Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over de tolkuren
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, dit debat hebben we hier iets minder dan een jaar geleden ook gevoerd in deze commissie. Het zou goed zijn als we kunnen vermijden wat er vorig jaar is gebeurd. Vorig jaar bleek dat het urencontingent voor doventolken in december al was opgebruikt. Dat betekende dat mensen het moesten stellen zonder een belangrijke vorm van ondersteuning. Het is vreemd en onaanvaardbaar dat mensen op het einde van het jaar de boodschap krijgen dat de uren op zijn en dat als ze een doventolk nodig hebben, we hen die niet kunnen geven. Mensen moeten dan maar hun plan trekken voor essentiële dingen, zoals een bezoek aan de bank of het kinderdagverblijf.
Het is zeker niet zo dat er overdreven veel gebruik wordt gemaakt van doventolkuren. Het aantal uren dat mensen er recht op hebben, is op zich al beperkt. We zien daarenboven dat mensen die uren vaak opsparen voor heel belangrijke momenten en dat er geen overdadig gebruik van wordt gemaakt, integendeel. Er wordt spaarzaam mee omgesprongen. Het kan niet dat de overheid de boodschap geeft dat er te weinig geld is voor de weinige uren waar men recht op heeft en die nog niet worden opgebruikt.
Er is een groot verschil tussen het aantal uren dat theoretisch zou kunnen worden gebruikt en het aantal uren dat effectief wordt gebruikt. Bijna de helft van de mensen die recht heeft op die uren, maakt er geen gebruik van. Mensen die er gebruik van maken, gebruiken gemiddeld 12 uren terwijl ze tot 18 uren mogen opnemen. Er wordt dus heel omzichtig mee omgegaan, net omdat mensen ze willen inzetten op het moment dat het echt nodig is. Een regeling om een kind op te nemen in een kinderdagverblijf, is geen detail in iemands leven.
Volgens het VN-verdrag is het voor Vlaanderen een verplichting om hierin te voorzien. We hebben een verdrag ondertekend en dat betekent dat mensen met een beperking de nodige steun moeten kunnen krijgen om in hun dagelijkse leven te functioneren. Als mensen met een beperking hindernissen ondervinden om te participeren aan de maatschappij, dan is dat niet hun probleem maar dat van de hele maatschappij. Als een maatschappij er niet in slaagt om iedereen inclusief en warm te onthalen, dan is dat een maatschappelijk probleem en niet enkel van het individu.
De 18 uren zijn op zich al weinig. Als die dan nog maar deeltijds worden opgebruikt en niet voldoende worden ondersteund, dan zitten we met een probleem. Vorig jaar kondigde u een aanpassing aan die niet enkel het domein Welzijn zou omvatten, maar ook de domeinen Werk en Onderwijs. Het is de verantwoordelijkheid van de regering om ervoor te zorgen dat Vlaanderen zijn engagementen nakomt. Of de budgetten vanuit Onderwijs, Welzijn of Werk komen, is maar hoe het wordt geregeld.
– Peter Persyn treedt als voorzitter op.
Het belangrijkste is dat mensen op het terrein een beroep kunnen doen op de tolkuren die ze nodig hebben. Enerzijds zijn er meer uren nodig, anderzijds is er nood aan een flexibeler systeem. Het huidige systeem is heel onhandig.
Minister, zullen er voldoende tolkuren beschikbaar zijn voor alle aanvragen in 2015? Welke aanpassingen komen er aan het systeem zodat dit flexibeler kan omspringen met de vragen? Zal er een alarmbelprocedure komen, als blijkt dat er een overschrijding is van de geplande uren om alsnog te kunnen inspringen?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Ondanks een stijging in 2014 waren de 9800 tolkuren al voor her einde van de maand november op. Wie niet op voorhand heeft vastgelegd, zal wellicht geen garantie hebben om een beroep te kunnen doen op een doventolk. Dat heeft tot veel annulaties geleid.
Minister, ik heb u in juni – halfweg het jaar – een schriftelijke vraag gesteld, om te peilen in hoeverre er tegemoet zou worden gekomen aan de tekortkoming van het voorgaande jaar. In uw antwoord zegt u zwart op wit dat er dit jaar opnieuw een tekort dreigt aan tolkuren in leefsituaties voor dove personen. Dat zijn de zogenaamde L-uren. Het gaat niet over luxe of extraatjes, maar gewone, dagelijkse activiteiten waarvoor een tolk nodig is.
Uit uw antwoord bleek dat in de periode januari-mei het aantal aangevraagde L-uren met 8 procent was gestegen tegenover dezelfde periode vorig jaar. U erkent dat zowat de hele sector vragende partij is voor een eenvoudiger en vlottere procedure om het L-urencontingent aan te passen aan de behoefte als die niet overeenkomt met het aanbod.
