Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Soens heeft het woord.
Collega's, minister-president, in januari vorig jaar diende de Wereldoorlog I-stuurgroep van het agentschap Onroerend Erfgoed een dossier in om 16 Waalse en 27 Vlaamse wereldoorlogsites te laten erkennen als Werelderfgoed. Het is de International Council on Monuments and Sites (ICOMOS) die over de procedure gaat. Daarom kwam vorig najaar een delegatie van ICOMOS op missie om de sites te bezoeken. Daarnaast bestudeerden enkele van hun collega’s het dossier zonder terreinbezoek. Er was een gesprek om eventuele onduidelijkheden in het WO I-werelderfgoeddossier uit te klaren. Uit dat gesprek bleek dat ICOMOS weliswaar kritisch was, maar veel appreciatie kon opbrengen voor het dossier en de voorbereiding ervan.
Met het tussentijdse evaluatierapport begin dit jaar viel echter het verdict dat het ICOMOS-panel het dossier niet van uitzonderlijke universele waarde beschouwt. Zij adviseren dan ook om de sites niet in te schrijven op de Werelderfgoedlijst.
Het ziet ernaar uit dat het panel het dossier te veel vereenzelvigd heeft met oorlogsvoering. Er zou een beweging aan de gang zijn binnen UNESCO om oorlogsgerelateerd erfgoed niet te erkennen. De reden daarvoor zou zijn dat men geen precedent wil creëren en de Werelderfgoedlijst niet wil openzetten voor ander conflict- en oorlogsgerelateerd erfgoed. We zagen een gelijklopend verhaal bij de eerdere evaluatie van de herinneringseducatie en de Last Postceremonie in Ieper voor de UNESCO-lijst van waardevol immaterieel erfgoed. Het dossier van de Belgische oorlogspers dat men wilde laten opnemen in het Memory of the World Register liep om dezelfde reden fout.
De stuurgroep besloot echter de evaluatieprocedure voort te zetten. Eind februari dienden de Vlaamse, Franse en Waalse partners hun antwoord in bij het panel. ICOMOS zal zich nu een tweede keer buigen over het dossier. De definitieve beslissing zal worden genomen op de jaarlijkse sessie van het Werelderfgoedcomité van 24 juni tot 4 juli in Bahrein. De WO I-stuurgroep zal blijven lobbyen bij ICOMOS, UNESCO en de leden van het Werelderfgoedcomité om hen van de waarde van ons WO I-erfgoed te overtuigen.
Minister-president, wat is uw inschatting van het dossier? Waar liep het fout om erkenning te krijgen van onze WO I-sites tot werelderfgoed? Het is nog niet definitief, maar het tussentijdse evaluatierapport is niet positief. Welke initiatieven zult u nemen om de sites toch tot te laten opnemen op de lijst?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik wil beklemtonen dat er nog geen beslissing is genomen met betrekking tot de erkenning. Het definitieve besluit over de nominatie zal worden genomen tijdens de jaarlijkse zitting van het Werelderfgoedcomité. De sessie van 2018 heeft plaats van 24 juni tot 4 juli in Bahrein.
Het WO I-werelderfgoeddosier is de voorbije jaren meerdere malen aan bod gekomen in deze commissie. Het definitieve dossier is op 30 januari 2017 ingediend bij het Werelderfgoedcentrum. Het is een zeer lijvig dossier van meer dan duizend pagina's. Ik wil er nog eens op wijzen dat we dat gezamenlijk gedaan hebben met Wallonië en Frankrijk, maar Vlaanderen was echt de trekker.
Dat is een omstandig en uitgewerkt dossier. Er was heel veel overleg. Er werden heel veel afspraken gemaakt, ook ter plaatse, met de gemeenten en alle betrokken belanghebbenden. Mijn dank en waardering gaat uit naar het agentschap, meer bepaald naar de persoon die dat dossier heeft getrokken.
