Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over vrouwelijk ondernemerschap
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister-president Bourgeois.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, het aantal starters in Vlaanderen kent al enkele jaren een stijgende lijn. Aanstaande vrijdag is het de ‘Dag van de Ondernemer’, een initiatief van de Unie van Zelfstandige Ondernemers (UNIZO) om het ondernemerschap in Vlaanderen te promoten en het positieve imago van de ondernemers in de verf te zetten.
Dat is goed nieuws, maar toch kaartten zowel de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) als het Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen (NSZ) een aantal moeilijkheden aan. De SERV gaf recent een advies over ondernemers met een arbeidshandicap die toch problemen ondervinden bij de financiering, begeleiding, informatie en ondersteuning. Gisteren stond in een artikel van het NSZ in de krant dat het aantal vrouwelijke ondernemers is gestegen maar dat het aantal startende vrouwelijke ondernemers is gedaald van 36 naar 34 procent. Het NSZ heeft hierover een onderzoek gedaan: naast problemen met de combinatie tussen arbeid en gezin, zijn er ook problemen met de financiering en de toegang tot vorming en begeleiding. Vrouwelijke ondernemers ondervinden hierbij blijkbaar meer moeilijkheden.
We stellen dus vast dat er nog drempels zijn voor het ondernemerschap, specifiek voor speciale doelgroepen. Anderhalf jaar geleden heeft minister Muyters een mastercall gelanceerd waarin maatregelen tot het stimuleren van ondernemerschap werden opgenomen en waarbij er ook speciale aandacht was voor vrouwelijk ondernemerschap.
Minister-president, is er al een evaluatie van die mastercall? Wat zullen de Vlaamse Regering en de minister van Economie en Werk doen om, specifiek voor doelgroepen, die drempels tot de toegang naar ondernemerschap weg te nemen?
Mevrouw Vanwesenbeeck heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, vrijdag is het inderdaad de ‘Dag van de Ondernemer’. Ik zocht eigenlijk een gelegenheid om dat feest van het ondernemerschap in het parlement te brengen, maar het artikel van het NSZ heeft het in mijn plaats gedaan.
Ik vind het artikel een beetje tendentieus. Het NSZ stelt dat het aantal vrouwelijke ondernemers is gedaald ten opzichte van het totale aantal ondernemers, van 36 naar 34 procent. Dit moet natuurlijk worden genuanceerd want het ondernemerschap positief in het daglicht stellen, maakt dat er meer mensen gaan ondernemen. Dat is voor een deel te danken aan het beleid van minister Muyters. Ik denk dat we hieruit misschien kunnen afleiden dat dit vooral mannen aanspreekt en minder de vrouwen. Het artikel spreekt ook over randvoorwaarden. De combinatie van een gezin met het ondernemerschap is inderdaad niet zo evident.
Minister-president, wat kunt u nog meer doen om het vrouwelijk ondernemerschap in een positief daglicht te stellen? Wat mij vooral verontrust in het artikel, is dat 25 procent van de vrouwelijke ondernemers niet aan collega’s zou aanraden om zelfstandig ondernemer te worden. Dat is toch wel een probleem.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, ik heb de eer om namens minister Muyters te antwoorden. Hij en de Vlaamse Regering stimuleren ondernemerschap bij iedereen, algemeen ondernemerschap, zeer zeker ook bij meisjes en vrouwen, bij mensen met een beperking, bij nieuwkomers, enzovoort.
Hij zal een gedetailleerd onderzoek van de cijfers laten doen. Hij stelt vast dat de stijging van het aantal startende vrouwelijke ondernemers geen gelijke tred houdt met de stijging van het aantal mannelijke ondernemers. Er zijn indicaties dat er een toename is van het aantal mannelijke ondernemers in dienstverlenende beroepen met zeer onregelmatige uren. Denk aan fietskoeriers, taxichauffeurs, Uber, allerlei serviceplatforms. Er is ook een toename van het aantal managementvennootschappen.
