Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, het is een beetje een soap, die Scholen van Morgen en al die pps’en. Die komen hier regelmatig aan bod in de commissie. Als er nieuwe elementen zijn, die ik ook heb gezien in de beslissingen van de Vlaamse Regering, dan kan ik natuurlijk niets anders doen dan daar toch enige verduidelijking bij vragen.
Minister, u kondigde in oktober 2014 in deze commissie aan dat u samen met uw collega van Onderwijs aan het onderhandelen was met de DBFM-vennootschap (Design Build Finance Maintain) Scholen van Morgen over een herwerking van de kaderovereenkomst. Meer concreet ging dat eigenlijk over een herfinanciering van de bouwlening en over een verlaging van de algemene risicopremie vervat in de beschikbaarheidsformule. De aanleiding die u toen aangaf, en waarover er ook wel een brede consensus was in de commissie, waren de lage rentevoeten op de financiële markten.
Niet alleen ik, maar ook collega De Meyer informeert regelmatig, en informeerde ook in het verleden enkele keren, naar de vooruitgang in deze onderhandelingen. Op 10 juli 2015 – helemaal op het einde natuurlijk, zoals dat gaat, als het parlement bijna in reces is – hechtte de Vlaamse Regering haar goedkeuring aan de coördinatie en de herwerking van de kaderovereenkomst voor de inhaalbeweging voor schoolgebouwen. Hoewel de gecoördineerde en herwerkte kaderovereenkomst opnieuw als vertrouwelijk wordt bestempeld, wat ik vanuit de parlementaire logica bijzonder jammer vind, blijkt uit een nota aan de Vlaamse Regering dat de uitkomst van die heronderhandeling gunstig is. In het licht van een investeringsprogramma van 1,5 miljard euro is het resultaat bescheiden, maar laten we positief blijven: alle beetjes helpen. Inzake de herfinanciering van de bouwlening bedraagt het voordeel voor de Vlaamse begroting in de periode tot 2019 in totaal 17,1 miljoen euro. De verlaging van de risicopremie loopt op van 12.500 euro in 2015 tot 427.000 euro in 2019. Voor de daaropvolgende jaren, de jaren na 2019, worden er geen bedragen genoemd. Naast de voornoemde onderhandelingen hebt u ook gesleuteld aan een methode om de jaarlijkse ESR-impact (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen) van het investeringsprogramma Scholen van Morgen op de begroting beter te ramen. Die methode zou voor validatie aan het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) zijn voorgelegd.
Minister, kunt u de nieuwe methode voor het aanrekenen van de investeringen in Scholen van Morgen toelichten? Is ze ondertussen gevalideerd door het INR, en wijzigt dit de impact op het vorderingensaldo? In het advies van de Inspectie van Financiën van 30 juni 2015 over de net beschreven beslissing van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015 wordt ook herinnerd aan de intentie om voor de nv School Invest een positieve ruling te verkrijgen. Wat is in dit verband de stand van zaken? Beperken de gunstige effecten van de herwerkte kaderovereenkomst zich tot de periode tot 2019, of is er in de jaren daarna ook nog steeds een positieve impact, en geldt die dan alleen voor de verlaagde risicopremie of is die ook terug te vinden in de herfinanciering van de bouwlening? Het financiële voordeel van de herwerking van de kaderovereenkomst gaat niet naar de betrokken scholen, maar vooral naar de Vlaamse overheid. Kunt u waarborgen dat de middelen die de Vlaamse Regering op die manier recupereert, toch voor scholenbouw zullen worden bestemd? Die nood aan bijkomende plaatsen in het onderwijs stond vandaag nog zeer centraal in de media.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, naar aanleiding van een analyse van Eurostat werd de pps-scholenbouw geherklasseerd als overheidsinvestering. Deze herklassering heeft als gevolg dat tijdens de bouwfase de activa op het moment van gedeeltelijke oplevering, dus de activa in aanbouw van het gebouw, uit de balans van de DBFM-vennootschap verdwijnen, en worden vervangen door een geïmputeerde vordering ten opzichte van de overheid, met een negatieve impact op het vorderingensaldo. De te herklasseren activa betreffen de design-and-buildkosten, prijsherzieningen, intercalaire diensten en de financieringskosten op korte termijn. Voor de aan te rekenen btw op die activa geldt dat het aanrekeningsmoment het moment van de oplevering is, in plaats van dat dit gebeurt in functie van de vooruitgang van de werken. In de operationele fase, ten slotte, is er een positieve impact op het vorderingensaldo, ten belope van de kapitaalscomponent binnen de jaarlijks aan de DBFM-vennootschap betaalde beschikbaarheidsvergoeding.
