Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de resultaten van de STEM-monitor (Science, Technology, Engineering and Mathematics), in het bijzonder voor het technisch en beroepssecundair onderwijs
Verslag
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Minister, het STEM-actieplan van de Vlaamse Regering heeft als doel de instroom, doorstroom en uitstroom van scholieren te verhogen in exact-wetenschappelijke, wiskundige, ingenieurs- en technische richtingen, en ten gevolge daarvan de tewerkstelling van deze profielen in de respectieve sectoren te doen toenemen. Via de STEM-monitor wordt de voortgang van de instroom, doorstroom en uitstroom in de STEM-gerelateerde richtingen in het secundair en hoger onderwijs gemeten.
De cijfers van het schooljaar 2010-2011 vormen de nulmeting waarmee van jaar tot jaar wordt vergeleken welke evoluties zich voordoen op het vlak van STEM. Jaar na jaar stellen wij een positieve evolutie vast. Het aantal jongeren dat een STEM-opleiding volgt, blijft stijgen. Ook het aandeel meisjes blijft stijgen, hetzij minder ambitieus dan de vooropgestelde doelstellingen.
In het regeerakkoord staat dat we werk maken van de opwaardering van het beroeps- en technisch onderwijs. Het is zorgwekkend dat de positieve STEM-evolutie zich enkel doorzet in het aso-onderwijs en dat in het technisch en beroepsonderwijs STEM stagneert.
Welke conclusies trekt u uit de nieuwe gegevens van de STEM-monitor? Welke initiatieven wilt u nemen om het perceptieprobleem aan te pakken? Hoe wilt u werk maken van de opwaardering van het beroeps- en technisch onderwijs? Hoe zult u ervoor zorgen dat leerlingen en ouders beter vertrouwd geraken met het beroeps- en technisch onderwijs en de latere kansen op de arbeidsmarkt?
De heer De Meyer heeft het woord.
‘STEM is hip, behalve in bso en tso’, schreef De Standaard onlangs. Daarop kwam reactie van het provinciaal onderwijs dat enkele voorbeelden aanhaalde van innovatieve STEM-projecten in tso- en bso-opleidingen.
Reeds bij de start van het STEM-actieplan drukten verscheidene betrokkenen uit tso en bso de vrees uit dat een toename in de aso-STEM-richtingen misschien nadelig zou kunnen zijn voor de technische en beroepsopleidingen in het secundair onderwijs. Sommigen vreesden voor een afname van de leerlingenaantallen in de meer abstracte tso-richtingen, maar dat geldt alvast niet voor de tso-studierichting Industriële Wetenschappen die in de recente STEM-monitor zelfs een stijgend leerlingenaantal kent. Opmerkelijk is bovendien dat de opleidingen die in Vlaanderen als STEM geklasseerd worden, niet volledig identiek zijn met die in andere landen.
De terugval qua leerlingenaantallen zit vooral in de bso-studierichtingen die opleiden naar uitvoerende STEM-opleidingen. Ook de STEM-monitor geeft aan dat deze situatie opvolging behoeft.
Minister, welke mogelijkheden ziet u voor stimulansen specifiek naar de uitvoerende STEM-opleidingen en het nijverheidstechnisch onderwijs? Gelden de cijfers van de STEM-monitor over stijgend succes in STEM ook als men de internationale omschrijving van STEM hanteert? Moeten we hieruit eventueel conclusies trekken?
Minister Crevits heeft het woord.
De STEM-monitor geeft jaarlijks de cijfers van instroom, doorstroom en uitstroom van leerlingen en studenten in STEM-richtingen. Ik vind het zeer hoopgevend dat veel indicatoren op groen staan en de goede richting uitgaan. Drie van de vijf doelstellingen die het STEM-platform heeft vooropgesteld voor 2020, zijn nu al behaald. Meer dan een op drie studenten, namelijk 34,4 procent, start aan de universiteit in een STEM-richting en meer dan vier op tien hiervan zijn meisjes. Dat zijn heel hoopgevende evoluties. U weet dat de STEM-monitor kadert in het STEM-actieplan dat ik samen met minister Muyters probeer te initiëren.
Uiteraard is het spijtig dat tso en bso inzake STEM nog geen even hoge vlucht maken als het aso omdat we nood hebben aan alle STEM-profielen. Ik wil daar toch twee kanttekeningen bij maken. Ten opzichte van de nulmeting van 2010 blijft er zowel in tso als in bso bij de instroom in de tweede graad een positieve evolutie. We moeten dus met alle partners samen inspanningen leveren om ervoor te zorgen dat dit de voorbode is van de gewenste kentering in de derde graad. Als je de instroom in de tweede graad niet hebt, kun je niet verwachten dat het plots beter wordt in de derde graad.
