Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Vraag om uitleg over het dalende aantal mantelzorgers
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, enkele weken geleden publiceerde de Studiedienst van de Vlaamse Regering cijfers over de informele zorg in Vlaanderen. Uit deze cijfers blijkt dat het aantal volwassenen in Vlaanderen dat zorg draagt voor een ziek of ouder familielid, vriend of buur, is afgenomen ten overstaan van 2011. In 2011 bedroeg dat aantal namelijk nog 38 procent en in 2014 is dat aantal afgenomen tot 26 procent. De cijfers van de Studiedienst tonen dus een daling in het aantal mensen dat zorg draagt voor een ziek of ouder familielid, vriend of buur.
Uit de beschikbare cijfers van het aantal geregistreerde mantelzorgers in het kader van de Vlaamse zorgverzekering blijkt er echter geen sprake te zijn van een daling.
In mijn schriftelijke vraag van februari vroeg ik de minister naar het aantal geregistreerde mantelzorgers in het kader van de zorgverzekering. Uit het antwoord bleek dat er in 2014 meer mantelzorgers waren geregistreerd dan in 2011, namelijk 142.471 tegenover 140.681.
We onderstrepen allemaal het belang van de informele zorg. Mensen die zorg dragen voor een zieke of ouder familielid, vriend of buur zijn enorm waardevol en moeten dan ook alle ondersteuning krijgen. In Vlaanderen bestaan er vandaag daarom verschillende initiatieven om de zorg van mantelzorgers tijdelijk over te nemen en hen zo even op adem te laten komen. Zo zijn er bijvoorbeeld de vrijwillige diensten voor oppashulp die oppashulp organiseren voor zorgbehoevenden.
Minister, uit mijn recente vraag om uitleg blijkt dat het aantal uren oppashulp jaar na jaar stijgt. Zo werd er vorig jaar meer dan een miljoen uren oppashulp gepresteerd. Er bestaan echter grote provinciale verschillen. Ik heb gevraagd of er een studie is gebeurd en of er oorzaken voor zijn. Ik heb er vorige week een antwoord op gekregen.
Naast de oppashulp zijn er ook de centra voor kortverblijf die gedurende een bepaalde periode tijdelijke opvang en verzorging kunnen bieden aan zorgbehoevende ouderen buiten het thuismilieu. De oudere verblijft dan dag en nacht of alleen ’s nachts in het centrum. Die opvang betekent een tijdelijke ontlasting voor de thuis- en mantelzorger. In 2014 werden 3161 opnames geregistreerd met als reden de vermindering van de belasting voor mantelzorgers en 5141 opnames wegens de afwezigheid van mantelzorger. De mantelzorger kan tijdelijk ziek zijn of er even tussenuit moeten.
Tot slot zijn er ook nog de dagverzorgingscentra die opvang en verzorging bieden aan ouderen van meer dan 65 jaar. Het centrum neemt zo tijdelijk de opvang en zorg over van de mensen die normaal de zorg thuis opnemen, zoals mantelzorgers. Het aantal ouderen dat het afgelopen jaar opvang en verzorging genoot in een dagverzorgingscentrum is gestegen.
Uit de cijfers blijkt alvast dat mensen steeds vaker gebruik maken van de mogelijkheden om tijdelijk de zorg over te nemen of te verlichten. Blijvend inzetten op deze mogelijkheden en initiatieven is dan ook van groot belang.
Minister, bevestigt u de cijfers die door de Studiedienst van de Vlaamse Regering gepubliceerd werden? Als we die vergelijken met het aantal registraties in de Vlaamse zorgverzekering, dan zien we alvast grote verschillen. Hoe kan een exact beeld worden verkregen van het aantal Vlamingen dat zorg verleent? Dat is belangrijk om een beleid voor de toekomst uit te stippelen. Onze fractie gelooft heel sterk in de vermaatschappelijking van zorg. Als we echt menen dat mensen die zorg nodig hebben, erbij horen in de maatschappij en als we verder werk willen maken van een inclusieve maatschappij, dan betekent dat dat iedereen in de buurt of in de familie mee zorg kan opnemen, wat op een goede manier moet worden ondersteund.