Na een positieve controle op zijn volledigheid werd het dossier ter advies voorgelegd aan ICOMOS, het onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan van het Werelderfgoedcomité. Op 24 januari 2018 heeft ICOMOS zijn tussentijdse evaluatierapport bezorgd. Het ICOMOS-panel concludeert dat ons dossier geen uitzonderlijke universele waarde vertegenwoordigt, en adviseert daarom een niet-inschrijving op de Werelderfgoedlijst. Dit strenge besluit komt tot stand op basis van voornamelijk principiële argumenten. ICOMOS hanteert, naar onze mening, een eerder eenzijdige kijk op het dossier, waarbij vooral het oorlogsgerelateerde karakter ervan wordt belicht. ICOMOS negeert, volgens ons, dat het dossier volledig in lijn ligt met de principes die aan basis lagen van de oprichting van UNESCO. Dit is geen dossier over de slagvelden van WO I, met alle mogelijk associaties met oorlog, geweld, triomfalisme… Het is een dossier dat gericht is op de begraafplaatsen en herdenkingssites van WO I, op vrede, waarden, individuen, verzoening…
De uitzonderlijke universele waarde kan worden samengevat in één groot kenmerk: voor het eerst in de geschiedenis werd op een nieuwe manier omgegaan met de dood van soldaten. Zij kregen voor het eerst in de geschiedenis een individueel graf. Dat gebeurde door toedoen van hun kameraden, de lokale bevolking en, achteraf, door de staten. Dit werd toegepast op een systematische en wederkerige manier, ongeacht afkomst, rang, nationaliteit, cultuur, sociale klasse of overtuiging van de gesneuvelden. Deze aanpak werd daarna bestendigd door de Conventie van Genève van 1929.
Wij verwijzen naar minstens drie van de tien door UNESCO geïdentificeerde criteria. Vertaald naar ons dossier zijn dit de volgende criteria.
Criterium drie. De sites zijn de getuigen van de veralgemening van een nieuwe traditie: elke soldaat gedood in de strijd wordt individueel herinnerd ongeacht rang, cultuur, klasse, overtuiging, geloof, nationaliteit... Ze zijn begraven in een individueel graf en hun naam wordt vermeld op een monument. Criterium vier. De creatie en veralgemening van een nieuwe typologie van nationale modellen van gebouwen, gebouwen en monumenten met uitzonderlijke architecturale of landschapsarchitecturale kwaliteiten. Criterium zes. Deze sites zijn het onderwerp van een blijvende en levende herinnering die is geëvolueerd tot een oproep tot vrede en verzoening die door de internationale gemeenschap wordt gedeeld via talrijke herdenkingen en bezoeken.
Het dossier lijkt het slachtoffer te worden van de beweging binnen UNESCO-kringen die vindt dat conflictgerelateerd erfgoed geen plaats heeft binnen de UNESCCO-conventies. Vlaanderen is daarbij op dezelfde muur gebotst als bij de evaluatie van de ‘Herinneringseducatie en de Last Post-ceremonie in Ieper’ voor de UNESCO-lijst van waardevol immaterieel erfgoed en bij het dossier om de Belgische oorlogspers op te nemen in het Memory of the World Register van UNESCO.
We hebben er van bij de aanvang op gewezen dat recent conflictgerelateerd erfgoed binnen de context van de Werelderfgoedconventie een gevoelig onderwerp is. Onze vrees is jammer genoeg tot nu toe bewaarheid. ICOMOS sprak wel appreciatie uit voor het verrichte werk. Deze nominatie is een van de meest complexe Werelderfgoeddossiers die ooit werden ingediend. Er is jaren aan gewerkt. Het document telt meer dan duizend pagina’s. Het is een interlandelijk dossier. We hebben Frankrijk en Wallonië zo ver gekregen dat ze hebben meegewerkt. Het dossier omvat 139 locaties in twee landen, verenigt honderden belanghebbenden, verspreid langs een 700 kilometer lange voormalige frontlinie.
Dat er bij een dossier van een dergelijke omvang en complexiteit vragen opduiken over het technische luik, het selectieproces, het ingezette beschermingsinstrumentarium of de opgezette beheersstructuur, lijkt mij logisch. Er zijn vragen gesteld. We hebben die vragen beantwoord. We hebben ook bijkomende informatie verstrekt. Ik heb het er moeilijk mee wanneer de thematiek, de uitzonderlijke universele waarde en de criteria om de uitzonderlijke universele waarde aan te tonen, in twijfel worden getrokken.
ICOMOS heeft een nogal eenzijdige visie op de nominatie aangenomen, waarbij de nadruk wordt gelegd op het oorlogskarakter van het dossier. Het is duidelijk dat hier de angst meespeelt om een precedent te scheppen en de Werelderfgoedlijst open te stellen voor ander conflictgerelateerd erfgoed. Hier echter gaat het over herdenking, vrede, verzoening en de grondprincipes die aan de basis lagen van de oprichting van UNESCO.