Er zijn binnen bso en tso tussen de studierichtingen zeer grote verschillen. Deze detailgegevens werden dit jaar voor het eerst opgenomen in de STEM-monitor. Het is heel belangrijk om dat te bekijken. Er zijn als het ware winnaars en verliezers.
Ik ben zeer tevreden dat de abstracte richtingen binnen tso, zoals industriële wetenschappen, tot de winnaars behoren. U weet dat er een grote vrees was dat de STEM-dynamiek in aso ervoor zou zorgen dat de industriële wetenschappen zouden leeglopen. Dat is niet het geval. De industriële wetenschappen worden beter. Er worden geen leerlingen weggekaapt door het aso.
De informatie over de belangrijke verschillen maakt het ook mogelijk om een meer gericht beleid te voeren, in dialoog met de sectororganisaties. Dat is de reden waarom we de moeite doen om zo in detail te gaan.
Hoe gaan we die aantrekkelijkheid nu verder aanpakken? STEM staat hoog en positief op de agenda van de ondernemersorganisaties, maar ook van de onderwijsverstrekkers met de pedagogische begeleidingsdiensten, de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), de regionale technologische centra (RTC’s), de Vlaamse Scholierenkoepel. STEM zit ook vervlochten in de vrije tijd, onder andere via de 106 Vlaamse STEM-Academies.
Maar we moeten extra inspanningen leveren. De uitrol van de modernisering secundair onderwijs, met de nieuwe geïntegreerde STEM-eindtermen, kan daar zeker een rol in spelen. Daarnaast is er ook de implementatie van het systeem van duaal leren. Uit het proefproject ‘Schoolbank op de Werkplek’ blijkt dat daar heel wat STEM aan bod komt. Sowieso heeft dat systeem van leren op school en op de werkvloer nog groeimarge om de maatschappelijke positionering van tso en vooral bso te verbeteren.
Wij leverden ook al inspanningen om technisch en beroepsgeoriënteerde scholen kansen te geven om te investeren in ‘state of the art’ infrastructuur. Ik verwijs daarvoor naar de 5 miljoen euro bijkomende werkingsmiddelen.
Omdat ik de volgens mij onterechte tendens al een aantal jaren vaststel, hebben we eind 2017 een ruime kwalitatieve bevraging gedaan bij tso en bso en bij een brede professionele kring rond tso en bso, het zogenaamde InnoVET-project. Op basis van die bevraging wil ik extra inzetten op de professionalisering en innovatie in het arbeidsmarktgerichte onderwijs. We willen de resultaten ook koppelen aan een stappenplan, afgestemd met alle betrokkenen. Vandaag maken we samen met de RTC’s ook werk van specifieke bijscholingsinitiatieven voor tso- en bso-leerkrachten.
Een derde knelpunt is wat mij betreft de technologische uitrusting. In dat kader hebben we met de Vlaamse Regering een fiche ingediend bij het Overlegcomité om in fiscale stimuli te voorzien voor ondernemingen die technologische uitrusting schenken aan scholen of voor bedrijven die samen met scholen willen investeren in de technologische uitrusting. Het is bijzonder spijtig als je zelf gestudeerd hebt in een technische of een beroepsrichting, en je komt twintig jaar later weer in die school en het is nog altijd hetzelfde materiaal dat gebruikt wordt. We moeten daar dus echt innovatie binnenbrengen, vandaar onze voorstellen.
Onze indeling van STEM-studierichtingen is gebaseerd op het advies van de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI) en is ook afgestemd met VDAB. In de STEM-monitor hebben we ook een internationale vergelijking betreffende de initiële inschrijvingen in het hoger onderwijs, op basis van de OESO-definitie van ‘Education at a Glance’. In die publicatie vindt u de gegevens enkel voor het meest recente jaar waarvoor we een internationale vergelijking konden maken. In het academiejaar 2014-2015 kiest in Vlaanderen een op de vijf jongeren voor een STEM-opleiding, volgens de heel smalle OESO-definitie. Als we die internationale cijfers erbij nemen voor vorige academiejaren, zien we ook hier een stijging van de inschrijvingen. Dat is dus een heel goede zaak.
