Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Verslag
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, dit is een vraag met een geurtje. In het boek over 125 jaar Boerenbond staat: “geen mest in de grond, is geen voedsel op uw bord”, het is dus ook een belangrijke vraag.
Vlaamse landbouwers die ook gronden in Wallonië hebben, wachten al enige tijd op een officiële regeling voor het opbrengen van bedrijfseigen mest op bedrijfseigen percelen, ook aan de andere kant van de gewestgrens. In de praktijk wordt het vaak gedoogd, maar toch is er nood aan een officiële regeling voor deze materie. Met ons buurland Nederland is er wel al een regeling getroffen, en die loopt vandaag.
In de beleidsnota stelt u een regeling met Wallonië in het vooruitzicht. In antwoord op een schriftelijke vraag die ik u stelde, blijkt dat hierover op ministerieel niveau nog geen overleg werd gepleegd. U stelde dat u eerder keek naar de administratie, die een voorbereidend overleg zou houden in maart-april. Afhankelijk van de voortgang van die besprekingen zou het ontwerpprotocol kunnen worden opgesteld dat ter ondertekening zou kunnen worden voorgelegd en waarbij ook de inwerkingtreding bepaald zou kunnen worden.
Ik meen dat er heel wat voordelen verbonden zijn aan een legaal kader in deze materie. Het zou een goede zaak zijn voor de boeren die nu al gronden hebben in het Waalse Gewest. Het maakt ook de aankoop van landbouwgronden in het Waalse Gewest, die goedkoper zijn dan in Vlaanderen, attractiever. Het vermindert bovendien de problematiek van het mestoverschot in Vlaanderen.
U erkent ook dat een Frans-Vlaams grensprotocol nuttig zou zijn. Het overleg blijkt echter al heel wat jaren vast te zitten. Het werd in 2004 opgestart, maar het heeft nog geen concrete resultaten opgeleverd.
Wat is de stand van zaken in het overleg op administratief niveau tussen Vlaanderen en het Waalse Gewest om te komen tot een regeling? Wat zijn de belangrijkste struikelblokken? Tegen wanneer wilt u tot de ondertekening van een protocol komen? Waarom slepen de onderhandelingen met de Franse overheden zo lang aan? Is er licht op het einde van de tunnel? Zult u op korte termijn initiatieven nemen om het overleg te reanimeren om tot een snelle, maar vooral een goede regeling te komen die het voor onze landbouwers werkbaarder zou maken?
De heer Dochy heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb de schamele eer ervaringsdeskundige te zijn in dit dossier.
Ik ben blij, mijnheer Vanderjeugd, dat deze vraag op de agenda wordt geplaatst. Maar ik weet ook dat veel voorgangers van de minister als minister van Leefmilieu of van Landbouw, zowel in de Vlaamse Regering als in de Federale Regering, bijzondere inspanningen hebben geleverd in dit dossier sinds de jaren 90. Ik herinner me in het jaar 1994 de oprichting van een coöperatie die erin slaagde om op een gecontroleerde manier ruwe varkensmest naar Wallonië te brengen. Dat initiatief is stopgezet omdat het de bedoeling was om de mest op termijn te hygiëniseren, maar de installatie daarvoor is er nooit gekomen.
Er is een essentieel verschil tussen de problematiek ten aanzien van Wallonië en die ten aanzien van Frankrijk. In Frankrijk zitten we met de Europese richtlijnen in het kader van veterinaire aspecten.
Ook in de jaren 90 werd de vzw Grensboeren opgericht, mijnheer Vanderjeugd. Ik stond samen met de heer Bart Naeyaert en de heer Jean de Bethune aan de wieg ervan. Het opzet van de vzw was om met de Franse overheid te kunnen spreken, om de problematiek op de agenda te kunnen zetten en om ook de juridische procedures die dienaangaande gevoerd zijn, te solidariseren onder de landbouwers. Ik heb de negatieve ervaring gehad om naar de prefectuur van Rijsel te mogen gaan om er de zaak te bepleiten. Een belangrijke vrees van de landbouwers daar die ertoe geleid heeft dat er nooit een oplossing gekomen is en die waarschijnlijk ook vandaag nog bestaat, is dat Vlaamse landbouwers wel eens gronden zouden kunnen opkopen in Frankrijk. Er is inderdaad een groot verschil in prijs, en dat houdt de landbouworganisaties tegen om mee te werken aan een oplossing. Het blijft een probleem.