Samen met onze Waalse en Franse partners doen we er alles aan om de begraafplaatsen en herdenkingssites van de Eerste Wereldoorlog te laten erkennen als Werelderfgoed. We werken dus verder aan het dossier omdat de drie partners van mening zijn dat het internationale herdenkingskarakter van deze nominatie een erkenning als Werelderfgoed verdient. Wij bewandelen daarbij een inhoudelijk en een diplomatiek spoor.
De inhoudelijke dialoog hebben we gevoerd met ICOMOS. Na ontvangst van het tussentijdse rapport hebben we aanvullende informatie bezorgd aan ICOMOS, waarbij de bezwaren en bedenkingen van ICOMOS een antwoord hebben gekregen. We hebben ook een behoorlijk lijvige inhoudelijke repliek van een honderdtal pagina’s bezorgd. Het ICOMOS-panel zal een definitieve aanbeveling opstellen en bezorgen aan het Werelderfgoedcentrum. Deze aanbeveling vormt de basis voor een ontwerpbesluit dat aan het Werelderfgoedcomité wordt voorgelegd en zes weken voor de start van de jaarlijkse vergadering van het Werelderfgoedcomité openbaar wordt gemaakt. We verwachten dit rond 15 mei 2018.
Op diplomatiek vlak wordt ingezet op informatieverstrekking naar alle lidstaten van de Werelderfgoedconventie. We hebben hiervoor communicatiemiddelen uitgewerkt, zoals een folder, een managementsamenvatting en een presentatie in het Engels en het Frans. Er wordt tevens gericht contact gelegd met de 21 landen die momenteel lid zijn van het Werelderfgoedcomité. Op dit ogenblik zijn er maar twee Europese landen lid, als ik het goed heb. Dat gaat met een beurtrol. We nemen contact op met al die landen. Alle UNESCO-ambassadeurs zijn vertegenwoordigd in Parijs. Ze werden uitgenodigd op een infosessie. Ze krijgen alle informatie.
Er was op 21 maart 2018 in Parijs een toelichting over ons WO I-Werelderfgoeddossier. Er waren ongeveer veertig UNESCO-lidstaten aanwezig, waaronder zes comitéleden, vaak op het niveau van de ambassadeur. Dit was een groot succes. De respons was positief, maar iedereen besefte daar dat we ons in een moeilijke positie bevinden gelet op de negatieve tussentijdse evaluatie van ICOMOS. Er werd heel veel appreciatie geuit voor het dossier en voor de open communicatie over het dossier.
Het definitieve besluit over de nominatie komt er in de zomer tijdens de jaarlijkse zitting van het Werelderfgoedcomité. Het Werelderfgoedcomité volgt niet altijd de definitieve aanbeveling van ICOMOS. Een aanbeveling om niet in te schrijven is echter nog nooit gewijzigd in een positieve beslissing tot inschrijving. Als we dit verkrijgen, zal het dus een precedent zijn. Als ICOMOS bij zijn standpunt blijft, zou het een primeur zijn indien we erin zouden slagen om tot een positieve beslissing te komen.
Het is niet de eerste keer dat in het Werelderfgoedcomité een debat wordt gevoerd over conflictgerelateerd erfgoed.
Ik wijs op de verhitte discussies die in 1979 voorafgingen aan het inschrijven van het concentratiekamp van Auschwitz en in 1996 van de ruïnes van Hiroshima. Uiteindelijk zijn die wel opgenomen in de Werelderfgoedlijst. We hebben alles gedaan wat in onze mogelijkheden lag en we hebben een zeer goed dossier opgemaakt. We krijgen daar alle lof voor. We hebben ICOMOS ook een omstandig antwoord gegeven en we hebben een diplomatiek offensief gedaan. Finaal zal het nu afhangen van de tweede aanbeveling die ICOMOS zal doen. Als die positief is, hebben we een goede basis. Als die negatief blijft, is het een dubbeltje op zijn kant of het tot een erkenning zal komen.
Mevrouw Soens heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Het definitieve besluit mogen we pas verwachten in juni of juli van dit jaar, maar als het tussentijds advies niet positief is, stemt me dat ongerust over het definitieve besluit. Ik mag wellicht voor alle partijen spreken als ik zeg dat die sites van groot belang zijn voor de herinneringseducatie en de vredeseducatie en om Vlaanderen als vredesregio op de kaart te blijven zetten. U zei eerder al, naar ik meen in een antwoord op een actuele vraag van mevrouw Van Werde, dat het toch zeer moeilijk zou zijn omdat militaire begraafplaatsen nog nooit zijn opgenomen op de werelderfgoedlijst. Daarom zou het best wel moeilijk zijn om dat klaar te spelen.