Plant u verdere uitbreidingen in de centra voor kortverblijf of dagverzorgingscentra? Welke andere ondersteuningsmogelijkheden worden in de toekomst verder uitgebouwd? In de resolutie van 13 januari 2014 betreffende de ontwikkeling van buurtgerichte ondersteuning van zorgafhankelijke mensen werd de Vlaamse Regering onder andere gevraagd initiatief te nemen tot de ontwikkeling van buurtzorgnetwerken of andere vormen van informele zorg. Binnen deze netwerken kunnen mensen naar eigen mogelijkheden informele ondersteuning aanbieden en inzetten. Zet u ook verder in op dergelijke informele ondersteuningsmogelijkheden?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, nieuw onderzoek van de Studiedienst van de Vlaamse Regering toont aan dat het aantal mantelzorgers daalt. Als reden geven vele mantelzorgers de zware zorglast aan. De Studiedienst vermoedt dat mensen de zorglast steeds zwaarder ervaren omdat men als mantelzorger verschillende taken moet combineren. Mensen moeten langer professioneel actief blijven, hebben een eigen gezin met eigen kinderen of zelfs al kleinkinderen en moeten dan ook de toch vaak complexe zorg opnemen van een geliefde. Hulp vragen is vaak niet evident, en we stellen toch ook vaak vast dat de mogelijkheden tot hulp- en dienstverlening onbekend zijn. Daarnaast moeten mantelzorgers ook hun sociaal leven in belangrijke mate opgeven. Alle vrije tijd die rest naast de zorg voor het eigen gezin en het professioneel leven, wordt opgeslorpt door de zorg. Voor wie niet meer gaat werken leidt dat vaak tot een totaal isolement. In extreme gevallen leidt deze overbelasting tot een wanhoopsdaad.
Minister, op een ogenblik dat de Vlaamse Regering als beleidslijn heeft geopteerd voor vermaatschappelijking van de zorg, zien we dat steeds minder mensen bereid zijn mantelzorger te worden omdat mantelzorgers de belasting te groot is. Welke maatregelen zult u nemen om voldoende mantelzorgers te kunnen blijven werven?
Het is duidelijk dat een aantal mantelzorgers de weg naar professionele hulp en ondersteuning niet vinden. Nochtans zijn er heel wat organisaties die belast zijn met het begeleiden van ouderen en chronisch zieken. Hoe verklaart u dat zoveel mensen de weg naar die hulp niet vinden? Acht u een reorganisatie van de bestaande diensten nodig om het beoogde doel te bereiken?
Mantelzorgers dreigen vaak totaal geïsoleerd te geraken. Ze lopen een groot risico op het plegen van wanhoopsdaden. Hoe denkt u deze mensen te kunnen detecteren en hun isolement te kunnen doorbreken door het inschakelen van professionele hulp?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, ik had een heel dubbel gevoel toen ik de cijfers zag. Enerzijds was ik niet verbaasd omdat we weten welke druk er momenteel op mantelzorg ligt. Ik zal daar meteen op ingaan. Anderzijds was ik wel verbaasd, omdat het om een plotse daling gaat. Het frappeerde me dat die daling zo snel was. Zoals mevrouw Schryvers zei, komt die niet overeen met andere cijfers waarover we beschikken in verband met premies, onder meer vanuit de zorgverzekering. Ik vond de cijfers dus verbazingwekkend, maar uiteraard wil ik de studiedienst van de Vlaamse Regering niet in twijfel trekken. Het is een enorm alarmsignaal.
Waarom verwachten we die daling anderzijds ergens wel? Waarom is die niet zo verwonderlijk? Die mantelzorgers zijn de sandwichgeneratie, de mensen die zowel voor hun ouders als voor hun kleinkinderen of kinderen zorgen. Het is een leeftijdsgroep waarvan wordt verwacht dat ze langer werken en waarvan de vrouw bovendien steeds vaker uit huis werkt. Het aantal mensen dat klassiek mantelzorger is, neemt in absolute aantallen af tegenover het aantal zorgbehoevenden.
Die mensen hebben bovendien heel veel andere taken. Als je tot 65 jaar moet werken, kun je niet tegelijkertijd voor je ouders en kleinkinderen zorgen. Er zit dus een enorme druk op het systeem van mantelzorg. Heel dat systeem ondermijnt natuurlijk voor een groot stuk uw beleid rond de vermaatschappelijking van de zorg. We kunnen er wel voor pleiten dat mensen voor elkaar zorgen, maar als de federale overheid tegelijkertijd knipt en snoeit in iedere vorm van tijdskrediet die we kunnen bedenken, staat dat haaks op elkaar. Ik stel het misschien iets te scherp, maar we kunnen niet zeggen dat de federale overheid maatregelen neemt die stimuleren of aanmoedigen dat mensen zorg opnemen voor elkaar.