Op die basis kunnen we besluiten dat de vooruitgang die we boeken in STEM, zich zowel bevindt bij de opleidingen die internationaal als STEM worden bestempeld, als bij de opleidingen die we in Vlaanderen als STEM bestempelen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Bedankt, minister. De bezorgdheid die wij hebben rond het beroeps- en technisch onderwijs, bestaat al een tijdje, vandaar dat we een beetje teleurgesteld waren in die tendens. We zijn natuurlijk wel blij dat het aso de STEM-profielen aantrekt. Ik weet niet of u het nog weet, maar tijdens een actuele vraag, twee of drie jaar geleden, heb ik het op een bepaald moment een rage genoemd dat alle eerstegraadsrichtingen aso een STEM-opleiding begonnen op te starten. Ik was bezorgd of de vlag de lading wel dekte, omdat ons bso en tso daar al een mooi aanbod in hadden. Zij leken de nieuwigheid van die STEM-richtingen toen al te missen. Die nieuwe richtingen in het aso werden heel vaak opgestart in de eerste graad. Dat waren eerstegraad STEM-richtingen, om de nieuwe studenten daar ook naartoe te lokken.
Nu beginnen we overal, meer dan onze fractie dat wenst, te zien dat scholen een brede eerste graad beginnen op te starten. Nu is onze bezorgdheid in welke mate we hier nog een sterke eerste graad gaan behouden in de aso-STEM-richtingen, en in welke dat een beetje verloren zal gaan in die vaak brede eerste graad, waarvoor zo prominent reclame wordt gemaakt in sommige scholen.
Wat u aangeeft voor tso en bso, het inzetten op innovatie, vinden we natuurlijk een heel goede zaak. We gaan dat uiteraard mee opvolgen. Ook infrastructuur en materialen: we denken dat dat zeker een bijzonder gegeven is.
Wat nog een bezorgdheid is, is dat net die studierichtingen in het bso en tso die een tekort aantonen op de arbeidsmarkt, zowel in het eerste jaar van de tweede graad als in het eerste leerjaar van de derde graad, erop achteruitgaan. In welke mate kunt u daar samen met collega Muyters nog meer op inzetten? Dat gaat dan over bouw, hout, lassen-constructie, elektrotechnieken, elektrische installatietechnieken. Al die zaken waar de arbeidsmarkt zo vragende partij voor is, daar kunnen we misschien nog een extra incentive aan geven, om dat nog meer te promoten.
De heer De Meyer heeft het woord.
Collega's, de vakscholen van vijftig jaar geleden zijn gedurende een aantal decennia geëvolueerd naar nijverheidstechnische scholen, en de laatste jaren evolueren ze naar scholen voor wetenschap en techniek. Als ik merk welke evoluties er op het veld plaatshebben, dan denk ik dat schoolbesturen en schoolteams enorme inspanningen hebben gedaan. Als ik luister naar mensen uit deze onderwijsvorm, dan hoor ik toch wel de grote zorg om op dit vlak ook voldoende ondersteuning en permanent voldoende beleidsaandacht te krijgen.
Ik denk dat het bijzonder belangrijk is, minister, collega's, dat we in de samenleving het besef hebben dat ook in die onderwijsvorm excellente leerlingen opgeleid worden en dat ze daarvoor alle ondersteuning moeten krijgen.
Collega's, ik wil nog één klein luikje toevoegen aan deze vraag, dat we niet mogen vergeten. We hebben het secundair onderwijs en de richtingen daar. We hebben de eerste graad, waar we in de basisopties een duidelijk onderscheid hebben tussen STEM wetenschappen en STEM technieken. We moeten dat onderscheid goed benadrukken. In sommige scholen waar STEM wetenschappen wordt gegeven, zie ik immers drones en allerlei andere zaken opstijgen. Die leerlingen denken dan dat ze een drone in elkaar gaan steken, maar die komen niet tot het in elkaar steken van een drone, terwijl dat bij STEM technieken wel gebeurt. Dat is toch ook een belangrijk punt. We moeten bewaken dat beide profielen belangrijk zijn en ook evenwaardig zijn.
We zullen straks in de vergadering nog bekijken of we in Londen een werkbezoek kunnen doen rond ICT en dergelijke meer. In Kopenhagen hebben we LEGO Education bezocht. Ook daar zit al een belangrijk punt om de profielen van die leerlingen duidelijk te maken en ook het onderscheid te maken tussen wat STEM wetenschappen en wat STEM technieken is, zodoende dat de specifieke profielen van die scholen en die opleidingen ook behouden blijven en het niet één grote doos wordt, waarvan noch ouders, noch leerlingen, noch leerkrachten lager onderwijs in het kader van advisering, nog weten wat erin zit. Dat is ook iets dat we niet mogen vergeten.