Hebt u, na uw diplomatieke contacten, al meer zicht op de vraag of dit intussen toch aan het keren is? In het jaar dat we de honderdste verjaardag van het einde van WO I gedenken, is het een belangrijk signaal dat die sites worden erkend als werelderfgoed en dat we op die manier ook na 2018, kunnen verzekeren dat die sites blijvend kunnen worden ontsloten voor het grote publiek. Zo kunnen ze blijven dienen als middel voor herinneringseducatie en vredeseducatie.
De heer De Croo heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord en voor de verlichtingsbenadering die ik erin terugvond. In Wallonië en in Vlaanderen zijn er 43 sites. Er zijn er ook een groot aantal in Noord-Frankrijk. Er is een mogelijkheid om samen te werken met de Franse autoriteiten, dat blijkt uit uw antwoord. UNESCO wordt geleid vanuit de Franse hoofdstad en we hebben daar toch wat contacten.
Wat mij een beetje stoort, is dat er een principieel standpunt wordt ingenomen, niet naar de inhoud maar vooral met betrekking tot de oorzaak die aan de basis ligt van het feit dat deze resten van WO I als erfgoed worden beschouwd. Misschien moet men dat nauwkeuriger omschrijven, zodat men later niet in een situatie terechtkomt, die men met betrekking tot andere, geografisch beperkte, conflicten de laatste jaren heeft gezien.
Kortom, u hebt een uitstekend antwoord gegeven en ik hoop dat u in uw opzet zal slagen, mede dankzij de samenwerking met Frankrijk, dat meer sites telt dan de 43 sites in ons land.
De heer Caron heeft het woord.
Minister-president, ik dank u. Ik heb een zeer ambigu gevoel over deze situatie. De vraag van mevrouw Soens bevindt zich op een interessant raakvlak van erfgoedzorg en oorlogsherinnering. Net daardoor ligt het misschien zo moeilijk.
Als we de analyse zouden maken van het werelderfgoed dat vandaag wel erkend is, zullen we veel sites terugvinden die wel degelijk verband houden met oorlog, met kolonisering of met geweld in de geschiedenis. Heel veel beschermd erfgoed is een resultante van onrechtvaardige praktijken. Hoeveel grootse kerken in de wereld zijn er niet gebouwd in onmenselijke omstandigheden? Als je de ethiek die achter de situatie zit mee in rekening brengt in de beoordeling, komen we op zeer glad ijs. Mijn vertrouwen in UNESCO krijgt een flinke deuk als dit zo doorgaat. Dan vind ik dat het een sterk gepolitiseerde beoordeling lijkt te worden, die niet vertrekt van de situatie zoals ze is, en zoals wij de bescherming in Vlaanderen en in Noord-Frankrijk als middel voor educatie hanteren. Dat is immers een doelstelling die perfect in harmonie is met de doelstelling van UNESCO zelf. Dat is volgens mij nog het meest bevreemdend. De hele vredesgedachte is immers één van de bouwstenen van UNESCO. Mochten we nu nog de slagvelden willen beschermen, zou het al een moeilijkere kwestie zijn, maar zo is het niet.
Minister-president, ik heb een bijkomende vraag, waar u misschien om allerlei redenen niet op zult kunnen antwoorden. Welke echte motieven, behalve het vermijden van conflictzones en ‘conflictgerelateerd’ erfgoed, zitten daarachter? Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat het andere motieven zijn dan die welke uitgesproken worden. Ik hoop dat de keuzes niet bepaald worden door een internationaal politiek systeem.