Het opnemen van mantelzorg is ook heel vaak geen keuze. Het overkomt je gewoon. Je ouders worden zwaar zorgbehoevend. Er is een wachtlijst of je ouders verkiezen om thuis te blijven, wat hun volste recht is. Dat zet dan een enorme druk op de kinderen die de zorg moeten of willen opnemen. Hetzelfde geldt wanneer je het opneemt voor kinderen met een zorgnood. Als je kind een specifieke zorgnood heeft, wil je daar als ouder ook voor zorgen. Je moet er dan wel de tijd en ruimte voor krijgen. Daarvoor bestaat momenteel veel te weinig kader en ruimte.
Minister, ik herhaal de vraag van de collega’s: hoe interpreteert u die cijfers?
Hebt u overleg gepleegd met de federale overheid om ervoor te zorgen dat die overheid maatregelen neemt die uw beleid, dat heel sterk inzet op vermaatschappelijking van de zorg en mantelzorg, stimuleren en niet afremmen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De cijfers van de Studiedienst van de Vlaamse Regering zijn resultaten van de survey Sociaal-Culturele Verschuivingen in Vlaanderen. Men komt tot de conclusie dat het aantal informele zorgverleners daalde van 38 procent in 2011 naar 26 procent in 2014.
Het onderzoek biedt geen sluitende verklaring waarom het aantal mantelzorgers tussen 2011 en 2014 is afgenomen. De studie toont ook niet aan of mensen minder bereid zouden zijn om mantelzorg op te nemen.
De vastgestelde daling stemt inderdaad niet overeen met de toename van het aantal geregistreerde mantelzorgers binnen de zorgverzekering. Daar zien we een stijging van het aantal geregistreerde unieke mantelzorgers van 141.015 in 2013 naar 142.471 in 2014.
Eind september hebben we een overleg gepland met de Studiedienst om de cijfers verder te analyseren en te vergelijken met het cijfermateriaal van de Vlaamse zorgverzekering. Om te komen tot een duurzaam mantelzorgbeleid wordt momenteel een globaal plan ontwikkeld. We zullen proberen om dit plan in de loop van 2016 – ongeveer midden 2016 – te finaliseren. Relevante kengetallen zullen tot de inhoud van dit plan behoren. In dit plan worden ook de gegevens en beleidsaanbevelingen verwerkt van het grootschalige onderzoek 'Duurzame mantelzorg in Vlaanderen', waarvan het methodologisch rapport reeds is vrijgegeven en de cijfers momenteel worden verwerkt.
De doelstellingen van dit onderzoek zijn, naast het verkrijgen van actuele kencijfers van Vlaamse mantelzorgers, ook de evaluatie van het mantelzorgbeleid en het verstrekken van advies over hoe mantelzorg in Vlaanderen verder kan worden gestimuleerd.
Mantelzorg is een essentieel onderdeel van goede zorg. Mantelzorgers moeten hierbij kunnen rekenen op voldoende ondersteuning zodat hun draagkracht niet wordt overschreden. Mevrouw Van den Brandt heeft uiteraard gelijk: health in all policies geldt hier eens te meer. Je kunt inderdaad slechts een goed beleid voeren als je op verschillende beleidsniveaus en -domeinen kunt samenwerken.
De maatschappelijke erkenning en de daadwerkelijke ondersteuning van mantelzorgers vormen voor ons belangrijke pijlers binnen het plan, evenals het versterken van de samenwerking tussen de informele en de professionele zorg.
Het gebruik van de diensten voor oppashulp is inderdaad verschillend tussen de provincies. Hoewel die verschillen niet volledig kunnen worden geduid, zijn er een aantal mogelijke verklaringen. Een eerste is de beschikbaarheid van het aanbod oppashulp. Een opvallende vaststelling is het relatief lage aantal gepresteerde uren oppashulp in Antwerpen, de provincie met het hoogste aantal inwoners. In Antwerpen is de programmatie voor de diensten voor oppashulp echter voor slechts 64 procent ingevuld. In Vlaams-Brabant is dit 80 procent, in de andere provincies 100 procent.