Er is in het algemeen ook een toename van ondernemerschap in technologische startups, waar we het probleem kennen van STEM (Science, Technology, Engineering and Mathematics), en het aanzetten van jonge meisjes en vrouwen om ook in technologische richtingen te studeren. Zoals u weet, zijn er een hele reeks maatregelen genomen in het onderwijs. Het onderwijs moet jonge mensen er in het algemeen toe aanzetten om te durven ondernemen, het moet hen daartoe uitdagen en de weg wijzen. Er is ook het ondernemend onderwijs, waar wordt samengewerkt met structurele partners, het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) en de Stichting O&O, die zeer veel moeite doen om meisjes daarbij te betrekken. Er is de WOMED Award. Er zijn coachingtrajecten die worden gesteund. Er is het STEM-actieplan waarbij zowel in het secundair als in het hoger onderwijs wordt ingezet op een toename. We zien ook dat er een toename is van vrouwelijke scholieren en studenten op dat vlak.
Ik kom nog terug op het algemenere probleem van vrouwelijk ondernemerschap.
Wat mensen met een arbeidshandicap betreft, weet u dat de Vlaamse ondersteuningspremie wordt versterkt met ingang van 1 januari 2019. Alle maatregelen met betrekking tot arbeidspostaanpassingen, materieel, outillage, enzovoort zijn ook toepasselijk voor zelfstandigen. Minister Muyters heeft een VIONA-onderzoek (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering) opgestart over de werkzaamheid van arbeidsgehandicapten in het algemeen en de drempels die er zijn. Die studie zal worden opgeleverd eind 2018 of begin 2019. Er is het project Talenticap van het NSZ en een aantal partners, om specifiek in te zetten op de doelgroep van mensen met een beperking.
Naast al die maatregelen hebben bepaalde punten die u aanhaalde in de vragen betrekking op federale bevoegdheden. Ik denk dan aan het sociaal statuut, ouderschapsverlof en het tijdskrediet. Ik begrijp dat minister Denis Ducarme uitgerekend nu met een plan komt. Dat is zeer terecht.
Dan blijft de vraag van de dienstencheques. Het is mijn mening en die van minister Muyters dat het volgende regeerakkoord aandacht moet hebben voor welke maatregelen er in het algemeen genomen kunnen worden om de combinatie arbeid-gezin voor alle tweeverdieners aan te pakken. Voor zelfstandigen rijst dat probleem misschien nog meer. Kunnen we daartoe nog bijkomende maatregelen nemen op het Vlaamse niveau, onze bevoegdheden in acht genomen? De vraag om dienstencheques uit te breiden tot kinderopvang is legitiem en moet dan worden beantwoord. Die kan niet nu omdat het geen deel uitmaakt van het regeerakkoord, en er is ook de begroting 2019. Er moet wel serieus over worden nagedacht.
Als vrouwelijke ondernemers zeggen dat ze het niemand nog zouden aanraden om het te doen, dan kan dat verband houden met de risico’s, maar dat is voor elke ondernemer zo. Bij ondernemen moet je nu eenmaal durven. Je moet durven te springen en je loopt een aantal risico’s. Er zijn zeer grote uitdagingen. Maar bij vrouwelijk ondernemerschap komen de combinatie arbeid-gezin, kinderopvang en kinderzorg daarbovenop. Dat zijn dus legitieme vragen die moeten worden bekeken. Ik denk dat elke partij daar ook wel over zal nadenken in de aanloop naar de verkiezingen van mei 2019.
Op korte termijn is er de VIONA-studie, het actieplan met NSZ, enzovoort. Dat heb ik u meegedeeld.
Ik dank u voor uw omstandig antwoord, minister-president. Anderhalf jaar geleden is die befaamde mastercall gelanceerd. Ik had graag vernomen of er al een evaluatie gebeurd is. Ik zal dat in de commissie aan minister Muyters vragen.
De cijfers – u hebt ernaar verwezen – moeten worden onderzocht. De oorzaken moeten worden nagegaan en hoe we die kunnen wegwerken. Ik denk aan een actieplan of een campagne rond diversiteit in het ondernemerschap. We zetten heel veel in op het promoten van het ondernemerschap, en heel terecht, maar we moeten doelgroepenspecifiek gaan werken met een actieplan. We moeten alle maatregelen kenbaar maken aan potentiële starters, doelgroepgericht. We moeten ook de kredietinstellingen en verzekeringsmaatschappijen en dergelijke informeren, zodat ze elkaar in een kruisbestuiving kunnen bereiken.
Wat de vrouwelijke ondernemers betreft, zou ik een suggestie willen doen. Zoals de collega zei, zou één vrouwelijke ondernemer op vier het aan haar vrouwelijke collega’s afraden. Laat ons met sterke vrouwelijke rolmodellen werken. Dat kan elkaar versterken.