Minister Crevits heeft het woord.
Het is heel interessant dat we die monitor in het leven geroepen hebben en dat we nu zelfs op richtingniveau kunnen kijken hoe alles evolueert.
Dit geeft mij de kans om met de sociale partners te gaan kijken hoe we initiatieven kunnen opzetten om in die richtingen waar er grote tekorten zijn, zoals hout en bouw, de aantrekkelijkheid te behouden. We hebben een STEM-didactiek uitgewerkt voor de abstracte STEM-richtingen. Er is grote nood aan een innovatieve didactiek, ook voor de bso- en tso-richtingen. Ik heb dat ook besproken met de mensen die de didactiek ontwikkeld hebben. Want je moet tot een innovatieve didactiek kunnen komen.
U moet nu eens een beroepsrichting gaan bezoeken. De tijd dat dat allemaal handvaardigheid was, is voorbij. In Torhout hebben ze nu een nieuwe technische school. Als je daar leert lassen, leer je eerst virtueel lassen. Dat is in een virtuele realiteit – ik vind het ook heel plezant om te zien dat meisjes supernauwkeurig kunnen lassen – en dan ga je naar de echte omgeving. Die innovatie moet binnenkomen, ook in het technisch en beroepsonderwijs.
Bij de modernisering van het secundair onderwijs hebben we duidelijke keuzes gemaakt. Ik was wat verrast, collega Krekels, toen u begon over de brede eerste graad. Ik zie die brede eerste graad niet. Ik heb heel wat ervaring met middenscholen. Dat zijn scholen die alle leerlingen in een eerste graad samen zetten. Maar ook daar maakt men heel duidelijk het onderscheid in de opties. Het voordeel van zo'n middenschool, die ik helemaal geen brede-eerstegraadschool noem, is dat je gemakkelijker – en dat zien wij wel, vanuit de ervaringen die er zijn – de sprong maakt naar het technisch onderwijs in de tweede graad. Als je de kans hebt om ook wat technische vaardigheden in die eerste twee jaar te hebben en tegelijk ook cognitief uitgedaagd te worden, dan kun je in de tweede graad, als je zeer handvaardig bent, naar het technisch onderwijs gaan. En met onze matrix zie je nu ook dat er binnen dat technisch onderwijs studierichtingen zijn die perfect voorbereiden op dat hoger onderwijs. Daar moeten we veel meer werk van maken, om jongeren op die wijze goed te oriënteren.
U spreekt over de brede eerste graad. Ik ben niet voor die eenheidsworst. Ik heb dat al vaak proberen te zeggen: een sterke basisopleiding voor iedereen, maar wel opties die je kunt kiezen. Collega Daniëls maakt het onderscheid tussen STEM wetenschappen en STEM technieken. Dat is een bewuste keuze, en daar gaan scholen ook op een bewuste manier mee moeten omgaan, maar ze zijn natuurlijk vrij om te programmeren wat ze willen programmeren, mits afspraken.
Collega De Meyer, ik dacht dat u verwees naar Provil, de school in Lommel, waar men een heel innovatief gebouw gezet heeft, waarvoor de materialen geschonken zijn door de bedrijven. Dat was volledig gratis. Je ziet daar een zeer innovatieve school die gebouwd is, waar samengewerkt wordt tussen bedrijfswereld en jongeren, en de grote aantrekkingskracht die dat kan hebben op ouders, die daar zien dat de opleidingen echt geënt zijn op de praktijk.
We moeten er op vele fronten aan werken. Ik zie wel, ook als ik de DBFM-scholen zie, de technische scholen, de campussen die gebouwd zijn, een positieve tendens. Ik hoop dat dit ook vruchten zal afwerpen. En ik neem de suggesties die door de collega’s gedaan zijn, zeker mee.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Bedankt voor uw verdere toelichting, minister. Die innovatieve didactiek zal inderdaad een heel belangrijke sleutel zijn in de promotie van die studie in het beroeps- en technisch onderwijs. Ik hoop dat mensen daar zicht op gaan krijgen en dat ze inderdaad zien dat hun kinderen in die verschillende vormen en in dat verschillende aanbod zeker goed opgeleid worden naar ofwel de arbeidsmarkt of het hoger onderwijs.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, het is misschien ten overvloede, maar u weet dat ik een grote pleitbezorger ben om de extra middelen die u vorig jaar hebt uitgetrokken, voor volgend schooljaar opnieuw in te schrijven voor de nijverheidstechnische en bijhorende richtingen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.