Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
Minister, uit de aanbevelingen van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES), een wetenschappelijk instituut dat de Europese Commissie adviseert over de visserijquota, blijkt dat er meer tarbot en tong uit de Noordzee worden gehaald dan houdbaar is. Aangezien de visbestanden in de zee niet onuitputtelijk zijn, worden er elk jaar opnieuw total allowable catches (TAC’s) vastgelegd. Daarmee wordt aangegeven hoeveel elk land van een bepaalde soort vis mag vangen.
De ICES geeft aanbevelingen op basis van wetenschappelijke data, maar uiteindelijk beslissen politici in december over de quota. De ministers van Visserij van de Europese lidstaten overschrijden al elk jaar de wetenschappelijk voorgestelde quota.
Minister, zijn er naast de Europese ICES ook Vlaamse instanties die adviseren over de wetenschappelijke quota? En komt het wetenschappelijke advies van deze Vlaamse instanties overeen met de aanbevelingen van de ICES?
Ik verwijs naar een commentaar van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) op de nieuwe ICES-adviezen, waarin zij stellen dat een aantal soorten vis door overbevissing erg onder druk staan. Ik citeer: “De populaties kunnen door overbevissing wel zodanig krimpen dat ze er niet meer van herstellen. De ministers van Visserij van de Europese lidstaten overschrijden al elk jaar de voorgestelde quota omdat ze hun vissers tevreden willen houden. Maar dat brengt hen slechts op korte termijn iets op.” Volgt u, minister, de stelling van het VLIZ dat de wetenschappelijke quota strikter gevolgd moeten worden bij het vaststellen van de politieke quota?
Met welke stakeholders uit de sector hebt u overleg om tot een standpuntbepaling te komen inzake de politieke quotabepaling voor de Vlaamse visserij? Als minister van Visserij hebt u waarschijnlijk toch een grote stem in het Belgische visserijoverleg. Welk voorstel draagt u over aan de Belgische delegatie in de Europese Visserijraad inzake de bepaling van de quota?
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Uw vragen zijn zeer terecht, mevrouw Vermeulen. Het rationele beheer van onze visbestanden is een noodzakelijke voorwaarde om de toekomst van onze visserij veilig te stellen. Als Vlaanderen zijn we een goede leerling van de klas. We maken er werk van, onder meer met een instrument als de discard atlas. Voor ons als regio is het niet evident, als kleine garnaal in een grotere context, om overbevissing te voorkomen. Aangezien we zelf het goede voorbeeld geven, hebben we wel recht van spreken op internationaal niveau, om te vragen om de koe bij de horens te vatten, omdat het anders moet, ook voor landen binnen de Europese Unie, die zich nog niet houden aan de regelgeving voor duurzaam vissen.
Minister, onderneemt u stappen op het Europese niveau om de vinger aan de pols te houden inzake de inspanningen van andere EU-lidstaten voor de inventarisatie en het rationeel beheer van de visbestanden? Wilt u er bij de EU op aandringen die problematiek ter sprake te brengen in de onderhandelingen en contacten, ook met niet-Europese landen? Het probleem kan alleen worden opgelost als we het wereldwijd aanpakken. Met onze kennis, knowhow en goodwill kunnen we zeker het voorbeeld geven en aan de alarmbel trekken.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Er worden inderdaad adviezen verleend. Die worden opgemaakt door ICES. Het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), dat ook wetenschappelijk onderzoek doet naar deze materie, stelt geen afzonderlijk advies op. Er worden wel gegevens verzameld en Vlaamse experts zijn uiteraard ook betrokken in het hele proces van de evaluatie.
Voor de meeste Europese visbestanden worden vangstbeperkingen vastgelegd onder de vorm van TAC's, die altijd op de beruchte visserijraden in december worden vastgelegd. De Europese Visserijraad herziet die jaarlijks. Hierbij beroept de EU zich op visserijadviezen die worden ingewonnen bij adviesorganen zoals de ICES en het Scientific Technical and Economical Committee for Fisheries (STECF). Binnen het laatstgenoemde orgaan brengt de EU zelf onafhankelijke visserijexperts samen, die alles bijzonder kritisch bekijken.
Vervolgens worden de TAC’s volgens een verdeelsleutel opgedeeld in de quota, de nationale delen van de TAC-taarten. Daarop kunnen EU-landen nog onderling quota uitwisselen. De verdeling door de lidstaten van de nationale quota wordt aan de lidstaten zelf overgelaten, maar moet transparant en objectief zijn. Iedereen die betrokken is bij dit proces erkent dat de wetenschappelijke adviesvorming niet in een ‘alles of niets’-harnas kan worden geplaatst. Men baseert zich daarop en bouwt er verder op.
De ICES heeft de afgelopen jaren nieuwe methodes ontwikkeld zodat er een kwantitatief advies kon worden gegeven op basis van alle informatie. Door dit systeem van wetenschappelijke adviesvorming is er voor de politiek een heel beperkte marge voor onderhandeling. Voorafgaand aan de onderhandelingen in de Europese ministerraad, en indien nodig ook tijdens de ministerraad zelf, wordt er een grondig overleg gepleegd met de wetenschappers en de sector.