Het relatief lage aantal gepresteerde uren oppashulp in de provincie Antwerpen wordt wellicht mee verklaard door het beperktere beschikbare aanbod aan vrijwillige oppashulp. Dit zal met de sector verder worden besproken.
Een tweede mogelijke verklaring is demografisch. In West-Vlaanderen is de vergrijzing van de bevolking het grootst, wat wellicht een grotere vraag naar oppashulp met zich meebrengt.
Andere mogelijke verklaringen zijn de lokale invulling van de programmatie van de verschillende woonzorgvoorzieningen, de aanwezigheid en het gebruik van andere vormen van informele zorg, de aanwezigheid van specifieke projecten zoals bijvoorbeeld nachtzorg of buurtzorg.
Op 1 januari 2015 waren er 221 dagverzorgingscentra erkend, een groei van 32 ten opzichte van 1 januari 2014. Binnen de beperkte budgettaire marge willen we toch de mogelijkheden benutten om de volgende jaren bijkomende dagverzorgingscentra te kunnen subsidiëren en erkennen. Dat zal gebeuren binnen de ruimte in de programmatie en ons streven naar minstens één dagverzorgingscentrum per gemeente.
Het aantal erkende woongelegenheden kortverblijf bedroeg 1814 op 1 januari 2014 en 2046 op 1 januari 2015. Voor de periode 2015 tot 2018 is er een geplande uitbreiding van 8413 woongelegenheden vastgelegd in woonzorgcentra. 478 van die woongelegenheden zijn toegewezen aan een centrum voor kortverblijf.
We zullen nagaan hoe informele en buurtgerichte zorgnetwerken kunnen worden uitgebouwd binnen een integraal zorgconcept. Voor dit concept gebruiken we het cirkelmodel van de Wereldgezondheidsorganisatie. Dat staat trouwens ook in de conceptnota Vlaamse Sociale Bescherming. Elke cirkel stelt een actor voor die ondersteuning en zorg kan opnemen: de persoon zelf, de familie en vrienden, de informele contacten zoals buren, collega’s of vrijwilligers, de algemene en de gespecialiseerde zorg en dienstverlening.
Om dit goed te kunnen organiseren, moeten we inzetten op de versterking en de ondersteuning van al die cirkels, inbegrepen de ondersteuning van zelfzorg, empowerment, sociale netwerken, mantelzorg, buurtgerichte werkingen en vrijwilligers. Het is dus geen kwestie om het ene ondersteuningssysteem pas te mobiliseren vanaf het moment dat het andere volledig is uitgeput. Integendeel, we moeten inzetten op al die cirkels.
Zowel in de verdere ontwikkeling van onze Vlaamse sociale bescherming, de voorbereiding van de eerstelijnsgezondheidsconferentie van 2017, de ontwikkeling van het Vlaams welzijns- en zorgbeleid voor ouderen als in het uitwerken van de federale projecten voor chronische zorg waarbij we betrokken zijn, wordt deze visie opgenomen in de conceptuele modellen en projecten.
Lokale dienstencentra kunnen eveneens een belangrijke rol opnemen bij de buurtgerichte ondersteuning. Daarom gaan we de mogelijkheid onderzoeken van lokale antennes en mobiele lokale dienstencentra. Dit jaar zijn er negen lokale dienstencentra bijkomend gesubsidieerd. We beseffen uiteraard dat hiermee niet alle vragen beantwoord zijn, maar we willen de volgende jaren hier verder op inzetten, bij prioriteit in gemeenten waar er nog geen aanbod is. Verder zijn er de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg en de diensten voor oppashulp die ondersteuning bieden. Ook de erkende verenigingen van gebruikers en mantelzorgers nemen initiatieven om mantelzorgers te informeren, sensibiliseren en ondersteunen. In de verdere uitvoering van het mantelzorgplan zal hun rol worden geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd.
Via samenlevingsopbouw wordt de informele zorg eveneens ondersteund. Men stimuleert vanuit verschillende invalshoeken projecten die bijdragen aan een zorgzame, bewuste samenleving bijvoorbeeld met dorpsrestaurants, zorgnetwerken, projecten stad en dorp enzovoort.