We hebben het ook eens mogen aankaarten op een studiedag van de Eurométropole, maar uiteindelijk is er vandaag geen structurele, definitieve oplossing. In de grensregio Zuid-West-Vlaanderen weet men – want dat is ook het geval voor de problematiek van de grenscriminaliteit – dat het heel moeilijk is om met Frankrijk een akkoord te sluiten wanneer het voordeel niet exclusief bij de Fransen ligt.
Dit is een dossier dat ook in dat licht kan worden geïnterpreteerd, maar ik wens de minister natuurlijk heel veel succes in het overleg. Er zijn al dikke dossiers voorhanden. Ik kan ze overmaken. Ook de toenmalige gouverneur van West-Vlaanderen, Paul Breyne, heeft zich daar heel hard voor ingespannen. Maar we mogen de hoop niet opgeven. Misschien moeten we inderdaad het dossier nog eens bovenhalen om een definitieve regeling te bereiken.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Minister, ik heb daarover reeds in oktober 2014 een schriftelijke vraag gesteld. In uw antwoord stelde u toen dat er binnen afzienbare tijd een grensprotocol zou worden geratificeerd of afgesproken met uw Waalse collega. Nadien heeft ook de heer Vanderjeugd een zelfde vraag gesteld. Er is een overleg geweest, maar er is nog steeds niets concreet. Wat is de stand van zaken? Hoe gaan we aan een oplossing geraken? Het moet eindelijk toch wel eens lukken, dat er een uitkomst komt voor dit dossier.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Collega’s, er zijn inderdaad al gesprekken geweest. Zoals dat gaat, wordt dat eerst technisch voorbereid door de diensten. Zij zitten samen, dat is gebeurd. Er was een constructief overleg in april 2015. Het klopt dat de sfeer goed zit. Tijdens dat overleg werden de mogelijkheden bekeken voor een grensboerregeling, zoals dat heet. Het gaat om transport van eigen geproduceerde mest van het ene gewest naar het andere.
Op basis van het overleg wordt op dit moment gewerkt aan een nota, die zal worden overgemaakt. Op basis daarvan moeten we bekijken of er nog knelpunten zijn en hoe we inderdaad een protocol kunnen maken. We zijn niet negatief gestemd, maar het is zeker nog niet allemaal in kannen en kruiken.
Iets anders is Frankrijk. De uitvoer naar andere lidstaten is op Europees niveau geregeld. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen gehygiëniseerde meststoffen, zijnde gedroogde dikke fracties, en niet-gehygiëniseerde of ruwe meststoffen. Voor de uitvoer van gehygiëniseerde mestproducten is geen invoertoestemming nodig. De producten moeten wel voldoen aan de productnormeringen.
Voor de uitvoer van ruwe dierlijke mest is wel een invoertoestemming nodig van het land van bestemming. In Frankrijk is dat een bevoegdheid van de regionale departementen. Momenteel worden enkel toestemmingen verleend voor de invoer van onbehandelde pluimveemest en paardenmest, maar niet voor andere ruwe mestsoorten. De Fransen vinden dat daaraan te veel gezondheidsrisico’s verbonden zijn.
Het afspreken van een grensboerregeling zou een oplossing kunnen bieden voor onze boeren. Ik heb mijn diensten dan ook de opdracht gegeven om een analyse te maken van de huidige situatie en de redenen voor de weigering. Op basis daarvan zullen we zien of verdere stappen opportuun zijn.
We werken eraan, collega’s. U zegt terecht dat het een heel oud dossier is. We nemen het ter harte en hopen dat we een oplossing kunnen vinden.
De heer Vanderjeugd heeft het woord.
Ja, het is dus nog afwachten wat het overleg zal brengen. Er is nog niet veel concreet nieuws. Ik kijk uit naar meer nieuws, zoals veel landbouwers uit mijn provincie. En we moeten het dossier inderdaad ook van onder het stof halen bij de Franse overheden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.