De wetenschappelijke quota bestaan niet echt. Er is een evolutie van het visbestand en de visserijsterfte op het biologische en ecologische niveau. De Europese Commissie vertrekt vanuit deze adviezen, maar gaat op basis daarvan en op basis van andere info voorstellen formuleren. Ze beoordeelt ook de economische effecten, zoals duurzaamheid. Het is de Visserijraad zelf die de TAC en quota vaststelt, en ook de technische maatregelen.
Ik ga er niet mee akkoord dat het ICES-advies nauwer moet worden opgevolgd. Er zijn verschillende adviezen, en die worden goed onderbouwd. Toen er in 2014 is afgeweken van het ICES-advies voor tong in de westelijke wateren, was dit gekoppeld aan maatregelen die de bestanden ten goede komen door de selectiviteit te bevorderen.
Zo heb ik vanaf 1 april 2015 een technische maatregel in de westelijke wateren ingevoerd waarbij voor de netkuil van het boomkornet een netstuk van minstens 3 meter met maaswijdtes van minstens 120 millimeter aanwezig moet zijn. Deze maatregel brengt een extra selectiviteit met zich – de kleinste worden niet gevangen –, waarbij 40 procent van de ondermaatse tong ontsnapt in vergelijking met andere visserijtechnieken. Het is dus veel duurzamer. De visser verliest gemiddeld ook 16 procent marktbare tong per trek.
De onderhandelingen van de decemberraad worden telkens goed voorbereid. We worden uiteraard bijgestaan door wetenschappers van het ILVO en sectorvertegenwoordigers. Op de raad voeren we onderhandelingen en proberen we de verschillende pijlers van duurzaamheid mee in overweging te nemen.
Het quotabeheer valt onder het subsidiariteitsprincipe. Elke lidstaat kan dit dus zelf invullen naar eigen inzichten. We hebben ervoor gekozen om de kosten voor productierechten in de visserij tot een minimum te beperken. Verhandelbare productierechten vertegenwoordigen vrij vlug een groot bedrag en kunnen leiden tot een concentratie van deze rechten, al dan niet in buitenlandse handen. Daarom is de verhandelbaarheid van de visquota, maar ook van de vangstmogelijkheden verboden en kozen wij voor een collectief systeem.
Dit collectief beheer wordt bottom-up geadviseerd. Daarom is in de schoot van de producentenorganisatie een quotacommissie opgericht, waarin alle vlootsegmenten zijn vertegenwoordigd. Maandelijks wordt er een advies geformuleerd over het quotabeheer, zodat men tot een perfecte spreiding op jaarbasis kan komen. Bedoeling daarbij is om in de mate van het mogelijke een maximale flexibiliteit te garanderen, zonder dat zwaar moet worden geïnvesteerd in quota- of visserijinspanningsrechten.
Ik sta open om te luisteren naar sector en experts indien er aanbevelingen zijn voor de duurzaamheid van de sector. We moeten opkomen voor de visbestanden, maar ook voor een leefbare visserij en de toestroom van jonge mensen in de visserij. Een ommekeer zie ik niet zitten aangezien dit systeem voor onze visserij met heel wat verspreide visgronden en toenemend aantal vistechnieken haar waarde heeft bewezen en voor stabiliteit zorgt in de sector.
Mijnheer Vanderjeugd, u legt er de nadruk op dat er controle moet zijn. Dat is een Europese taak. We kunnen onmogelijk in Vlaanderen zelf controles uitvoeren op andere lidstaten op wat ze al dan niet naleven inzake de quota. We dringen daarop aan en Europa doet dat ook, maar zelf een instantie oprichten die controles uitvoert, behoort niet tot onze taak en zou ook moeilijk uitvoerbaar zijn.
Mevrouw Vermeulen heeft het woord.
In de Vlaamse visserijsector hebben we met het visserijconvenant ervaren dat milieu en economie zeer goed kunnen samenwerken. Met de quotabepaling liggen de doelstellingen uit elkaar. We worden gewaar dat de milieubewegingen eerder pleiten voor het volgen van wetenschappelijke quota en dat de rederscentrale zegt dat de wetenschappelijke adviezen beter moeten worden geïnterpreteerd vooraleer ermee naar de pers te gaan. Er is nog werk aan de winkel om beide te verzoenen.
U gaat er niet mee akkoord om het advies van de ICES nauwer te volgen. Ik leid daaruit af dat u niet akkoord gaat met wat de experts van het VLIZ zeggen. Ze pleiten er ook voor om de wetenschappelijke quota nauwer te volgen. Het baart me wel een beetje zorgen dat die experts niet worden geloofd.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Ik heb niet gevraagd om een nieuwe instantie of dergelijke op te richten om controles uit te voeren. Ik vraag enkel om op Europees niveau te wijzen op onze good practices en te vragen dat er vanuit Europa voldoende aandacht aan wordt besteed.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Vermeulen, er is waarschijnlijk een misverstand, maar er zijn geen wetenschappelijke quota. De wetenschap formuleert een advies. Op basis daarvan worden quota vastgelegd. Echte wetenschappelijke quota die vaststaand op tafel liggen, zijn er niet. Ik denk dat dit aanleiding geeft tot verwarring.
De adviezen die de experts leveren, worden wetenschappelijke quota genoemd. Die zijn gebaseerd op wetenschappelijke data. Dus ook het VLIZ formuleert aanbevelingen die niet worden gevolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.