Personen met een handicap kunnen blijvend een beroep doen op de rechtstreeks toegankelijk hulp: ondersteuning, dagopvang en tijdelijk verblijf.
Zoals aangegeven worden momenteel de gegevens van het grootschalige onderzoek ‘Duurzame mantelzorg in Vlaanderen’ verwerkt. In deze studie werden mantelzorgers ook bevraagd over het aanbod aan professionele hulp en ondersteuning, alsook over de bekendmaking en de toeleiding ernaar. De resultaten gaan duiding geven bij de mate waarin mantelzorgers de gepaste ondersteuning vinden. De onderzoekers gaan hieromtrent beleidsaanbevelingen formuleren, die mee opgenomen worden in ons algemeen mantelzorgplan. In uitvoering van het mantelzorgplan wordt in overleg met de betrokken actoren vervolgens in gerichte verbeteracties voorzien.
Veel organisaties zijn begaan met het ondersteunen van de mantelzorgers. Binnen deze organisaties wordt er uiteraard reeds aandacht besteed aan het tijdig bereiken van de mantelzorgers. In uitvoering van het transitieplan dementie is er bijvoorbeeld reeds een intermutualistisch contactpunt dementie waar alle professionele zorgactoren laagdrempelig vastgestelde noden kunnen signaleren met het engagement dat een dementiekundige zorgverlener op korte termijn contact opneemt met de betrokken persoon met dementie en/of zijn mantelzorger. Ter ondersteuning van mantelzorgers is door het expertisecentrum dementie en de Alzheimer Liga het psycho-educatieprogramma ‘Dementie en nu’ opgesteld. Dit programma wordt momenteel op meerdere plaatsen in Vlaanderen bekendgemaakt en aangeboden.
Het sensibiliseren om de noden van de mantelzorger, zoals ook het sociaal isolement, op te nemen binnen de zorg- en ondersteuningsdoelstellingen is belangrijk. Op deze wijze worden problemen tijdig gedetecteerd en passend binnen het zorgplan mee opgenomen en ondersteund. Via opleiding en vorming kunnen zorgverleners competent worden om adequaat te reageren op dergelijke situaties. Er zal ook nagegaan worden hoe bepaalde methodieken of screeningsinstrumenten hierbij verdienstelijk kunnen zijn. Het tijdig opbouwen van een sociaal netwerk, het hebben van goede contacten, maatschappelijk respect en begrip voor mantelzorg, zijn minstens even belangrijk. Dit is een uitdaging voor velen binnen onze samenleving en het vergt aandacht op meerdere beleidsniveaus. De lokale besturen kunnen hiervoor in het gevoerde lokale sociale beleid samen met lokale partners en opbouwwerk een voortrekkersrol opnemen. Initiatieven binnen de leeftijdsvriendelijke gemeente, buurtgerichte zorginitiatieven, aandacht voor mantelzorg in het lokale verenigingsleven, samen met de alertheid van de professionele zorgverstrekkers die de mantelzorg integreren in een omvattend zorg- en ondersteuningsplan, kunnen samen dat isolement effectief voorkomen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord. Ik heb nog enkele korte opmerkingen.
Het is inderdaad belangrijk dat we meer zicht krijgen op de cijfers. U zegt dat er overleg zal plaatsvinden om beter te weten hoeveel mensen mantelzorg verlenen, maar ook om een zicht te krijgen op de verklaringen achter de evoluties. U wees erop dat het geen analyse is van de mate van bereidheid van mensen om mantelzorg te verlenen. Cijfers kennen is belangrijk, maar ze zijn niet alles. We weten allemaal dat de mantelzorg heel belangrijk is, ook zonder dat we er heel concrete cijfers over hebben. We weten ook dat de mantelzorg in de toekomst alleen maar aan belangrijkheid zal winnen, niet alleen omdat mensen ouder worden – gelukkig maar –, maar omdat we met zijn allen vinden dat mensen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving moeten kunnen blijven wonen en daarbij op alle mogelijke manieren ondersteund moeten worden en de nodige zorg krijgen.
Er bestaat al heel veel. U gaf er een overzicht van. Er bestaat al ontzettend veel, alleen is dat misschien niet door iedereen geweten. Het lijkt me goed dat alles eens duidelijk wordt opgelijst. We zullen wellicht heel veel leren uit de resultaten van het onderzoek dat recent gevoerd is en waarvan de analyse naar ik meen dit najaar wordt gemaakt. U verwees er trouwens naar. Dat moet leiden tot een echt mantelzorgplan dat we hier zouden kunnen bespreken in 2016, in het voorjaar. Het is heel goed dat die analyse eens wordt gemaakt en we een echt algemeen plan voor de ondersteuning van mantelzorgers krijgen.