Ik zal misschien in andere woorden herhalen wat de collega zei. Ik wil nog één toevoeging doen. Aangezien het beleid voornamelijk of toch meer mannelijke ondernemers aanspreekt dan vrouwelijke, moeten we misschien de maatregelen die we nemen om het ondernemerschap te stimuleren, onderwerpen aan een gendertoets: spreken we wel iedereen aan?
Heel veel initiatieven brengen bepaalde problematieken en thema’s in het ondernemerschap naar voren. Bijvoorbeeld, het is geen schande om te falen: de Failing Forward-initiatieven. Misschien moeten we ook daar toch iets meer doen voor vrouwelijk ondernemerschap. Het thema is veel te veel onderbelicht.
Ik treed mevrouw Christiaens zeker bij. Hoe kunnen we dat doen? Rolmodellen, rolmodellen en nog eens rolmodellen. Vrouwelijke ondernemers denken altijd dat ze alles perfect moeten doen: thuis en in het bedrijf. Misschien moeten ze ook weleens leren loslaten. Die overtuiging kan alleen maar worden gebracht door vrouwelijke ondernemers met een positief verhaal, een realistisch verhaal. Ze moeten vooral vertellen hoe zij het doen. Dat moeten we meer meenemen in het beleid.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Minister-president, een op vier is het cijfer dat de dames genoemd hebben en dat mij niet echt aanstaat. Er is ook gezegd: ‘Ondernemer dat ben je, of je nu vrouw bent of niet.’ Ik denk niet dat vrouwen een doelgroep zijn. Het zit gewoon in de genen.
De reden waarom veel mensen terughoudend staan tegenover het ondernemerschap, is het statuut. Dat is een federale bevoegdheid. Dit is de grootste oorzaak. Ondernemers hebben een zwak sociaal statuut. Ik zou durven vragen, minister-president, om uw federale collega’s aan te sporen om daar snel werk van te maken. Vlaanderen doet al goede zaken.
Inzake het werkbaar werk van vrouwelijke ondernemers, maar ondernemers in het algemeen, werd het Pact 2020 afgesloten tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners. Daarin wordt afgesproken om het werkbaar werk voor ondernemers te verhogen. We zitten nu aan 50,7 procent, in 2020 wordt dat 55 procent. We hebben nog wat werk voor de boeg.
Wat ik nog wil aanhalen, is de administratieve rompslomp. Heel veel ondernemers steken daar heel veel tijd in. Minister-president, ik wil u vragen om het only-onceprincipe te bekijken. Veel federale en Vlaamse maatregelen overlappen elkaar. Dat brengt heel veel administratieve last mee voor ondernemers.
Op dat laatste punt: u kent het MAGDA-principe (MAximale GegevensDeling tussen Administraties en Agentschappen): vraag niet wat je al weet. Je moet maar één keer gegevens bezorgen, alle databanken worden met elkaar verbonden, ook de federale.
Het nieuwe decreet stelt ook dat iedereen die om gegevens gevraagd wordt, klanten, burgers of ondernemingen, mag weigeren om die een tweede keer te verstrekken, als de overheid die al heeft.
Ik vraag ook altijd opnieuw waar we in Vlaanderen de administratie nog kunnen vereenvoudigen, en ik moet zeggen dat ik daar van Voka, UNIZO en andere organisaties tot nog toe geen antwoord op gekregen heb. Ik daag iedereen wel uit en we staan ook heel open voor administratieve vereenvoudiging.
Daarnaast wil ik erop wijzen dat de metingen van het Planbureau geen echte metingen zijn, maar veeleer een onderzoek naar het aanvoelen van de administratieve last bij ondernemers. Die kunnen natuurlijk niet onder die administratie uit. Je hebt altijd btw-aangiftes, sociale zekerheid, fiscaliteit en, als je mensen tewerkstelt, sociale wetgeving. Ik heb wel vastgesteld – gisteren nog bij een bedrijfsbezoek – dat er tegenwoordig fantastische onlineplatformen bestaan die heel veel van die taken van op afstand in real time uit handen kunnen nemen van ondernemers. Dat kan een van de middelen zijn om vrouwelijk ondernemerschap te stimuleren.
Wat de andere zaken betreft, denk ik dat er inderdaad over het statuut moet worden nagedacht. Het grootste deel is een federale bevoegdheid, maar dat betekent niet dat we in Vlaanderen niet moeten nagaan in welke mate die drempel – want dat is het voor veel vrouwen wel, laat ons daar eerlijk over zijn – van de combinatie arbeid-gezin weggenomen kan worden.