Ik heb mijn diensten de opdracht gegeven om samen met de DBFM-vennootschap Scholen van Morgen een methodologisch kader uit te werken voor de berekening van de jaarlijkse ESR-impact voor de Vlaamse overheid, conform de voornoemde principes van de ESR-matige verwerking in de opeenvolgende fases van het project. Dat heeft geresulteerd in een methodologische nota, waarvoor het advies van het INR begin juli is aangevraagd.
Ik moet zeggen dat ik tot op vandaag het advies van het INR over die methodologische nota nog niet heb gekregen. Momenteel gaan we ervan uit dat het geschetste methodologisch kader in grote lijnen zal worden aanvaard, en dit met andere woorden niet tot een structurele wijziging qua impact op het vorderingensaldo zal leiden. Sowieso werd bij de begrotingsaanpassing 2015 de ESR-correctie voor Scholen van Morgen reeds berekend, conform dit methodologisch kader, maar zoals ik al zei, heb ik het INR-advies daarover nog niet gekregen.
Ik beschik over een advies van een onafhankelijk advocatenkantoor dat stelt dat er binnen het zogenaamde X/N-vereffeningsstelsel geen roerende voorheffing verschuldigd is voor inkomsten ontvangen door rechtspersonen die deel uitmaken van de sector van de overheid op effecten uitgegeven door rechtspersonen die deel uitmaken van diezelfde sector van de overheid. Het Vlaamse Gewest is er bij de beleggingen in het verleden op basis van extern verleende adviezen immers steeds van uitgegaan dat het, net als alle rechtspersonen die ESR-matig deel uitmaken van de sector van de overheid, over een definitieve vrijstelling van roerende voorheffing beschikte op interesten die zijn verkregen op effecten die waren belegd binnen het X/N-vereffeningsstelsel. Teneinde verdere duidelijkheid ter zake te creëren en bijgevolg ook correct te kunnen handelen, ben ik het advies van het onafhankelijk advocatenkantoor momenteel nog aan het afstemmen met de bevoegde diensten binnen de FOD Financiën en met de bevoegde federale minister. We hopen ook dat we daarover binnenkort feedback krijgen, ook van de FOD Financiën.
In de herwerkte kaderovereenkomst betreffende de durende financiering van het DBFM-programma Scholen van Morgen werd uitvoering gegeven aan het akkoord van december 2014, met de volgende elementen.
Eén: de volledige uitvoering van het DBFM-programma Scholen voor Morgen, wat ik zeer belangrijk vind. Twee: een herfinanciering van de bouwlening tegen een lagere rente, met een beperkt aantal financiers. En drie: een verlaging van de risicopremie die vervat zit in de berekening van de beschikbaarheidsvergoeding. De verlaging van de risicopremie heeft een impact gedurende de volledige periode dat de beschikbaarheidsvergoeding loopt. De verlaging van de marge op de bouwlening heeft enkel een impact gedurende de periode dat de bouwfase loopt. Aangezien de meeste projecten tegen 2019 opgeleverd zullen zijn, heeft dit daarna zo goed als geen effect meer.
Met betrekking tot het financiële voordeel van de herwerking van de kaderovereenkomst werden volgende afspraken gemaakt. De voordelen van de herfinanciering van de bouwlening enerzijds en de voordelen van het verlagen van de risicopremie anderzijds zullen terugvloeien naar de Vlaamse overheid, wat concreet betekent dat deze voordelen bij het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn) terecht zullen komen en opnieuw kunnen worden aangewend voor bijkomende investeringen in schoolinfrastructuur. Die voordelen zullen binnen AGIOn verdeeld worden tussen het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerde onderwijs, op basis van de verdeelsleutel die bij Onderwijsdecreet II bepaald is.
Alle eventuele voordelen van de herfinanciering van de langetermijnlening, waarbij de eerder geschetste problematiek van de al dan niet vrijstelling van roerende voorheffing een rol speelt in het bepalen van de te maken keuzes, zullen volledig ten goede komen van de algemene middelen van de Vlaamse begroting. Dat is ook logisch, gelet op de financierings- en de herfinancieringsrisico’s die daarmee gepaard gaan en het feit dat het algemene begrotingssaldo ook de last heeft gedragen van de ESR-weerslag als gevolg van de herclassificatie van de Scholen van Morgen. Die eventuele voordelen zullen duidelijk in kaart worden gebracht door AGIOn, de Participatiemaatschappij Vlaanderen en School Invest, in samenspraak met mijn administratie. Dat zal beschikbaar zijn bij de voorlegging van het addendum rond de herfinanciering van de langetermijnlening aan de Vlaamse Regering.