Als we willen dat mensen zo lang mogelijk in de eigen buurt blijven, dan vraagt dat natuurlijk een individuele afstemming op professionele zorg en voldoende aanbod, en een afstemming op mantelzorg, maar ook op andere vormen van vrijwillige zorg. Ik wil erop wijzen dat er zich nog een probleem voordoet met betrekking tot de bespreekbaarheid van de zorgnood. Ik ken lokale voorbeelden waar geprobeerd wordt om buurtzorgnetwerken op te zetten. Ik hoor overal dat als er een oproep wordt gedaan, er heel wat mensen bereid blijken te zijn om eens mee zorg te verlenen, om eens bij iemand binnen te springen, om een boodschap te doen of dergelijke meer. Maar mensen zijn heel vaak verlegen. Er is een vraagverlegenheid bij wie zorg nodig heeft. Als maatschappij kunnen we aan iedereen, op heel veel terreinen het signaal geven dat het normaal is dat wie zorg nodig heeft, mag vragen om die zorg, professioneel, maar ook informeel. Vanuit de maatschappij moeten we allemaal die verantwoordelijkheid op ons nemen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, ik ben ervan overtuigd dat mantelzorgers een belangrijke kracht in zich dragen, maar ook dat die draagkracht grenzen heeft. Wat voor mij een belangrijk punt is, is dat we zien dat er goed uitgebouwde netwerken zijn, maar vooral bij goed geïnformeerde, vaak hoogopgeleide mensen en gegoede burgers.
Het lijkt me daarom erg aangewezen dat we er vooral voor zorgen dat ook de andere mensen op een heel goede manier de weg naar hulp kunnen vinden. We zien nu dat er inderdaad heel veel organisaties zijn voor het begeleiden van ouderen en chronisch zieken. Vandaar mijn vraag hoe u ervoor gaat zorgen dat meer mensen door de bomen het bos nog zien. Hoe zult u ervoor zorgen dat ze op een goede manier toch aan de nodige hulp geraken?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Dat laatste zal zeker aan bod moeten komen in het plan. Zowel vanuit het perspectief chronische zorgmodellen als vanuit de Vlaamse sociale bescherming is in de redactie van een zorgplan de aandacht voor de mantelzorger, zijn draagkracht, zijn mogelijkheden en de beperkingen van de draagkracht, cruciaal.
Onlangs zag ik de studie van de Koning Boudewijnstichting. Er was een soort burgerforum opgezet over terugbetalingssystemen voor geneesmiddelen in de ziekteverzekering. Tijdens alle momenten dat burgers mogen meespreken over de gezondheidszorg en de keuzes die ze maken, geven ze steeds aan dat het niet zozeer gaat over een medisch model dat we moeten bewaken, maar dat het vooral gaat over de vraag of al de inspanningen van de ziekteverzekering, van Welzijn enzovoort, leiden tot meer kwaliteit van het leven. Daarin wordt de positie van de mantelzorger vaak door de betrokken patiënt heel uitdrukkelijk mee in beeld gebracht.
Ik denk dat we steeds meer in die richting gaan. Als we een zorgplan maken om een chronische zorgvraag te beoordelen, moet in de opbouw worden bekeken wat de mogelijkheden en de beperkingen van de mantelzorger zijn, en wat vanuit zijn of haar perspectief belangrijk is. Wat er beschikbaar is of wat beschikbaar zou moeten zijn, moet daarbij worden ingebracht.
In die zin zijn de eerstelijnsgezondheidsconferentie, het feit dat we met personen met een handicap en met ondersteuningsplannen werken, het feit dat samen met de federale overheid wordt bekeken hoe we de chronische zorg beter zullen organiseren, allemaal bewegingen waarin we de positie van de mantelzorger veel explicieter in beeld zullen brengen dan vroeger het geval was. Het moet gewoon ingebakken worden in de manier waarop we de zorgnood beoordelen. Dat is volgens mij een heel belangrijk aspect van de ontwikkelingen tijdens de volgende jaren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.