Het debat over de dienstencheques zal gevoerd worden naar aanleiding van de verkiezingen in mei 2019. Dan zullen er keuzes moeten worden gemaakt.
Ik ben het er volkomen mee eens dat het belangrijk is niet alleen dat er rolmodellen zijn, maar ook dat ze in beeld komen. Dat hangt trouwens niet enkel af van de overheid. Hoeveel de overheid ook doet, ook in de media verdient ondernemerschap meer aandacht, zowel rond mannen als vrouwen. Uiteraard moet er tijdelijk of voor langere tijd iets meer aandacht zijn voor geslaagde vrouwelijke ondernemers. Het is belangrijk dat jongeren in tv-series niet altijd geconfronteerd worden met mislukte ondernemers, maar ook voorbeelden van geslaagd vrouwelijk ondernemerschap te zien krijgen. (Opmerkingen van Bruno Tobback)
Dat stimuleert heel veel jonge mensen.
Voorts blijf ik erbij dat er ook in het onderwijs een mentaliteitswijziging nodig is om meer jonge mensen en vooral meer meisjes te overtuigen van een loopbaan als ondernemer. Dat begint al in het kleuteronderwijs. Ik heb nu als grootvader ontdekt dat er STEM-speelgoed (Science, Technology, Engineering and Mathematics) bestaat en ik ben van plan om dat niet alleen aan mijn kleinzonen, maar ook aan mijn kleindochters te geven. Vaak begint het onderscheid tussen jongens en meisjes namelijk al in het kleuteronderwijs. Waarom zou je dat STEM-speelgoed niet evenzeer aan kleutermeisjes geven, zodat ze van jongs af aan met die richtingen geconfronteerd en erdoor uitgedaagd worden? (Opmerkingen van An Christiaens)
Wetenschap en techniek wordt nu in het vijfde en zesde leerjaar van alle lagere scholen zonder onderscheid aan iedereen onderwezen, idem in de eerste graad van het secundair onderwijs. Dat laat toe om talenten te ontdekken en het laat jonge mensen en ook jonge meisjes toe om vast te stellen dat ze er talent voor hebben en ze het graag doen. Ik denk dus dat we daar langzaamaan opschuiven naar een toegenomen interesse voor die richtingen, wat we ook terugzien in de resultaten van het STEM-actieplan. Daar moeten we allemaal aan meewerken: de overheid, de media en ook het onderwijs.
Ik wou dat gewoon braaf aan Sinterklaas vragen. Ik weet niet wat uw suggestie is. (Opmerkingen van Bruno Tobback. Gelach)
Minister-president, dat er op federaal niveau bepaalde drempels moeten worden weggewerkt, mag ons niet ontslaan van onze Vlaamse verantwoordelijkheden, want we hebben mogelijkheden om die drempels weg te werken en het ondernemerschap te stimuleren. U hebt een heel arsenaal aan voorbeelden gegeven die we volgens mij allemaal kunnen onderschrijven. Het essentiële is echter nog altijd om ondernemerschap positief te stimuleren, en dat kan volgens mij ook door die sensibiliseringscampagnes en door positieve voorbeelden te geven rond het ondernemerschap in het algemeen. Laat ons daarbij zeker niet onze doelgroep uit het oog verliezen. We kunnen hier samen aan werken.
De maatregelen die genomen zijn, zijn uiteraard goed en hebben ook hun effect. Ik zie ook hoe de perceptie ten opzichte van ondernemerschap de laatste tien à vijftien jaar veranderd is. Die is veel positiever geworden.
Maar ik draai de klok even terug. Toen Kris Peeters minister-president was, nodigde hij een aantal vrouwelijke ondernemers uit en vroeg hen hem eens een aantal quick wins voor vrouwelijke ondernemers te geven. Ik heb daar toen mijn hoofd over gebroken, maar kwam er na één seconde eigenlijk al uit. Als die combinatie tussen gezin en ondernemerschap nu eens zou kunnen worden verlicht, zou dat een wereld van verschil kunnen maken.
We zijn nu meer dan tien jaar verder. Ik wil er nog eens op aandringen: dat moet worden verlicht, zodat vrouwen positiever tegen vrouwelijk ondernemerschap aankijken. (Applaus bij de meerderheid)
De actuele vragen zijn afgehandeld.