De heer Rzoska heeft het woord.
Bedankt voor uw duidelijke antwoorden op mijn vragen, minister. Ik heb nog enkele bijkomende vragen, die vooral te maken hebben met de voorwaarden. U hebt een aantal zaken geschetst, onder andere de voorwaarden om die heronderhandeling van de kaderovereenkomst te doen. Zijn er nog andere voorwaarden die opgenomen waren in het oorspronkelijke contract, gewijzigd tijdens die heronderhandeling? Kunt u aangeven over welke voorwaarden mogelijk nog opnieuw is onderhandeld?
De ESR-neutraliteit blijft altijd wat de olifant in de kamer. We houden nu al rekening met de nieuwe manier van berekenen die voorligt bij het INR. We zullen moeten wachten op het advies van het INR vooraleer we weten of we het wel degelijk op die manier mogen doen. Is, gezien het feit dat het volledig in de begroting moest worden opgenomen, ook het scenario bekeken om dit los van de privépartners – ik bedoel daarmee de kapitaalverstrekkers – te gaan doen, gewoon vanuit de Vlaamse begroting?
Aanvankelijk was een van de voordelen om naar een pps te gaan, net dat men privékapitaal kon aanspreken. Nu moeten we van Eurostat en door de herclassificatie heel het project in de Vlaamse begroting opnemen. Ik vraag me dan af of op het einde van de rit die hele operatie om nu te gaan heronderhandelen dan wel de moeite waard was. Ik kan mij immers voorstellen dat er in de oorspronkelijke kaderovereenkomst voorwaarden waren opgenomen, ook ten aanzien van de privépartners. Ik heb het dan vooral over timing, oplevering en zo meer. We moeten elkaar geen blaasjes wijsmaken: die doorlooptermijnen zijn nooit verlopen zoals aanvankelijk voorzien in het contract. Er was gedacht dat de eerste school zou worden opgeleverd zeven jaar na het afsluiten van het contract. We zijn ondertussen heel wat jaren verder. Mijn vraag is dus of het geen piste geweest was om heel dit ding stop te zetten en de scholenbouw gewoon te financieren vanuit de begroting, gezien het feit dat heel het project binnen de begroting moet worden opgenomen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Wat de voorwaarden betreft, hebben we u de informatie gegeven die we relevant vonden, maar ik zal voor alle zekerheid nog eens checken of er ook andere voorwaarden gewijzigd zijn. Ik durf niet helemaal te zeggen van niet, want wie weet, is er ergens in de details van de contracten toch nog een voorwaarde gewijzigd. Ik zal dat nakijken en het u schriftelijk overmaken.
Uw tweede vraag is heel pertinent: als je op een bepaald moment moet inkantelen, waarom werk je dan nog samen met de privésector? Je hebt natuurlijk contracten waaraan je gebonden bent. Die contracten met de privépartners waren er voor de inkanteling en voor de herclassificatie. Je kunt dus niet zomaar weg van die contracten. Wat we wel doen, is voor de lening naar eigen financiering gaan. Daarover hebben we opnieuw onderhandeld. Maar voor de contracten voor het pakket van Scholen voor Morgen waren er contracten met privépartners, en het is logisch dat die contracten uitgevoerd worden, ook al heb je nadien een gewijzigde situatie.
Bij een aantal pps’en heeft Europa altijd gewaarschuwd, bij andere pps’en is Europa nadien ook van gedacht veranderd en heeft men de idee dat het buiten de begroting mocht blijven, bijgesteld.
Als je als overheid contracten aangaat met privépartners, dan moet je die contracten ook honoreren. Als we dit toen zou hadden geweten, dan zouden we het misschien gewoon helemaal met de eigen financiering gedaan hebben. Maar dat is natuurlijk ‘als, als, als’. Op een bepaald moment is met betrekking tot Oosterweel ook de beslissing genomen dat, als het geen pps kon zijn, we het opnamen in de begroting en we dan ook gebruik maakten van de historisch lage rente en van de goede rating die Vlaanderen heeft om de eigen financiering aan te gaan. Voor de Scholen van Morgen was dat, gegeven de contracten, geen optie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.