naar hun verwachtingen en standpunten.
In een tweede fase zal bilateraal en multilateraal overleg met deze partners worden georganiseerd. Uitbreiding is dus mogelijk. Naar aanleiding van het schrijven dat gericht werd aan de verschillende belangengroepen wordt momenteel verder bekeken hoe die uitbreiding kan worden gerealiseerd.
De heer De Gucht heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Ik heb enkele opmerkingen. Persoonlijk vind ik het bijzonder raar dat u enkel met minister Koen Geens contact hebt opgenomen en niet met andere ministers in de Federale Regering. U zult daar waarschijnlijk een reden voor hebben, waarnaar ik zeer benieuwd ben. U haalt enkel minister Koen Geens aan, dus neem ik aan dat u met geen enkele andere minister contact hebt gehad die over deze materie verantwoordelijkheid dragen op het federale vlak.
Daarnaast vind ik het bijzonder raar dat een vzw als Donorkind is vertegenwoordigd zonder dat andere spelers daar van in het begin bij werden betrokken. Ik vind dat raar. Ik verbaas mij daarover. Ik meen te mogen weten dat De Maakbare Mens gevraagd heeft daaraan te mogen deelnemen en dat dat is afgeketst. Ik meen ook te weten dat Parenthood Research, dat op dat vlak over de meeste informatie beschikt, dezelfde vraag heeft gesteld en dat die eveneens is afgeketst.
Als je inderdaad naar een objectieve commissie wil evolueren, moet je de openheid vertonen om iedereen die in dat speelveld actief is over deze materie, daarin te betrekken. Wat wij vandaag voorgeschoteld krijgen, vind ik een gemiste kans. Ik hoop dat u doet wat u zegt en dat u andere actoren op het speelveld daarin betrekt. Ik denk dat dit anders eerder neigt naar een soort zoeken naar de bevestiging van bepaalde ideeën in plaats van het voeren van een debat over waar het naartoe moet als het gaat over afstamming.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik begrijp niet goed waar het probleem vandaan komt. Er is uiteraard geen enkele bedoeling om andere bevoegde ministers uit te sluiten of niet te consulteren. Ik zou bijna zeggen: onwetend kan men niet zondigen. Ik denk dat het de bedoeling is om – en dat heeft het parlement in de aanbevelingen meegenomen – iets te operationaliseren, namelijk het afstammingscentrum. Het is onze bedoeling om de randvoorwaarden te onderzoeken om zo’n afstammingscentrum te kunnen realiseren. Ik ben daar zelf uiteraard niet actief mee bezig. Het is de bedoeling om in een kleine groep te starten en te bekijken hoe we dat geoperationaliseerd krijgen. Ik heb er absoluut geen bezwaar tegen om daar andere mensen bij te betrekken. Ik denk dat de mensen die daarmee bezig zijn daar ook geen bezwaar tegen hebben. Mij lijkt de strategie om het eerst vast te grijpen, conceptueel op papier te zetten – en dat is geen voorafname op weet-ik-veel welke lopende discussie – de beste manier om ergens te geraken.
U zegt dat ik bepaalde personen zeker moet consulteren en betrekken. Ik denk niet dat er enig probleem is om dat te doen. Het lijkt mij verstandig om nu een eerder pragmatische aanpak te hebben: hoe krijgen we dat operationeel? Uiteraard moet dat, zodra we in een fase zitten dat dat voldoende concreet wordt, ook worden afgestemd en besproken.
Ik heb de indruk dat u over het feit dat we met minister Geens contact hebben gezocht, denkt ‘dat het CD&V’ers onder elkaar zijn’. Ik meen u dat tussen de lijnen te horen zeggen. Dat is echter absoluut niet aan de orde. Hij is de minister bevoegd voor het afstammingsrecht. Meer moet u daar niet achter zoeken. (Opmerkingen. Gelach)
Mijnheer De Gucht, bij de hoorzittingen over de gedwongen adopties is de vraag vanuit het parlement naar voren gekomen of een DNA-databank eventueel een oplossing zou kunnen bieden voor een aantal mensen die zoekend zijn.
Toen heeft het expertenpanel dat werd opgericht een advies gegeven dat breder ging dan louter een DNA-databank, namelijk een heel afstammingscentrum. Ik denk dat u niet aanwezig was toen mevrouw Van Den Berghe, de Vlaamse adoptieambtenaar, hier uitvoerig heeft toegelicht op welke manier dat afstammingscentrum tot stand zou kunnen komen. Dat stond volledig los van welke ethische vraagstukken dan ook. Het ging alleen maar over het bieden van een oplossing in de problematiek die was ontstaan vanuit de gedwongen adopties. Ik geef het even mee omdat ik verwonderd ben uw reactie te horen.
De heer De Gucht heeft het woord.
Ik ben een bijzonder pragmatisch mens of ik heb mijzelf althans altijd op die manier gezien. (Gelach)
Minister, ik had het niet over het feit dat u contact hebt opgenomen met uw CD&V-collega. Ik vroeg u gewoon of er behalve minister Geens nog anderen waren die op dat vlak bevoegdheden dragen en waarmee u contact hebt opgenomen.
Wat mij eerder stoorde, is hoe het komt dat de vraag van twee instanties, die op dat vlak wel degelijk expertise hebben, om deel te mogen uitmaken van die expertengroep, is afgeketst. Ik heb daarop geen antwoord gekregen. U valt blijkbaar uit de lucht als het daarover gaat. Ik hoop dat u mij daarop een antwoord zult geven – misschien niet nu, maar dan wel schriftelijk of op een ander moment – en zult meedelen: “Mijnheer De Gucht” – u mag ook Jean-Jacques zeggen – “u hebt volledig ongelijk in uw redenering, u moet zich geen zorgen maken. Iedereen die op dat vlak expertise heeft, mag er deel van uitmaken.” Als dat zo is, zal ik daar helemaal mee akkoord gaan. Ik zie alleen dat vandaag de vraag van twee instanties met expertise op dat vlak is afgeketst, dus maak ik mij zorgen. Ik vraag mij dan af waarmee wij bezig zijn.
– Peter Persyn treedt als voorzitter op.
Ik vind het belangrijk dat, als het over zaken gaat waarin verschillende meningen en spelers actief zijn, elke mening aan bod komt, zeker bij ethische vraagstukken. Het maakt niet uit of het op het Vlaamse, federale, Europese of welk ander niveau dan ook gebeurt. Ik hoop dat u die objectiviteit evenzeer naar buiten draagt als verantwoordelijke op uitvoerend vlak als wij vanuit het parlement, die u hierin zullen bijstaan.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, u doet mij veel te veel eer aan. Ik heb mij absoluut niet beziggehouden met de samenstelling van die commissie. Ik zal vragen wat er is gebeurd en waarom men bepaalde zaken heeft gedaan. Ik heb een antwoord gekregen waaruit ik afleid dat men weet dat men nog een aantal partijen moet consulteren en dat men dat ook zal doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.