Minister, u geeft ook aan dat het VAPH daaraan werkt, samen met de administraties van Werk en Onderwijs. Dat antwoord krijgen we wel vaker: we werken eraan. Maar ondertussen tikt de klok. Het is nu september. De vorige keer was het aantal uren op in december. Als ik een en ander vergelijk, dan is er weinig om optimistisch over te zijn en dat het dit jaar anders zal zijn, tenzij u hier een helder antwoord geeft en met een voorstel op de proppen komt.
Minister, hoe verklaart u de stijging van het aantal aangevraagde L-uren, zeker in weerwil van het aantal uren dat ter beschikking is gesteld, namelijk 9800? Hebben we hier niet te maken met een historische onderconsumptie? Wat is de reële behoefte? Hoeveel tolkuren zullen beschikbaar worden gesteld om aan alle aanvragen in 2015 te voldoen? Welke maatregelen zult u concreet nemen? Niet: we werken eraan, maar we beslissen dit of dat. Welke concrete maatregelen zult u nemen om een vlottere procedure mogelijk te maken en zo te voldoen aan de vraag uit de sector? Welke timing plant u? Als we een en ander rond willen krijgen, zal dit toch eerstdaags moeten gebeuren. Vandaag is het aantal uren vastgelegd in een ministerieel besluit. Zou het niet beter zijn om te werken met een recht dat mensen kunnen openen en waar we de nodige middelen tegenover zetten? Dat zou ons ontslaan van de plicht om telkens heel de procedure van een ministerieel besluit te moeten doorlopen om een of meerdere uren aan te passen, als er te kort zijn.
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Minister, hebt u een zicht op de L-uren die worden gepresteerd in ziekenhuizen, rechtbanken en openbare diensten, in instanties die volgens het VN-verdrag zelf moeten instaan voor een redelijke aanpassing in de vorm van tolken en gebarentaal? Worden ze er door de Vlaamse overheid op gewezen dat ze daar volgens dat VN-verdrag zelf voor moeten instaan?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het antwoord op die laatste vraag hebben we hier niet beschikbaar. Dat moeten we opvragen.
L-uren zijn de tolkuren die men kan inzetten in de leefsituatie. Daarnaast zijn er ook A-uren (tolkuren in het kader van arbeid, tewerkstelling) en O-uren (tolkuren in het kader van onderwijs). We denken dat de stijging van het aantal aangevraagde L-uren grotendeels kan worden toegeschreven aan het verhoogde tolkbewustzijn. Er is namelijk een toename van het gemiddeld jaarverbruik aan L-uren per persoon. Ook de groei van het aantal effectieve gebruikers speelt een rol. Samen met het groeiend aantal gebruikte L-uren stijgt ook de verplaatsingskost van de tolken.
Het huidige L-urencontingent is ontoereikend en we kunnen vermoeden dat de stijging zich nog verder doorzet. Een aanpassing van het L-urencontingent is dus noodzakelijk. We vertrekken immers, in een inclusieve visie, van het feit dat mensen moeten kunnen communiceren, wat betekent dat een tolk voor doven en slechthorenden behoorlijk toegankelijk moet zijn.
In 2014 werd het urencontingent opgetrokken met 5 procent, namelijk van 9300 naar 9800 L-uren. We gaan er op dit ogenblik van uit dat er in 2015 8 procent meer vragen voor L-uren zullen zijn dan in 2014. Om aan die aanvragen te voldoen, zijn minimaal 784 extra L-uren noodzakelijk boven op het huidig urencontingent van 9800 L-uren. De voorbije maanden is een aanpassing aan de regelgeving voorbereid om hieraan tegemoet te komen.
Samen met Werk en Onderwijs is een overkoepelend besluit van de Vlaamse Regering opgesteld voor de tolken Vlaamse Gebarentaal. Daarbij wordt getracht de eenvormigheid van procedures en prijzen, die tussen Welzijn, Werk en Onderwijs was afgesproken, te formaliseren. Dit najaar zal er dus nog regelgeving aan de Vlaamse Regering worden voorgelegd die rechtszekerheid biedt aan de dove gebruiker. Op deze manier bieden we vanaf 2015 een oplossing. Het moet ook toelaten dat in de toekomst op een meer structurele manier te laten gebeuren.
We hebben op dit ogenblik niet de intentie om een alarmbelprocedure op te zetten. De Adviescommissie Vlaamse Gebarentaal gaf in haar advies van 12 januari 2015 aan dat een alarmbelprocedure ten koste zou gaan van het gewenste gelijkekansenbeleid en dat een alarmbelprocedure een schending is van het recht op communicatie en toegankelijkheid van elke dove. Daarom is beslist dat een alarmbelprocedure er niet komt. Dit sluit aan bij het advies van de Adviescommissie Vlaamse Gebarentaal van eind 2014.