Ik sluit me helemaal aan bij wat de heer De Croo heeft gezegd. We moeten in dezen de diplomatieke relaties van Vlaanderen en van België, gelet op de bicommunautaire aanpak van dit dossier, maximaal aanspreken om de misinterpretatie, waarvan ICOMOS in dit dossier blijk geeft, te bestrijden. Ik zou het gruwelijk vinden dat de meest symbolische overblijfselen van een oorlog, die op zich een sterke vredesgedachte uitstralen, niet voor die erkenning in aanmerking komen.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, u hebt uitvoerig geschetst hoe complex dit dossier is. U hebt terecht de verschillende argumenten aangevoerd waarom we dit erfgoed als werelderfgoed moeten beschouwen. Dit dossier overstijgt Vlaanderen omdat het gaat over iets wat 100 jaar geleden de wereld in vuur en vlam zette. Laten we hopen dat de uiteindelijke beslissing positief is. Als dat niet zo zou zijn zal het alvast niet liggen aan de inzet van de minister-president. Die is groot, waarvoor dank.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik dank mevrouw Soens en alle commissieleden. Al jarenlang delen we dezelfde visie over dit dossier. We vinden het belangrijk om dit als werelderfgoed erkend te zien. We hebben daar enorm zware inspanningen voor gedaan. Ik heb het agentschap bedankt voor dit kolossale werk. Het eigenaardige is hier dat we pluimen krijgen voor de manier waarop het dossier is opgebouwd, de techniciteit, de historiciteit, de inbedding en het uitzonderlijk karakter, maar dat je dan botst op een negatief advies. Ik herhaal dat het een advies is en ik mag hopen dat het niet gepolitiseerd is.
Ik heb dit ook al vroeger gezegd, de vrees speelt mee dat het beschouwd wordt als een precedent, als het gaat om slagvelden in Vietnam, of om de Killing Fields in Cambodja, of de genocide in Rwanda. Dit is hier niet aan de orde, het gaat om oorlogskerkhoven en een drietal monumenten. Het gaat om herinnering en herinneringseducatie die zeer belangrijk is voor jonge mensen. We zien tot vandaag, 100 jaar na WO I, dat vanuit heel de wereld, en in het bijzonder vanuit de Commonwealth-landen, mensen van de derde of vierde generatie daar naartoe komen om te herdenken.
We zien daar uitzonderlijk ontroerende plechtigheden. De Menenpoort is een van de voorstellen die hierin vervat zitten, wereldwijd bekend met meer dan 50.000 namen van gevallenen die geen graf hebben gekregen, waar elke avond de Last Post wordt gespeeld, waar vertegenwoordigers van de landen wereldwijd naartoe komen. Ook dit heeft absoluut niets te maken met oorlog onder de aandacht brengen, het verheerlijken van geweld of wat dan ook. Het omgekeerde is waar. Dat hebben we ook opgenomen in de repliek, naast de technische opmerkingen.
Ik herhaal dat de eindbeslissing niet bij ICOMOS ligt, maar bij de 21 landen. Het nadeel is een beetje dat een aantal van de landen die nu lid zijn van het Werelderfgoedcomité er minder affiniteit mee hebben. Ik som ze even voor u op. Angola is daarbij. Gelukkig is Australië daarbij, dat een zeer grote betrokkenheid heeft en een groot voorstander is. Verder zijn er Azerbeidzjan, Bahrein, Bosnië-Herzegovina, Brazilië, Burkina Faso, China, Cuba, Guatemala, Hongarije, Indonesië, Kirgizië, Koeweit, Noorwegen, Oeganda, Saint Kitts en Nevis, dat is een deel van Brits West-Indië, Spanje, Tanzania, Tunesië en Zimbabwe. Toen we onze vergadering georganiseerd hadden, hadden we wel het voordeel dat de rapporteur, namelijk Hongarije, aanwezig was en ook drie vicevoorzitters, namelijk China, Brazilië en Spanje. Zij waren aanwezig op het moment dat we de 40 ambassadeurs bijeengeroepen hebben.
Diplomatiek laten we niet af. Bij elke ontmoeting die ik heb, breng ik het te berde. Ik hoop dat ook een aantal mensen onder u daarvoor eventueel initiatieven kunnen nemen. Ik bezorg de lijst van de leden aan de commissiesecretaris om aan u rond te delen. Je kunt de bilaterale ambassadeurs hier aanspreken maar die kennen dat dossier eigenlijk niet, het zijn de UNESCO-ambassadeurs die dat dossier opvolgen en daarbij betrokken zijn.
Collega Soens, u vreest dat er geen openstelling meer zou zijn. Daar is geen vrees voor. Ik heb het misschien een beetje verkeerd begrepen. Die sites blijven in alle geval wat ze zijn. We investeren daar ook volop in. Ik heb ook een beheersovereenkomst, een meerjarenovereenkomst, met de Commonwealth om die sites goed te restaureren en te onderhouden. De meeste zijn immers ‘Commonwealth cemeteries’.
Collega De Croo, ook Frankrijk blijft zich hiervoor inzetten. De Franse vertegenwoordiger was daar ook aanwezig en heeft ook een lans gebroken voor het dossier. Ik zal zeker niet beweren dat ICOMOS politiek geïnspireerd werd. Ik denk dat het gewoon te maken heeft met wat ik hier gezegd heb, namelijk de precedentswaarde. Maar dan vind ik toch dat ze de essentie van ons dossier en wat we beklemtonen eigenlijk negeren omdat we precies wel die andere klemtoon leggen. Het is een beetje irrationeel want het zijn experten, het zijn wetenschappers die moeten kijken naar het uitzonderlijk universele karakter. Die kerkhoven zijn uitzonderlijk. Ik heb u gezegd dat het de eerste keer in de geschiedenis is. Bovendien heeft de Conventie van Genève dat overgenomen, 11 jaar later in 1929. Men zegt dat elke gevallene een graf en een naamvermelding verdient. In dat opzicht kun je zeker zeggen dat het uitzonderlijk en universeel van karakter is. Maar goed, ik moet dit gremium niet overtuigen, iedereen deelt die mening, we staan er allemaal achter. Het zou goed zijn mochten sommigen onder u bij ontmoetingen contacten kunnen leggen. Ik zal de lijst aan de secretaris geven.
Het is dus in principe rond 15 mei. Het kan zijn dat er al een samenkomst geweest is. We weten dat niet, daar hebben we geen zicht op. We verwachten het advies rond 15 mei, maar dat is niet de eindbeslissing: die wordt in Bahrein genomen door de vertegenwoordigers van de landen. ICOMOS beslist niet. Ik herhaal: als ICOMOS negatief adviseert, zou het echt een primeur zijn als er toch een positieve beslissing zou komen.
De lijst wordt gekopieerd en zal u zo dadelijk bezorgd worden.
Mevrouw Soens heeft het woord
Het zou wel heel erg cynisch zijn als het niet goedgekeurd geraakt, want in de missie van UNESCO staat dat oorlog begint in de hoofden van mensen, maar ook dat vrede begint in de hoofden van mensen. Het zou dus eigenlijk net tegen hun missie ingaan als ze dit dossier toch niet zouden opnemen als werelderfgoed.
In verband met het nemen van initiatieven, zou het misschien niet slecht zijn om gezamenlijk met deze commissie vrij snel een initiatief te nemen om onze contacten bij UNESCO aan te spreken. Misschien kan dat het best gezamenlijk vanuit het parlement gebeuren in plaats van individueel, maar dat laat ik uiteraard over aan de commissie.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik zal misschien eerst contact opnemen met Dries Willems, onze vertegenwoordiger bij UNESCO, met de vraag of hij dat opportuun vindt en welke weg de beste is. U doet dan nog wat u wilt, maar dat is misschien beter.
Gezien het onderwerp ga ik tegen alle reglementen in. Ik hoop dat ik van de vaste voorzitter van de commissie niet naar mijn voeten zal krijgen, maar collega Daems had nog even het woord gevraagd.
Excuus dat ik wat later ben, maar ik was op het afscheidsdiner van de Chinese ambassadeur. U vraagt zich nu af wat dat daarmee te maken heeft. Ter informatie van de commissie: ambassadeur Xing wordt Deputy Director-General van UNESCO. Daarom haal ik het even aan. Ik heb hem vanmiddag aangesproken. Ik heb persoonlijk een goede band met de betrokkene. Er is ook een nieuwe directeur-generaal. Ik denk dat we in de nabije toekomst zeker op die persoon kunnen rekenen via een toch wel geprivilegieerde relatie. Ik wil dit gewoon even in de rand meedelen omdat het toevallig met UNESCO te maken heeft. Het is echt wel een interessant contact, waar we waarschijnlijk in de nabije maanden nog eens een kleine verplaatsing naar zouden kunnen doen. We hebben nogal wat centen en Cultuur heeft wat centen. Aangezien het over cultuur gaat, zou dat misschien te overwegen zijn. Ik zeg dit gewoon even om me te verontschuldigen dat ik wat later ben en de reden daarvoor te geven, maar er is toch een band met de commissie aangezien de betrokkene adjunct directeur-generaal van UNESCO wordt met ingang van mei. Dat is vrij snel. Ziedaar, dienstdoend voorzitter, die daarvoor geen ruzie krijgt van zijn effectieve voorzitter.
Dank u voor deze waardevolle aanvulling.
De vraag om uitleg is afgehandeld.