Het Vlaams Communicatieassistentiebureau voor Doven (CAB) volgt, samen met de gebruikers en de tolken, het verbruik aan L-uren wel nauwer op. Zo is er een maandelijks overzicht van de verbruikte L-uren en wordt het CAB periodiek om een analyse en jaarlijkse beleidsaanbevelingen gevraagd. Ook dit sluit aan bij het advies van de Adviescommissie Vlaamse Gebarentaal van eind 2014. Ook andere knelpunten, zoals het inspectieverslag Zorginspectie en antwoordtermijnen bij klachten, worden gezamenlijk en dus meer transparant besproken.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, u geeft een beknopt antwoord, wat altijd aangenaam is. U zegt dat er voor 2015 voldoende tolkuren ter beschikking worden gesteld voor elke aanvraag, dat u daarop voorbereid bent. Ik wil heel expliciet vragen of dit uw antwoord is. Als we in december worden geconfronteerd met een tekort, kunnen we u daarop dan aanspreken?
Voor 2015 is er een oplossing binnen het huidige kader, en voor 2016 zullen we een structurele oplossing krijgen. Als dat uw antwoord is, ben ik daar zeer tevreden mee. Dat is wat we minimaal moeten aanbieden. Zorgen dat we de uren, die al laag zijn, effectief ook kunnen aanbieden aan de mensen.
Ik begrijp het advies van de adviescommissie die zegt dat zo’n alarmbel eigenlijk een schending van het recht is. Dat is waar, maar dat mag niet betekenen dat als er geen alarmbel komt, er weer situaties kunnen zijn die we hebben gekend, want dat is ook een schending van het VN-verdrag.
Die garantie moet worden geboden. Op termijn moet zelfs het contingent verhogen, want 18 uren is echt weinig om leefsituaties aan te pakken.
Minister, ik dank u voor het korte antwoord dat toch wel wat verduidelijking behoeft. U zegt – en daar ben ik op zich tevreden mee – dat er geen uren worden verspild. U stelt vast dat er meer verbruikers zijn en de participatie wat groter wordt, maar het lijkt mij dan logisch dat u ook een realistische inschatting maakt van de behoeften en in functie van die behoeften een structureel antwoord biedt. Anders zullen we ieder jaar opnieuw die vraag moeten stellen. U kondigt een antwoord aan, maar wij weten niet hoe die structurele oplossing er dan uitziet. Dat is mijn eerste bijkomende vraag.
Minister, begrijp ik het goed dat u een besluit van de Vlaamse Regering voorbereidt – en dan is het positief dat u samenwerkt en afstemt met de collega’s van Werk en Onderwijs – waar opnieuw in het besluit een aantal uren bijkomend worden vastgelegd en vastgeklikt op 8 procent, zijnde de 784 bijkomende uren die u hebt aangehaald? Als je er een, twee of drie uur boven zit – als het er al niet meer zijn, gelet op de vermoede onderconsumptie in het verleden –, dan is er opnieuw hetzelfde probleem als vorig jaar, namelijk dat er een besluit nodig is, dat de termijnen te kort zijn en dat het probleem van december eind januari wordt opgelost. Maar voor de mensen die het deksel op hun neus krijgen, is het op dat moment te laat. Is het niet beter om in plaats van uren vast te leggen in een besluit, gewoon een recht te openen en er vervolgens de nodige financiële middelen tegenover te zetten? Het zou toelaten om een realistische behoefte op een adequate manier te beantwoorden. Dan zijn al die alarmbelprocedures niet nodig.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De raming is dat er minstens 784 extra uren nodig zijn om aan de vragen van vijftien mensen tegemoet te komen. We zullen dat doen. Het systeem dat wordt ontwikkeld, is een systeem waarbij aan de hand van monitoring vrij snel kan worden nagegaan of er een probleem is of niet en waarbij de besluitvorming om de capaciteit beter aan te passen, veel gemakkelijker wordt gemaakt en geen zware administratieve weg moet volgen. We denken dat het op die manier een systeem is dat structureel is en de vragen kan oplossen.
Minister, u zegt dat het in orde komt en dat er genoeg uren zijn, maar structureel is het eigenlijk nog niet opgelost. Een flexibeler systeem, zoals ook de heer Van Malderen en vele anderen vragen, is veel logischer. Bovendien gaat het hier niet om een enorme budgettaire impact. Het is niet zo dat de vraag van dien aard is dat het een scheeftrekking van de begroting zou betekenen. Er zijn extra middelen voor nodig, maar in het totaalpakket van de begroting Welzijn zal dit niet het verschil maken. Het gaat om een principe.
Ik stel voor dat het parlement een voorstel van resolutie indient of zorgt voor een aanpassing van het decreet als er op korte termijn geen structurele oplossing komt.
Ik zie het niet helder. Minister, het lijkt me dat u toch nog bijkomende informatie zult moeten geven. Het lijkt me dat er al een systeem van monitoring is, dat misschien niet goed werkt, maar ik kan uit uw antwoord niet afleiden dat er een 100 procent garantie is dat er in december niet hetzelfde probleem als vorig jaar zal zijn. Ik blijf mijn suggestie herhalen om een recht in te schrijven waar vervolgens middelen tegenover worden gezet. Zo is men niet afhankelijk van welke administratieve procedure ook. Dat lijkt mij een veel heldere oplossing dan het hybride geval dat u voorlegt, minister.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.